| |
| |
| |
A.L. Constandse
Pers en privacy
I
‘De filmvenus Anita Ekberg kan haar steeds groeiende volume- en gewichtstoename slechts moeilijk verbergen... Boze tongen beweren dat haar “uitzettingsvermogen” niet toe te schrijven is aan een gezegende toestand, maar wel aan Anita's grote voorliefde voor spaghetti.... Ondertussen tracht zij ijverig aan gewicht te verliezen door veel te zwemmen. Het is tijdens een van deze “kuren” dat onze medewerker haar kon snappen, weliswaar pas op het ogenblik van haar pijlsnelle aftocht, maar toch precies op tijd om fotografisch te bewijzen, dat Anita meer dan normaal plaats inneemt.’ Zo kon men in het Vlaamse sensatieblad Kwik van 21 juli lezen en.... zien. De bijna naakte Anita stapt voorover gebogen een trapje op, men ziet haar van achteren, de dijen en billen (die uitpuilen uit een gespannen bikini-broekje) naar de lens gekeerd. Het fototoestel registreert niet slechts, het misvormt ook door een verscherpt perspectief. Anita is reeds vele malen het doelwit geweest van telelenzen, die dan onder andere haar volle borsten aan de openbaarheid hebben prijs gegeven. De foto van dit achterwerk moet haar echter niet aangenaam zijn.
Een ander nummer van dit blad stelt een der meest bespiede vorstelijke dames en filmsterren (die in dit wereldje tot eenzelfde categorie behoren) aan de kaak. ‘Filmster worden was al erg voor een gewezen keizerin.... maar thans wordt het werkelijk majesteitsschennis: Soraya kent geen grens meer.’ Terwijl zij weet dat fotografen haar overal beloeren ‘voert zij bijna een striptease uit’. De foto's stellen na deze aankondiging enigszins teleur, zij illustreren hoogstens ‘de bikini-geschiedenis van een candidate-sexbom’. Maar zij lichten toe dat in de ganse wereld duizenden persfotografen op de loer liggen om iemand te betrappen, wanneer hij of zij meent alleen of in de eigen familiekring te vertoeven, althans onbespied te zijn. Cineasten doen daaraan ijverig mede.
| |
| |
Verontwaardiging over de onbescheidenheid van persfotografen laait telkens weer op, bijvoorbeeld bij de publicatie van een foto van Jacqueline Kennedy, biddende bij het graf van haar man; wegens plaatjes die gemaakt zijn van prinses Beatrix en Claus von Amsberg, hoewel de vraag rees of in dit geval de fotograaf wel zo onwelkom was; op grond van het feit, dat zelfs iemands doodstrijd niet meer als ‘privacy’ wordt beschouwd. Op 18 juni heeft de Nederlandse Juristenvereniging zich bezig gehouden met de vraag in hoeverre de moderne communicatie-middelen worden misbruikt om inbreuk te maken op iemands privéleven, en of het geoorloofd is filmbeelden en foto's van hem of haar te publiceren zonder daarvoor verleende toestemming.
| |
II
Aangezien wij leven in een periode van kijklust en van onderrichting door het beeld, valt in deze barokke periode de aandacht wel het meest op de weergave van der mensen uiterlijk en van hun waarneembare gedragingen. In wezen echter is de eerbiedloze reproductie van handelingen een begeleidingsverschijnsel van de behoefte, zoveel mogelijk te weten te komen van het verborgen leven onzer medemensen: van hun verleden, geheime fouten of misdrijven, huwelijksleven, familieverhoudingen, hobbies, sexuele relaties die niet aan de grote klok worden gehangen en goede of slechte gewoonten. Op deze terreinen is de pers steeds minder bescheiden geworden, steeds meer besmet door boulevard- en schandaalbladen. Toch heeft men te doen met méér dan winstbejag en speculatie op de sensatiezucht, want ook van de ernstige kranten is de houding veranderd. Al sinds enige tientallen jaren is er namelijk sprake van een volkomen geoorloofd geachte ‘human interest’: belangstelling voor levende persoonlijkheden, hun karakter en hun belevenissen. De lezer verlangt daarover te worden ingelicht: hij wenst meer dan alleen nieuws over zakelijke, politieke of militaire verhoudingen tussen de mensen. Hij begeert die mensen zelf te leren kennen.
