| |
| |
| |
A.Z. van 't Hoff Stolk-Huisman
Janouchs gesprekken met Kafka
Zojuist is bij Em. Querido's Uitgeversmaatschappij N.V. te Amsterdam de eerste volledige uitgave van Janouchs Gesprekken met Kafka verschenen. Dit betekent, dat een werk dat sinds 1951 als ‘gecastreerd geschrift’ gelijk Janouch zelf het noemde, toegankelijk was, nu in zijn geheel - voor slechts weinig Kafka-kenners verstaanbaar en als wetenschappelijke bron onbruikbaar - verkrijgbaar is. De Fischer-Verlag merkt lakoniek op: ‘Es tritt also der seltene Fall ein, dass eine Uebersetzung früher auf dem Markt ist als die Originalfassung’. Laten wij ons slechts verwonderen en er ons niet over opwinden. Naar de Fischer Verlag meedeelt mogen we de originele uitgave in het komende jaar tegemoet zien.
De waarde en het belang van deze gesprekken staat onomstotelijk vast. Door twee kroongetuigen wordt de echtheid ervan bevestigd. Toen Max Brod, die Kafka als student leerde kennen en sindsdien in hechte vriendschap met hem verbonden bleef, het manuscript onder ogen kreeg, was het hem alsof zijn vriend plotseling weer levend was geworden: ‘Opnieuw hoorde ik hem spreken, zag zijn stralende, levendige blik op mij rusten, onderging ik zijn stille, smartelijke glimlach. Ik voelde mij door zijn wijsheid gepakt en ontroerd.’ Voor Dora Dymant, de gezellin van Kafka's laatste levensjaren, betekende het werk ook een laatste ontmoeting met de meer dan twintig jaar geleden gestorven geliefde. Diep ontroerd herkende zij stijl en denkwijze onmiskenbaar Kafka eigen.
Kort na de publicatie van wat Janouch ook de ‘verminkte romp’ noemt, verschenen er vertalingen in het Frans, Italiaans, Zweeds, Amerikaans, Zuidslavisch, Spaans en Japans. Er bestaat geen wetenschappelijk werk over Kafka, waarin niet Janouchs gesprekken worden aangehaald.
De titel is niet van Janouch afkomstig; hij noemde deze gesprekken Kafka sagte mir. De Fischer Verlag gaf er de
| |
| |
naam Gespräche met Kafka aan, waarschijnlijk welbewust een toespeling op Eckermanns Gespräche mit Goethe in seinen letzten Lebensjahren, waaruit fragmenten voorkwamen in het door Kafka op het gymnasium gebruikte Deutsches Lesebuch. Dat Kafka aan Eckermanns Gespräche aandacht heeft geschonken blijkt uit de aanwezigheid van dit werk in zijn bibliotheek. We mogen de door de uitgever gekozen titel wel als aan Kafka gebracht eerbetoon opvatten. De omstandigheden waaronder beide werken tot stand zijn gekomen kan men vergelijken, gelijk zijn zij zeker niet. Goethes grootheid was reeds algemeen erkend, de hoge rang van Kafka's schrijverschap stond nog slechts voor enkelen vast. Eckermann heeft met Goethe overleg gepleegd over de publicatie van de gesprekken, Kafka wist niet, dat Janouch ieder woord uit zijn mond optekende en er twintig jaar later toe moest worden overgehaald het publiek in zijn herinneringen te laten delen. Eckermann werd door Goethe als medewerker, wiens hulp hij dringend nodig had geëngageerd; door bemiddeling van Janouchs vader, die evenals Kafka op de Arbeiterunfallversicherungsanstalt werkzaam was, kwam het kontakt tussen Janouch en Kafka tot stand. Eckermann was een volwassen man, toen hij, 30 jaar oud, Goethe met wie een leeftijdsverschil van 43 jaar bestond, zijn eerste bezoek bracht; Janouch een 17-jarige schooljongen, voor wie de twintig jaar oudere Kafka vaderlijke belangstelling toonde.
