| |
| |
| |
A. Romein-Verschoor
De ontluistering van het sprookje
Wij kunnen het niet ontkennen, dat wij hier vanavond opkomen voor een - voorlopig althans - verloren zaak. Maar wij kunnen met Willem van Oranje, die een groot man was, zeggen dat er geen hoop op de goede afloop nodig is om iets te ondernemen en geen succes om er in te volharden. Volharding onder zeer moeilijke omstandigheden is terecht een van de grote deugden van Oranje genoemd. Ik neem aan, dat orangisten door dik en dun van heden zullen menen die deugd terug te vinden, die deugd vererfd zullen willen zien in een jonge vrouw, die als zijn nazaat beschouwd wordt. Het is overigens wel een heel verre familierelatie, die al lang verwaarloosd en vergeten zou zijn in burgerlijke families als de onze, waar men geen mythen in stand behoeft te houden. Over het gedrag van prinses Beatrix in de afgelopen maanden heeft de binnen- en buitenlandse pers ons uitvoerig en veelal met grote openheid ingelicht, vanaf die zo bijzonder gelegen gekomen indiscrete foto's aan het begin tot op het gesprek met de vertegenwoordigers van een aantal Amsterdamse Joodse kerkgemeenschappen van enige dagen geleden.
Wanneer ik die pers overzie, dan krijg ik minder de indruk van volharding dan van een eigenwijsheid en hooghartige koppigheid gepaard aan een slimme overrompelingstactiek, en dat alles ter wille van een zaak waarmee noch het landsbelang, wat ons allen aangaat, noch de belangen van de dynastie, waaraan ons minder gelegen kan zijn, gebaat is. Ik ben niet de eerste die dat opmerkt: zie de befaamde brief van de heer Nederhorst, die wel hevig aangevallen, maar bij mijn weten niet weerlegd is.
De regering heeft nu plotseling gemeend op een ogenblik, waar die koppigheid vele Nederlanders bijzonder tegen de haren streek: in de keuze van Amsterdam als plaats van het vorstelijk huwelijk, te moeten verklaren dat we met de koppigheid van die regering te doen hebben en niet die
| |
| |
van de prinses die er helemaal buiten blijft! En dat, juist omdat bij de wet toestemming tot het huwelijk wordt gegeven, het een staatsrechtelijk evenement zou zijn, waarbij het prestige in binnen- en buitenland eist, dat de huwelijksvoltrekking in Amsterdam, de hoofdstad des lands plaats heeft. Nu dienen hierbij twee dingen te worden opgemerkt: formeel gaat het hier misschien om de goedkeuring van het huwelijk, feitelijk gaat het er om of na dit huwelijk waar niemand gerechtigd is iets tegen in te brengen de prinses nog geschikt wordt geoordeeld voor de functie van troonopvolgster. Zo gezien is haar geval niets uitzonderlijks. Er komen dagelijks vrouwen voor de beslissing te staan een gekozen roeping of functie voor een huwelijk op te geven. Dat betekent dus, dat alle Libellepraat over wreed gescheiden geliefden.... Libellepraat is: het staat de prinses volkomen vrij om te trouwen met wie zij wil en ze is bovendien in de gelukkige omstandigheid, dat zij niet, zoals zo vele anderen, bij het verlies van haar functie zich zorgen om het bestaan van zichzelf en haar gezin zou behoeven te maken. Een tweede punt is, dat het wel heel vreemd aan doet, dat het prestige naar binnen en naar buiten een huwelijksplechtigheid zou vereisen in Amsterdam, dat nu juist de laatste tijd als ‘hoofdstad des lands’ zo danig verwaarloosd wordt door de regering en waar nog nimmer een Oranje-huwelijk gesloten is. Geen zorg dus over het verbreken van een traditie.
Een opinie-onderzoek in deze zaak heeft uitgewezen, dat slechts 30 pct. van de Nederlanders zich tegen verklaarden, de overgrote meerderheid van de rest vóor. Daarbij dient men zich in een democratie neer te leggen. Maar diezelfde democratie laat wel toe, neen, legt ons op er op te wijzen, dat al wie, al is het maar een paar uur, met een lijst van het anti-comité gewerkt heeft, dezelfde ervaringen opdeed: heel veel mensen durfden niet te tekenen: voor hun baas, voor hun familie, voor hun milieu. Ik heb daarentegen nooit gehoord dat iemand bang was zich vóor te verklaren.