Men zal wel niet mistasten indien men veronderstelt, dat in dezen de pers in hoge mate moet concurreren met de literatuur. Een abonné vraagt van de krant wat hij voorheen alleen eiste van de roman: hij moet geboeid worden door
| |
| |
stijl en expositie, door de ontwikkeling en ontknoping van een verhaal. De reportage is moeilijk geworden, zij moet beeldend zijn, en dat betekent allereerst: mensen ten tonele voeren die strijden en lijden, geluk en ongeluk beleven, overwinnen of verslagen worden; mensen met driften en rede, met haat en liefde. Het nuchtere nieuwsverhaal is een comedie of tragedie geworden (men leze er de rechtbankverslagen op na) het sportstadion een slagveld, een verkeersongeval of een natuurramp een bloedige fataliteit, een driehoeksverhouding een klucht of drama. De korte verhalen, de cursiefjes en de feuilletons zijn gewoonlijk veel minder schokkend dan de reportages. In zekere zin wordt de krant gezien als een geïllustreerde spannende vervolgroman in afleveringen. Als de lezers het zo niet wilden, zouden de uitgeverijen hun dag- en weekbladen niet aanpassen aan de moderne behoefte.
De roman heeft zich lange tijd, evenals het toneelstuk (dat herleeft in het nu zo populaire interview en de spontane dialoog) onderscheiden van de geschiedschrijving en de verslaggeverij door ‘fiction’ te bieden, verbeelding en verzinsel. Deze laatste worden echter pas tot kunst, indien zij zeer wel objectieve realiteit hadden kunnen zijn. Daarvan hing immers de mogelijkheid af om te ontroeren. Niemand kon met de ‘personages’ op het toneel of in een verhaal meeleven, lachen of schreien, indien zulke figuren geen voorstelbare mensen waren. Op de realiteit had de ‘fiction’ (geenszins ‘fictie’!) dan voor, dat geheim gehouden, verborgen en aan de openbaarheid onttrokken belevenissen, eigenschappen, behoeften en verlangens in de literatuur volledig mochten worden geopenbaard. In de letterkunde heeft ‘privacy’ nooit bestaan. Onbesproken lieten wij de dichtkunst, omdat de krant daarmee moeilijk kan wedijveren, maar haar onthullende vermogen is altijd verbluffend geweest. Kortom: indien de pers de taak begint over te nemen van de literatuur kent zij geen verborgen kanten van het particuliere leven. Terloops wijzen wij er slechts op, dat de wisselwerking tussen krant en roman onmiskenbaar is, wat de aard betreft van de ‘belletrie’. Deze laatste produceert steeds meer vermetele biografieën (al of niet verfraaid), ongezouten historische reportages en slaapkamergeheimen, die aanspraak maken op ‘echtheid’.
| |
| |
| |
III
Vanwaar nu het verlangen, dat de krant en het weekblad persoonlijke verborgenheden onthullen? Allereerst is daar het besef dat de verbeeldingen der schone letteren door de werkelijkheid worden geëvenaard en overtroffen. Om geschokt en geboeid te worden is het niet nodig, genoegen te nemen met de fantasie. Want de realiteit is veel romantischer, mits men haar kent. Hoe weet de lezer dat? Wel, hij zelf is uit zijn beslotenheid verlost of gerukt, hij is in de wereld geworpen. Dagbladen, historische geschriften, reisverhalen, sexuologische verhandelingen, foto's, films en televisie hebben hem in contact gebracht met een realiteit die hij nimmer zo van nabij heeft kunnen waarnemen. Hij weet nu dat Hamlet en Macbeth, dat Don Juan en Don Quijote, de oude Goriot en madame Bovary of de gebroeders Karamazow veelvuldig bestaan. Om ons heen leven de overspeligen en de hoorntjesdragers, de sadisten en de masochisten, de falsarissen en de bedrogenen. Hij weet dat er homosexuelen en lesbische vrouwen zijn. De verwarrende gecompliceerdheid der werkelijkheid is vaak tot het bewustzijn doorgedrongen door de vele revoluties (waaronder men ook de oorlogen moet rekenen) van deze eeuw. En zoals de geschiedschrijving (van mensen!) de roman verdringt, zo drijft de levende mens de verzonnen figuren op de achtergrond.
Wat blijft er immers van het geschiedenisonderwijs over in onze herinnering? Het beeld van mannen en vrouwen, van kerels en wijven, van dwazen en helden....
Er was een tijd dat filosofen en psychologen zeiden, dat zich in de literatuur afspeelde, wat in het geheim door velen werd verlangd of gevreesd, maar wat verboden was, en dus eigenlijk niet mocht gebeuren. Wat echter mocht er in onze eeuw niet geschieden? Alles is gebeurd, en wij weten het. De grofste wreedheden en het afzichtelijkste lijden, alle denkbare sexuele variaties en aberraties, de openbaring van het bestaan van onvermoede karakters. Zelfs degeen die is opgevoed in eerbied voor de façade kent thans dit respect niet meer voor de werkelijkheid, die geanalyseerd, ontluisterd, onthuld en ‘ontgoddelijkt’ is. Hij wil dat het voorhangsel wordt verscheurd, hart en ingewanden zichtbaar zijn. En zo worden levende mensen tot figuren uit de roman, die wij collectief beleven, worden zij in hun naakt- | |
| |
heid zichtbaar. Er zijn geen taboes meer.