Er zijn meer getuigenissen van Kafka's vaderlijke liefde en zorg: In Der Monat I. Jg Heft 8/9 vertelt Dora Dymant hoe zij Kafka tijdens een verblijf aan de Oostzee leerde kennen: ‘Abends sassen wir alle auf Bänken an langen Tischen. Ein kleiner Junge stand auf und wurde als er hinausging so verlegen, dass er hinfiel. Kafka sagte zu ihm mit vor Bewunderung leuchtenden Augen: ‘Wie geschickt bist du gefallen und wie geschickt wieder aufgestanden’.
De Praagse journalist F.R. Kraus leerde Kafka door een ongelukkig toeval kennen. Zijn vader was met verlof van het front gekomen. Voor het feestelijk onthaal moest de ongeveer twaalfjarige Franzl in een kostbare glazen kan bier halen. Op de terugtocht struikelt hij: kan stuk, bier weg. Hij wordt dan getroost door Kafka, die in de jaren 1915-1916 een kamer bewoonde in het huis ‘Zum goldenen
| |
| |
Hecht’, waarin een brouwerij en taplokaal gevestigd waren. Kafka zorgt voor een kan, laat opnieuw bier geven en brengt de jongen naar huis. Kafka begeleidt ook de familie naar het station, als de vater weer afscheid moet nemen om zijn plicht als soldaat te doen. Franzl bezoekt dr. Kafka regelmatig. Het uitgangspunt van de gesprekken, die in Tsjechisch gevoerd worden, is het Duitse gymnasium, waarvan de één leerling de ander oudleerling is. Ter ere van de zestigjarige verjaardag van Kraus is het verhaal van deze vriedschap afgedrukt in Die Zeit van 4 oktober 1963.
Ook Janouch is, al bevalt hem dit niet helemaal, voor Kafka een kind: ‘Ein Kind sind Sie.’ Mein Kinn begann zu zittern. ‘Sehen Sie, Herr Doktor, ich denke immer, dass Sie zu mir nur darum so lieb sind, weil ich noch ein dummes unerwachsenes Kind bin.’ ‘Sie sind für mich ein junger Mensch’, sagte Franz Kafka. ‘Sie haben Zukunftmöglichkeiten, die andere schon verloren haben....’
Beiden, zowel Kafka als Janouch, bevinden zich in de tijd van hun vriendschap in grote spanningen. De veelzijdig begaafde Janouch, wiens ouders in een echtscheidingsproces gewikkeld zijn, zoekt steun bij Kafka, die in deze jaren 1920-1921 de gelukbrengende maar toch zo smartelijke liefdesverhouding met Milena Jesenska beleeft. In de Briefe an Milena, die na de oorlog uit het duister van een Praagse bankkluis aan het licht zijn gekomen en in 1952 door Willy Haas uitgegeven zijn, treedt Janouch op, wel niet met name genoemd maar toch duidelijk herkenbaar en niet slechts figuurlijk: terwijl Kafka aan Milena schrijft komt Janouch binnen: ‘Eben war wieder der Dichter-Graphiker (hauptsächlich aber ist er Musiker) bei mir, er kommt immerfort, heute brachte er mir zwei Holzschnitte (Trotzki und eine Verkündigung, Du siehst seine Welt ist nicht klein);.. Nun aber, dann kam das Telegramm; während ich es las und las und nicht zuende kam mit Freude und Dankbarkeit, erzählte er unbeirrt weiter (dabei will er nicht etwa stören, nein, gar nicht; sage ich, dass ich etwas zu tun habe und sage ich es laut, so dass es ihn weckt, bricht er den Satz in der Mitte ab und läuft weg, ganz unbeleidigt).’ (S. 124) en verder: ‘Und jetzt noch der Dichter...., er ist auch Holzschneider, Radierer und geht nicht weg und ist so voll Leben, das er alles auf mich hinauswirft und sieht, wie ich vor
| |
| |
Ungeduld zittere, die Hand über diesem Brief zittert, der Kopf liegt mir schon auf der Brust und er geht nicht fort, der gute, lebendige, glücklich-unglückliche, aber mir gerade jetzt entsetzlich lästige Junge.’ (S. 147).