Nu is het onwaarschijnlijk, dat al de voorstemmers zoveel moediger mensen zouden zijn. Ik geloof eerder - en dat is niet alleen een zaak van geloof, maar van ervaring - dat de vóormensen zich veel gauwer boos maken, ook meer
| |
| |
anderen hun mening willen opdringen, zo van: daar is de deur, ik duld niet dat in mijn huis....’ of achter op de tram: ‘hou-me-vast-of-ik-bega-een-ongeluk!’ Men zegt wel, dat wie in een discussie boos wordt, zich verraadt als de partij die ongelijk heeft. Ik heb tegenstemmers nooit horen uitvaren, voorstemmers vaak. Waar ligt dat aan? Hieraan, geloof ik, dat de voorstemmers overwegend van irrationele motieven uitgaan, zoals de hele vorstenverering, de verheerlijking van de gezalfden des Heren in de irrationele sfeer ligt. Er is een tijd geweest, dat zieken en gebrekkigen neerknielden om de zoom van het vorstelijk kleed te kussen in de hoop op een wonderbaarlijke genezing. Nu we dit fetisjisme te boven zijn tracht men die irrationele impulsen te rationaliseren. B.v.: wij hebben zo veel aan het Huis van Oranje te danken. Daar gelaten dat dat niet rechtvaardigt wat er nu en hier gebeurt: maar hoe ziet de balans er na die ene grote Oranje uit? Maurits was een bekwaam soldaat, maar zijn politiek optreden heeft het nederlandse volk weinig goed gedaan. Bij Frederik Hendrik zitten we al midden in de dynastieke politiek en daar zijn we zo lang het stadhouderschap en het koningschap macht betekenden niet meer van losgekomen.
Maar het gaat niet om de traditionele zegeningen voor het Nederlandse volk van een Huis, dat al lang uitgestorven is en dat, ook als het dat niet was, geen enkele zekerheid biedt voor het opleveren van een goed en bekwaam staatshoofd. Het gaat om het handhaven van het sprookje, men wil blijven geloven in Goede en Nobele Vorsten en Edele, Schone Prinsessen, allemaal met hoofdletters. Dat geloof houdt in onze tijd geen stand, het bezwijkt juist aan de middelen, waarmee men het meer dan levensgroot tracht te maken, de publiciteitsmiddelen, de interviews, de autobiografieën en de multicolor films. Het sprookje laat zich niet handhaven, want niemand kan zijn ogen sluiten en zijn oren dichtstoppen en zich geheel onttrekken aan het kennisnemen van het al te menselijke in het gedrag van vorstelijke personen, dat in de krant, de film, de televisie voor ons wordt opengelegd. Wie zich het sprookje ziet ontgaan wordt boos, niet boos op de zichzelf ontluisterende sprookjesfiguren, die mensen blijken te zijn, maar op hen die de
| |
| |
redelijke consequenties trekken uit die ontluistering.
Ik wou nog iets zeggen over wat voorlopig het laatste bedrijf is van deze trieste geschiedenis: de zaak al of niet Amsterdam en de onderhandelingen daarover met besturen van joodse kerkgenootschappen eerst door de regering, toen ook bij aanwezigheid van de prinses en haar verloofde.
Eerst iets over de amsterdamse reacties: enkele gemeenteraadsleden hebben openlijk hun ergernis uitgesproken over deze klap in het gezicht van Amsterdam. Maar er zijn ook andere geluiden; ‘In ambtelijke kringen rondom het gemeentebestuur’, lees ik in de N.R.C. ‘.... overheerst het gevoelen, dat het goed is voor de stad weer eens in het middelpunt van de belangstelling te staan’ en daarbij sluit de wat serviele uitspraak van een katholiek raadslid aan: ‘De stad is de laatste tijd toch al veel te weinig een hoofdstad geweest, en dit huwelijk zal Amsterdam weer recht doen’. Maar het meest moeten we de oprechtheid prijzen van het V.V.D. raadslid Le Cavalier, die hartelijk zegt in te stemmen met het regeringsbesluit ‘niet alleen omdat Amsterdam de enige plaats is die in aanmerking komt, maar ook omdat zo'n evenement veel binnen- en buitenlandse gasten zal trekken, hetgeen voor het zakenleven slechts gunstig kan zijn’. En, nietwaar, wat ligt ons nader aan het hart dan de bloei van het zakenleven. Leve de V.V.V.-politiek van de V.V.D.!