Wat voorheen gold als het domein van de boulevard- en schandaalpers, is thans door vele fatsoenlijke bladen betreden. Bij grote rechtszaken wordt het steeds moeilijker de namen te verzwijgen van de beklaagden. Als echtscheiding of zelfmoord betrekking hebben op personen van enige betekenis of reputatie, komen zij aan het licht. Er bestaat een ongekende belangstelling voor het verleden. Wat daarin wordt ontdekt wordt gepubliceerd, afgezien van de vraag of het nog levende mensen welgevallig is. Men kan de wijziging in de mentaliteit afmeten naar hetgeen er wordt geschreven over leden der koninklijke families. Als er iets taboe was, dan waren zij het. Thans worden zij weinig anders behandeld dan filmsterren. Een grote rol speelt hun verschijning voor film en televisie, de vraag of een ‘romance’ sentimenteel genoeg is om sympathiek te worden gevonden, de aard van hun representatie. De dynastieën zijn verburgerlijkt, bijvoorbeeld doordat zij niet meer regeren, door huwelijken die men voorheen ‘mésalliances’ zou noemen, door weerzin om de discipline te aanvaarden van een protocol, dat herinnert aan mythe en magie. Van de kant van het volk is de eerbied daarvoor al even gering.
Voor de oorlog moest men in ons land datgene, wat bekend was van het privé-leven van leden der dynastie, putten uit buitenlandse bladen, die hier niet verkocht werden. In 1956 is nog Der Spiegel, die een behoorlijk verslag bracht over de crisis aan het hof, uit de circulatie gehouden. Die tijd lijkt heel lang voorbij. De regen van kritische ingezonden stukken bij de verloving van prinses Beatrix, de verspreiding van alle buitenlandse bladen die zich daarmee bezig hielden, ja de brutale vraag van een God-en-Oranje-vrezend dagblad: ‘Hoe rijk is het huis van Oranje wel?’ (met de schatting van tweehonderd vijftig miljoen gulden) toonden het: de eerbied voor ‘privacy’ is verleden tijd.
| |
IV
Welke behoeften worden nu eigenlijk bevredigd, als wij spreken van voorkeur voor realisme, naturalisme, ontluisterende kennis en psycho-analyse? En wat is eigenlijk sensatiezucht, bemoeienis met het privé-leven van anderen? Onze tijd weerspiegelt zich in een gecompliceerde mengeling van
| |
| |
geestelijke volwassenheid en psychische hulpeloosheid. Wat die volwassenheid aangaat: wij hebben te veel beleefd om nog in sprookjes te geloven, en dus bestaat er een diep wantrouwen jegens de geïdealiseerde voorstelling van een mens. Het is vernederend voor ons kritisch oordeel, als voorlichters menen dat zij ons kunnen wijs maken dat bepaalde persoonlijkheden al op aarde rijp zijn voor de hemel. Of als zulke mensen, aan wie niets menselijks vreemd is, zich zelf tot voortreffelijke exemplaren van de soort uitroepen. De ‘ontmythologisering’, die zulk een rol speelt in de religie, berooft ook gewaande supermensen van hun aureool. En wie zou dit betreuren?
Eén zijde hiervan is, dat de gewone lezer - die ook geen heilige is - zich identificeert met de moreel gesproken matige held. Het bevredigt hem in hoge mate, dat hij niet de enige zondaar op aarde is. Toen indertijd het Kinsey-rapport verscheen over de sexuele zeden in Amerika werd het enorme succes daarvan toegeschreven aan het feit, dat veler schuldgevoel werd opgeheven: zo talrijk waren de overtreders van de officiële sexuele moraal, dat de zwakke broeders op dit terrein voor het eerst een rustige nacht hadden: gelukkig stonden zij niet alleen! Men moet dus niet onderschatten welke betekenis de schending van ‘privacy’ heeft voor de gemiddelde lezer. Zo goed als het een vreugde is te zien, dat zelfs Anita Ekberg dik wordt, zo verlossend is de gedachte dat er geen oppermensen zijn. Natuurlijk kan men zich indenken hoe verontwaardigd de man of vrouw is, die zijn of haar verleden onthuld ziet. Maar welk een onmetelijk plezier verschaft dit aan tienduizenden lezers, op zoek naar een verontschuldiging voor hun zonden. Van één ding kan men zeker zijn: als uw doopceel wordt gelicht is veler sympathie met u. Eindelijk een lotgenoot!
