N. van Hees
Privacy en biechtgeheim
Inbreuken op het intieme leven van de mens, bescherming van de privacy, de privé-sfeer van individu en gezinsleven; het misbruik dat gemaakt wordt van afluisterapparaten en telelenzen; het publiek maken van intimiteiten in pers, radio, televisie en film; de verregaande onthullingen in literatuur en kunst van de strikt individuele bewegingen, belevenissen en emoties, die de mens van huis uit voor zich zelf wil houden, zij vormen alle vandaag onderwerp van gesprek en studie. Als in dit verband de vraag gesteld wordt in hoeverre in de zielzorgelijke activiteiten van de (R.K.) kerk en in de pastoraal, zoals die in de christelijke gemeenschappen beoefend wordt, misbruik wordt gemaakt van de intieme gegevens, die aan de pastores en zielzorgers door de gelovige mensen werden toevertrouwd, dan kan in het algemeen gezegd worden, dat binnen de geloofsgemeenschap de vraag over de geschonden privacy niet speelt.
Beginnen we met de meest intieme praktijk, die de R.K.-kerk kent: het spreken van de biecht. Hij, die zich zondig weet, begeeft zich naar de biechtvader, de priester, en belijdt in een privé gesprek zijn tekortkomingen.
Een niet-gelovige zal hier van zijn gezichtspunt uit kunnen oordelen, dat dit reeds een verregaande inbreuk is op de privacy, die de mens rechtens toekomt. Ofschoon de gelovige mens zich vrijwillig naar de biechtvader begeeft opdat hem in naam van Christus zijn zonden vergeven worden, moet men vaststellen, dat de kerk op straffe van de eeuwige verdoemenis van de gelovigen eist, dat de ernstige zonden aldus beleden worden. Dit gebruik gaat terug op een regel uit het Nieuwe Testament, waarin Christus tot zijn volgelingen zegt: ‘Wier zonden gij zult vergeven, hun zijn ze vergeven; wier zonden gij zult houden, hun zijn ze behouden.’ De christen, die zich in zijn gedrag wil laten richten door de christelijke levensleer, zal zich door de biecht niet aangerand voelen in zijn privé-sfeer. In de