En dan is er naar mijn mening nog een van de ergste ‘vergissingen’ om het zo maar te noemen, door wie dan ook begaan en voor wiens verantwoording dan ook in deze hele tragicomedie. Ik bedoel het overleg met de Joodse Raad, pardon met de besturen der joodse kerkgenootschappen. U begrijpt dat ik me niet toevallig verspreek. De regering staat helaas niet alléén in haar oordeel, dat tegenover het gebeurde in de tweede wereldoorlog een vergeven en vergeten past, maar dat we natuurlijk wel de gevoelens moeten ontzien van de slachtoffers en hun nabestaanden. Zij maakt de indruk dat te doen van uit een typisch duitse mentaliteit en instelling: door met de Amsterdamse joodse kerkbesturen als vertegenwoordigers van de slachtoffers te onderhandelen. Want 1e zijn er ook andere slachtoffers dan joodse
| |
| |
en joden buiten Amsterdam, 2e zijn niet alle joden lid van de kerkgenootschappen, maar vooral: in Duitsland mogen dan nog vertegenwoordigers van de joodse ‘gemeinschaft’ optreden, in Nederland, waar we nooit een ghetto gekend hebben zijn de joden evenmin een aparte groep als de afstammelingen van de Hugenoten of de mensen die sproeten hebben. Daarom sprak ik van een joodse raad, die overigens, als die andere, met een kluitje in het riet gestuurd schijnt te zijn.
We moeten bovendien los komen van de gedachte, dat het vergeven en vergeten uitsluitend een zaak is van hun, die persoonlijk leed en schade van de bezetting ondervonden hebben en dat we tot de orde van de dag kunnen overgaan, zodra de laatste tranen gedroogd zijn. Want de menselijke waardigheid van ons volk, van alle volken, ook van het duitse is geschonden. Wat praat men dan nu na 20 jaar van vergeven en vergeten, wanneer onze schoolboekjes nog vol staan over de slechte Spanjaarden van 1568 en de kale Fransen van 1795? Vergeven is daar aan toe, maar vergeten zou een ernstig tekort aan waakzaamheid betekenen tegenover een toekomst, waarop we gezien het huidige bestel in Duitsland alleen al, helemaal niet zo gerust kunnen zijn.
Als deze hele episode één voordeel heeft opgeleverd, dan zie ik dat in een groeiende openheid en ontmaskerende nuchterheid bij althans een deel van ons volk tegenover het sprookje van het koningschap, dat de ware tegenstellingen en moeilijkheden in ons land verdoezelt. Want is het eigenlijk niet treurig, dat er minder beroering is over die slepende nationale ramp de woningnood en de woningzwendel dan over het voortbestaan en prestige van een uit de tijd geraakte instelling, die - ook dit een aantasting van de menselijke waardigheid - een groepje vorstelijke personen - ook vorsten zijn mensen - bij de huidige publiciteitsmiddelen tot kijkdieren maakt.
Deze gezonde nuchterheid komt duidelijk naar voren in het besluit van de P.S.P. zich vóor de republiek uit te spreken. Niet dat daarmee ons heil verzekerd is. Ook de republiek kan een sprookje worden. Ik behoef u maar te herinneren aan dat grote sprookjesboek dat Mein Kampf heet of
| |
| |
aan dat nog ongeschreven sprookjesboek, dat Ma Lutte pour la gloire de la France zou kunnen heten. De republiek is geen toversleutel, de democratische republiek is hoogstens een soort veiligheidsslot. Als iedere democratische staatsvorm vereist ze de voortdurende waakzaamheid en het voortdurend actief meeleven van de burgers, waar ook deze bijeenkomst een uiting van is.
Rede, uitgesproken op 8 november 1965 op een vergadering van de P.S.P. te Amsterdam.
|
|