De Nieuwe Stem. Jaargang 20
(1965)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 688]
| |
W.F. Wertheim
| |
[pagina 689]
| |
senmateriaal en voedsel. Bijna een half miljoen van deze ‘squatters’ vonden daar diep in het binnenland een sober, maar min of meer zelfstandig bestaan. In het belang vooral van de grote Britse rubberondernemingen werd door de Engelsen een intensieve strijd tegen deze Chinese enclaves ontketend - met de bedoeling om de rubbertuinen weer in exploitatie te brengen, de Chinese squatters hun alternatieve levenswinning te ontnemen en ze zo te dwingen als arbeiders op de rubberondernemingen in dienst te treden. Uiteraard werd de strijd in ideologische termen gepresenteerd als een strijd tegen het communisme. Een belangrijk onderdeel van deze strijd was de gedwongen verplaatsing van de Chinese squattersbevolking naar met prikkeldraad omringde dorpen. Verder werden ook om de rubberondernemingen heen versterkingen aangelegd, en de arbeiders werden gedwongen binnen het territoir van een onderneming te wonen. De strijd had succes. De squatters lieten zich verplaatsen, daar zij zich altijd bewust waren gebleven van de wankelheid van hun aanspraken op de grond die zij bewerkten. Nu hun een alternatieve broodwinning werd geboden, verzetten zij zich niet al te hard tegen de gedwongen ‘resettlement’. Tenslotte was Malaya niet het land in de bodem waarvan deze Chinezen van generatie op generatie wortels hadden. De strijdgroepen verloren hun basis van voedselbevoorrading op het Maleise platteland, en konden het niet volhouden tegen de gecombineerde macht van Britse en Maleise strijdkrachten, die morele en economische steun kregen van de Chinese brave burgers uit Singapore, welke een eind wilden zien komen aan de gewapende strijd.
Milton Osborne nu gaat in zijn studie na, waarom de successen, die in Malaya werden behaald, in Zuid-Vietnam bij de aan Malaya ontleende vorm van strijd tegen communistische guerillas achterwege bleven. De strategie was zelfs tot in details op het Maleise voorbeeld geïnspireerd. Tot zelfs de strijd met chemische stoffen, uit vliegtuigen op de bossen uitgestrooid om de bomen te ontbladeren, is aan het model in Malaya ontleend. Alleen waren in de dichter bevolkte streken van Zuid-Vietnam de gevolgen nog veel funester: niet alleen de rimboe, maar ook voedselgewassen gingen | |
[pagina 690]
| |
er aan...! Ngo-Dinh Diem en zijn clan hadden hun hoop op het strategische dorpen-project gesteld, evenals Mac Namara en zijn adviseurs. Een tijd lang werden de meest enthousiaste berichten over de voortgang van het project verspreid. Totdat.... het volledig falen ervan een algemeen erkend feit is, en Osborne het nog slechts van belang vindt te analyseren, waaraan het falen moet worden toegeschreven. Het antwoord, dat hij geeft, is in wezen doodeenvoudig. In tegenstelling tot de Chinezen in Malaya vormen de Zuid-Vietnamezen in hun land de inheemse, met de grond vergroeide bevolking. De weerstand om hun grond te verlaten was daarom veel sterker dan onder de Chinese ‘squatters’. Maar veel belangrijker nog is, dat terwijl de Chinese guerillas door het ‘resettlement’ programma konden worden afgesneden van hun voedselbasis, dit in Zuid-Vietnam onmogelijk is. Immers Zuid-Vietnam levert, aldus Osborne, een surplus aan rijst op. Maar dit argument betekent in wezen, dat men in Zuid-Vietnam geen splitsing kan maken - zoals in Malaya - tussen strijdgroepen en boeren. Zij zijn, in hoofdzaak, identiek. In feite werd dit ook erkend in de volgende, door Osborne geciteerde uitspraak van Ngo-Dinh Diem's destijds machtige broer Ngo-Dinh Nhu: ‘Daar wij niet wisten waar de vijand was, misten wij negen van de tien keer dat wij een militaire operatie begonnen, de Viet-Cong, en de tiende keer sloegen we raak.... maar op het hoofd van de bevolking.’Ga naar voetnoot1) In feite is de situatie, wanneer Amerikaanse ‘bevrijders’ op zoek zijn naar de Viet-Cong, nog altijd precies net zo. Deze boeren hadden dus geen enkel belang, zich te laten opdrijven naar de versterkte dorpen. Bovendien, schrijft Osborne, hadden zij als kleine pachtertjes jarenlang geen pacht betaald aan de in de stad wonende ‘absentee’ grootgrondbezitters. In tegenstelling tot de Tonkin Delta in Noord-Vietnam, waar het grondbezit wel sterk versnipperd was, maar de grote massa toch uit zelfstandige keuterboertjes bestond, was al vóór de oorlog het grootgrondbezit en de wijde verbreiding van het pachtsysteem een van de ernstigste problemen in het Zuiden. De Zuid-Vietnamese regering | |