Stellen wij hiertegenover het antwoord, dat Kafka op Janouchs vraag ‘Stoor ik niet?’ gaf: ‘Een onvoorzien bezoek als stoornis te ondervinden is een onfeilbaar teken van zwakheid, een vlucht voor het onvoorziene. Je verbergt je in een soort privé-bestaan, omdat je de kracht mist de wereld het hoofd te bieden. Het bestaan is voor alles een met-de-dingen-zijn, een dialoog. Daar mag je je niet aan onttrekken. Je kunt altijd en wanneer je maar wilt bij mij komen’, dan is het wel duidelijk, dat Kafka op deze wijze het gestoord worden, dat hij zich zelf oplegde, bevorderde.
Kafka's steun ontvalt Janouch, wanneer Kafka in juli 1922 de dienst in de Arbeiterunfallversicherugsanstalt verlaat. Twee jaar later, 21 dagen nadat zijn vader zelfmoord heeft gepleegd, bereikt Janouch het bericht, dat Kafka is gestorven. In een brief van mei 1947 wendt Janouch zich tot Max Brod: ‘Ich weiss nicht ob Sie sich meiner noch erinnern. Ich bin jener Musiker, über den Sie kurz vor Ihrer Abfahrt von hier im Prager Tagblatt berichtet haben.’ De aanleiding tot dit schrijven was, dat vrienden Janouch duidelijk gemaakt hebben, dat zijn herinneringen aan Kafka niet uitsluitend zijn persoonlijk eigendom zijn, dat de gesprekken, die Kafka met Janouch gevoerd heeft, een deel van Kafka's oeuvre uitmaken. Kostte het al moeite Janouch tot publicatie over te halen, hiermee was nog slechts de eerste hindernis genomen. Wanneer ergens dan geldt bij Kafka's werk, dat boeken hun eigen lotgevallen hebben. Dat zijn literaire nalatenschap - met de uitgave waarvan in 1935 in Berlijn een begin werd gemaakt en waarvan de toen verschenen delen slechts door Joodse boekhandelaren aan joodse lezers verkocht mochten worden (vgl. Der Monat Jg I H 8/9 S. 95) - ons bereikt heeft, is het gevolg van twee op zich zelf onvergeeflijke daden: de harteloze onverschilligheid waarmee Kafka's vader manuscripten, brieven en tekeningen van zijn zoon aan Max Brod ter hand stelde om er naar believen mee te handelen en het wel overwogen niet gevolg geven door Max Brod aan de wilsbeschikking van Kafka zijn nagelaten werk te vernietigen. Er komt nog
| |
| |
bij dat deze literaire nalatenschap als bagage van Brod met de laatste trein uit Praag ontsnapte, terwijl het Tsjechisch-Poolse grensstation reeds door Duitsers bezet was! Milena's brieven lagen jarenlang in een bankkluis en overleefden daar bezetting en oorlog.
En nu Janouchs aantekeningen: de vrouw van een Praags musicus, Jana Vachovec, tikte Janouchs manuscript en voegde er onder de naam Alma Urs opmerkingen aan toe. Zij zond de copie zonder Janouchs weten aan Max Brod in Tel Aviv. Ongeveer tegelijkertijd moet Janouch aan Max Brod geschreven hebben. Zowel Janouch als Max Brod berichten over de nu volgende periode. Zonder succes worden door Janouch en zijn vrienden pogingen ondernomen kleine uitgeverijen in Stockholm en New York voor de gesprekken te interesseren. Eindelijk, december 1949, ontvangt Janouch Brods antwoord gedateerd 14 december 1947! Brod heeft het manuscript met grote vertraging ontvangen, drukke werkzaamheden verhinderden hem er voorlopig kennis van te nemen, tot zijn secretaresse hem op het belang ervan opmerkzaam maakte. Brods aan Janouch doorgegeven conclusie is: een goed, informatief en belangrijk boek, waar hij graag moeite voor wil doen. Janouch geeft Brod de vrije beschikking over het manuscript, dat 1951 bij Fischer in druk verschijnt.
