schijnt men echter op een zestal jaren niet veel te kunnen, mogen groeien. Nochtans gebeurt er in een leven op zes jaar tijd heel wat. Ik bedoel dat ik met Babetje iets heb vertolkt dat niet Babetje is, maar waarvoor Babetje als spiegel dient, zoals trouwens al mijn romanfiguren voortaan een spiegel zijn.
Een spiegel dan waarin zich niet een persoon staat te bewonderen, maar waarin een idee, een ervaring en een levensbeschouwing gestalte krijgt.
Maar een voyeur is een vent behept met een afwijking, hij ziet niet recht en hij loert door een eng gaatje.
Nu moet ik wel zeggen dat het gaatje van van Aken me nog enigszins groter lijkt dan dat van Lampo. Lampo draagt er nog oogkleppen bij. Hij is een paard dat ergens een prikkel heeft ondergaan en op hol geslagen is. Hij draaft maar door en struikelt zich ongelukkig over zijn eigen woorden. Of het erger is zou ik niet zo beweren, ik zou het eerder durven stellen dat van Aken verstandiger is, zodat het misschien toch waar is dat hij ‘de enige is om gelijkenis te zien, en tegelijk het verschil’, maar hij moet dan ook konsekwent blijven en doorbijten tot het bittere (voor mij dan waarschijnlijk) einde en zich niet wentelen in een valse naastenliefde.
Iedereen die over boeken of schrijvers pent heeft het recht te veroordelen wanneer hij met voldoende bewijzen voor de dag kan komen. Ik heb elders al geschreven dat ik de bladzijden die Piet van Aken in het NVT vult de beste vind die in dat tijdschrift te vinden zijn. Dat meende ik en dat meen ik nog steeds. Na wat ik ooit van hem als novellist en romanschrijver las, zijn deze pagina's voor mij een openbaring geweest. Ik geloof alleen dat hij zich te gemakkelijk in jeugdige overmoed (niettegenstaande zijn ouderdom) vergalopeert. Het komt me inderdaad voor dat hij als ‘heidens lezer’ nog moet groeien, een en ander tot bezinking moet laten komen en dan het voor en tegen wegen. Bovendien is het een feit dat ‘jeugdige’ personen zich vaak te gemakkelijk in het zog van een mode laten meeslepen. Van Aken is op dit ogenblik nog steeds een voyeur en geen observator, en dat verwijt ik hem.
Marc Andries