Het ongekende succes van de sensatiebladen is een gevolg van zucht tot identificatie (in het goede en het kwade) en een min of meer sadi-masochistische instelling. De officiële civilisatie berust op een strenge tucht, en welke opofferingen vereist zij! In zekere zin voldoet de ontluistering van reputaties aan de behoefte aan solidariteit. Als wij uitgaan van de onbarmhartige moraal - en er schuilt iets onmenselijks in haar absolute eisen - zijn wij allemaal
| |
| |
stakkerds. Hoe menselijk zijn de onvolmaakten, hoe lijden wij samen!
Maar de mens is niet alleen een meelevend en een medelijdend wezen. Hij heeft ook een aanzienlijke portie boosaardigheid in zich. Het leedvermaak is weinigen vreemd, en voor velen is de ellende der buren een bron van bevrediging. Het is een overbekend gezegde dat gelukkige volken geen geschiedenis hebben. Gelukkige mensen laten niet van zich spreken. Het is twijfelachtig of zij bestaan. Verliefde en sexueel aan elkaar verslaafde mensen, ja, zij maken school. Zij vertegenwoordigen een ideaal en hoe gaarne wil ieder zich met hen vereenzelvigen! Maar ‘privacy’ wordt zelden geschonden om door onbescheidenheid het geluk te ontdekken, dat nog iets anders is dan een waarneembare lustervaring. En zelfs deze kan voor de zieligen een kwelling zijn. Niet zelden hebben onthullingen ten doel om te wonden, verdriet te vergroten uit wrok.
Kort samengevat kunnen wij dus zeggen: het onbehagen in de cultuur, met zijn meelijwekkende en weerzinwekkende aspecten, is de bron van een nieuwsgierigheid, die de beslotenheid van het privé-leven doorbreekt. Voorzover de pers aan de desbetreffende behoefte voldoet vervult zij een functie in een ongelukkige samenleving.
| |
V
Natuurlijk strijdt de brutale inbreuk op de individuele vrijheid met de cultuur, die discipline vereist. De voorstanders van de beschaving hebben gelijk als zij het duiken in de diepten van iemands persoonlijke bestaan laken. Maar wat wil men? Ook cultuur is een verschijnsel dat men niet moet verwarren met ethiek: hoe gemakkelijk verdraagt zij zich bijvoorbeeld met het militarisme! Wellicht mag men van geluk spreken als driften en emoties worden bevredigd door middel van telelenzen en ‘realistische’ journalisten. Misschien zou te strenge onderdrukking van de nu eenmaal niet voorbeeldige menselijke natuur leiden tot zulk een pervertering van de onlustgevoelens, dat er nog meer Hitlers zouden worden gekweekt dan er al zijn geweest.
De journalisten, die de behoefte bevredigen aan sensatie zijn gewoonlijk zakelijke lieden, zich van weinig anders bewust dan van de kans, financiële successen te boeken. Hun
| |
| |
professionele verdedigers maken het dan ook al te bont als zij aanvoeren, dat de verkregen onthullingen ‘van algemeen belang’ zijn. Van algemeen belang is het dat wij allemaal eten en drinken, geen kou lijden, een dak boven ons hoofd hebben en met een begeerde partner mogen slapen. Of de vrijheid hebben te strijden tegen wreedheid veroorzakende verhoudingen.
Niet een eis van collectief belang maar een uiting van gemeenschappelijke onlust is de onwil tot eerbiediging van iemands particuliere levensgeheimen. Wie dit weet kan echter weinig anders doen dan zich aanpassen aan de zeden en gewoonten van zijn medeburgers. Het is dus verstandig dat iedereen rekening houdt met de mogelijkheid dat alles wat hij heeft gedaan of gezegd (wat eigenlijk hetzelfde is, want woorden zijn daden) aan de grote klok wordt gehangen, dat hij naakt, in badpak of smoking, in zijn tuintje of in de gevangenis, wordt gefotografeerd. Niet zozeer tot algemeen nut als wel tot ieders vertroosting. En wat zou er eigenlijk verborgen kunnen worden dat niet (licht of duister) algemeen menselijk is?
Wie de cultuur niet idealiseert en geleerd heeft te leven met de atoombom, zal er stellig in slagen te leven met kranten en tijdschriften, die geen eerbied hebben voor zijn privé-leven.
|
|