Nu breekt voor Janouch pas de ellende aan: aan het boek ontbreekt ongeveer drie zevende deel van de oorspronkelijke tekst. Janouch begrijpt er niets van: waarom heeft Brod de passages weggelaten, waaruit ‘Kafka's’ diepe belangstelling in de geschiedenis van Praag, zijn fantastisch vasthouden aan de dubbelzinnige betekenissen van de taal, het sarcasme, waarmee hij de pseudo-socialistische partijbonzen becritiseerde, zijn reële blik op iedere soort van illusie, en zijn beslist kritische aanpak' blijkt? Janouch acht zich gebonden, doordat hij Brod de vrije beschikking over het manuscript heeft gegeven. Hij vraagt Brod dus niet om inlichtingen, maar voelt zich diep ongelukkig, omdat zijn Kafka-beeld nu onvolledig, ja zijns inziens verminkt is overgeleverd. Iedere keer als er Kafkakenners in Praag komen, wordt Janouch aangespoord zijn Kafkaherinneringen in onverkorte vorm te publiceren, maar hij is machteloos, hij heeft geen copie meer.
| |
| |
Het was Janouch in de afgelopen jaren slecht vergaan: hij heeft in de illegaliteit gewerkt, was na de oorlog op valse beschuldigingen gearresteerd, zijn vrouw was na langdurige ziekte gestorven, zijn dochter bij een motorongeluk omgekomen: hij was er lichamelijk, geestelijk en economisch miserabel aan toe. Het enige, dat hem voor het einde nog overbleef was orde op zaken te stellen; hij ging naar zijn oude woning, sorteerde wat hij daaruit mee wilde nemen, zocht een koffer, vond er één vol restjes wol, breinaalden, lappen, patroontjes, keerde hem om en daar lagen onderin de verloren gewaande, ontbrekende gedeelten van het manuscript! ‘Jana Vachovec had in haar goed bedoelde ongeduld gewoonweg niet het gehele manuscript aan Brod gezonden’.
De kritische lezer, die de Gespräche mit Kafka vergelijkt met de Gesprekken met Kafka, kan zich niet aan de indruk onttrekken, dat bij het wegvallen van de ontbrekende gedeelten niet puur toeval maar gericht overleg van invloed is geweest. De Gespräche mit Kafka vormen een geheel; dat moet ook Brods indruk zijn geweest. Dat Jana Vachovec ‘in haar goed bedoeld ongeduld’ slechts een gedeelte van het manuscript verzonden zou hebben is onwaarschijnlijk. Heeft zij als Alma Urs het volledige manuscript reeds voor de uitgave van de Gespräche van aantekeningen voorzien of heeft zij er later aan het in de Duitse uitgave ontbrekende toegevoegd? Zij moet, indien zij het tenminste is geweest, die een gedeelte van het manuscript heeft achtergehouden, ondanks haar ongeduld met zorg gesorteerd hebben: behalve de door Janouch genoemde onderwerpen ontbreken zo goed als alle opmerkingen over Engelse en Franse auteurs, over Chinese schrijvers en wijsgeren. Ook uitweidingen over Janouchs persoonlijk leven, zijn dromen, de ruzies tussen zijn ouders komen in de Duitse uitgave niet voor. De verklaring, die Janouch in zijn Nawoord geeft, is ten enen male ontoereikend. Er zal een grondig onderzoek nodig zijn om het verschil tussen beide uitgaven nauwkeurig vast te stellen en een verklaring te geven door wie en waarom het tot stand werd gebracht. Bestaat er misschien enige samenhang tussen de bewerking voor de Duitse uitgave en die voor een Tsjechische, welke Janouch omstreeks 1930 op verzoek van Josef Florian, de
| |
| |
uitgever van de Tsjechische vertaling van Die Verwandlung ondernam, maar die nooit verschenen is?
Zeker is, dat uit Janouchs Nawoord een kwaad geweten spreekt: ‘Ik was een gewichtige getuige, die in gebreke bleef. Ik werd gekweld door gewetenswroeging.’ Vast staat ook, dat Janouch gelukkig is, dat hij de uitgave van de volledige herinnering nog mag beleven.