[pagina 691]
| |
heeft, in tegenstelling tot die van Noord-Vietnam, geen serieuse poging gedaan om landhervormingen door te voeren; integendeel, zij streefde er naar de macht der landlords te herstellen. De regering van Zuid-Vietnam vertegenwoordigde ‘in de ogen van de boeren de afwezige landheren die pacht wilden heffen van gronden, die de boeren gedurende vele jaren zonder pacht te betalen hadden bewerkt.’Ga naar voetnoot1) Begrijpelijk, wanneer men bedenkt, dat volgens de wet op landhervormingen die door Diem's regering op stapel werd gezet, aan ‘absentee landlords’ nog altijd een maximum van 100 ha rijstland werd toegestaan, en aan die eigenaars welke zelf ook nog enige landbouw uitoefenden zelfs van 130 ha. Bovendien: de Minister voor Landhervormingen was zelf grootgrondbezitter en saboteerde de uitvoering van zijn eigen wetgeving.Ga naar voetnoot2) Osborne's conclusieGa naar voetnoot3) is dan ook veelzeggend: ‘Hoewel er in het verleden infiltratie en leiding vanuit het noorden heeft plaatsgevonden en nog steeds plaatsvindt, schijnt het vast te staan, dat de grote massa van de opstandelingen mensen van het zuiden zijn.’ In het augustusnummer van De Nieuwe Stem heeft Carlier dit al duidelijk uitgesproken. Voor deze brede boerenmassa waren de ambtenaren van Ngo-Dinh Diem's regering een vreemd gezag, My-Diem (Amerikaans-Diem); en de ‘strategische dorpen’ waren voor hen niet anders dan concentratiekampen. Diem is er niet meer - maar de Amerikanen groeien nog steeds in aantal, zo al niet in prestige en feitelijke macht. In Saigon trekken ze nog aan de touwtjes - en om de paar maanden springt er weer een nieuwe Jan Klaassen op het podium, als beschermeling van de ‘vrije wereld’. Die van vandaag heeft kort geleden verklaard, grote bewondering te hebben voor Hitler. Waarom ook niet? En hiermee is dan ook volkomen duidelijk gemaakt, dat het vraagstuk van het communisme in Azië fundamenteel anders ligt dan in Europa. In de Oost-Europese landen hebben bepaalde elementen van het communistisch beleid, | |
[pagina 692]
| |
met name de collectivisaties, ernstig verzet gewekt bij de boerenbevolking. De boerenmassa's in Zuid-Vietnam zien het perspectief van een communistische overwinning niet als een dreiging van onvrijheid en onderdrukking, maar integendeel als een belofte van bevrijding van de druk van grootgrondbezit en economische uitbuiting. Zij weten, dat de communistische revoluties in China en Noord-Vietnam de massa der kleine boeren het uitzicht hebben gegeven op een betere toekomst - een uitzicht dat in andere delen van Zuidoost Azië, zolang de huidige structuur geen verandering ondergaat, ontbreekt. Die hun bij deze strijd om bevrijding en een betere toekomst in de weg staan, zijn vreemdelingen, Amerikanen - dezelfde Amerikanen die, tot nu toe gesteund door de Britse Labour-regering, pretenderen de vrijheid van de Aziatische volken te verdedigen. In Europa geldt op het ogenblik de Berlijnse muur als symbool van de onvrijheden binnen het communistische stelsel. Welnu: de ‘vrijheid’ die de Britten en Amerikanen proberen te brengen was van een nogal eigenaardig soort, wanneer die moest worden gebracht en verdedigd achter prikkeldraad. In Zuid-Vietnam is er niet genoeg prikkeldraad om ‘de vrije wereld’ te beschermen. Het is de vraag, of er in Malaysia genoeg prikkeldraad zal beschikbaar zijn wanneer de arbeidersbevolking een volgende keer de macht van de grote rubberondernemingen op de proef zal stellen - een macht, waarop niet alleen de ‘Aziaat’ Tengku Abdul Rahman maar ook de ‘socialist’ Harold Wilson hun ‘Malaysia’-politiek tot vandaag toe laten steunen. De Chinezen van Singapore zijn al hard op weg, het te laten afweten. Een volgende keer zullen zij de Britse rubberondernemingen niet meer steunen. In Serawak worden Chinezen alweer achter prikkeldraad gezet. De schrijver van The First Falling Domino (bedoeld wordt: Singapore) in de New Statesman van 13-8-'65 heeft gelijk. Het bouwsel van dominostenen stort ineen - maar niet door druk uit het noorden, maar van binnen uit.
Amsterdam, 15 september 1965. |
|