Het is een zeer bijzondere prestatie van de jonge Janouch geweest ons, gelijk zij die Kafka het naast stonden bevestigen, een zo betrouwbaar beeld van zijn profeet Kafka te hebben overgeleverd. Hij moet, terwijl hij de indruk maakte in zijn egocentriciteit geen oog te hebben voor zijn gesprekspartner, deze uiterst nauwkeurig waargenomen hebben. Bovendien beschikte hij over het vermogen voor zijn waarnemingen de juiste woorden te vinden.
Voor Janouch betekende Kafka ‘een innig beleefd en daardoor ook absoluut reëel idool van een persoonlijke maar tegelijk boven het louter individuele uitstijgende religie, waarvan de geestelijke kracht het mij mogelijk maakte menige absurde, tot in de ijzige schaduw der vernietiging reikende situatie te overwinnen.’
Het voorrecht de gesprekspartner te zijn geweest van een van de meest kritische waarnemers uit het begin van deze eeuw heeft Janouch ervoor behoed slachtoffer te worden van de slagen, die Tsjechoslowakije nog zwaarder dan Westeuropa getroffen hebben.
Ons Nederlanders valt het voorrecht te beurt de eersten te zijn, die kennis kunnen nemen van alle door Janouch opgetekende gesprekken. Al blijft het waar, dat de wetenschap weinig profijt van deze uitgaven zal kunnen trekken, de gewone lezer kan hier Kafka als mens leren kennen, directer nog dan uit zijn brieven, door de oprechtheid, waarmee hij op alle onderwerpen die Janouch aansnijdt ingaat. Uit de opsomming van dat wat in de Gespräche ontbreekt en in de Gesprekken behandeld wordt, blijkt wel reeds hoe rijk het nu bij Querido verschenen boek is. Uit de veelheid van deze onderwerpen leren wij Kafka kennen als een conscientieus ambtenaar, sociaal voelend mens, geïnteresseerd waarnemer en kenner van de kulturele en politieke verschijnselen van zijn tijd. Ook op essentiële vragen, die zijn schrijverschap betreffen geeft Kafka hier antwoord
| |
| |
bijv. waardoor onvoltooidheid een kenmerk van zijn werk is en waarom hij wenste dat zijn niet uitgegeven werk na zijn dood vernietigd zou worden: ‘Je moet zwijgen als je niet helpen kunt. Niemand mag door zijn wanhoop de toestand van de patiënt verergeren. Daarom moet al mijn geschrijf vernietigd worden. Ik ben geen licht. Ik ben alleen tussen mijn eigen dorens verdwaald. Ik ben een doodlopende straat.’ En toch is de grote troost, die Kafka's werk ons geeft, dat het een beeld geeft van de wereld, die voor hem ondanks alle schijnbare absurditeit een geheel vormt.
Deze gesprekken zullen belangstelling voor Kafka en zijn werk wekken.
Wij wensen het boek van harte een tweede druk toe, waarbij wel enige verlangens mogen worden uitgesproken: Kafka is door zijn persoonlijk taalgebruik bijzonder moeilijk te vertalen, in het algemeen is de vertaalster er in geslaagd een zodanige vertaling te geven, dat het toch steeds Kafka is, die tot ons spreekt. Een enkele storende fout kan verbeterd worden (Flughafen, einschläfernd). Het zou van belang zijn de opmerkingen, die te zeer voor de Tsjechische lezer bedoeld zijn, te wijzigen voor het Westeuropese publiek. Men vraagt zich af waarom dit niet al reeds voor de Duitse uitgave gedaan is.
| |
Literatuur:
Max Brod: Kafka, Fischerbücherei 1963. |
Max Brod: Streitbares Leben, Kindler Taschenbuch 1960. |
Gustav Janouch: Gespräche mit Kafka, Fischerbücherei 1961. |
Gustav Janouch: Gesprekken met Kafka, Querido, Amsterdam 1965. |
Gustav Janouch: Kafka und seine Welt, Hans Deutsch Verlag, Wien 1965. |
Franz Kafka: Briefe an Milena, Fischer, Frankfurt am Main 1952. |
|
|