De Nieuwe Stem. Jaargang 20
(1965)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
H.J. van der Mei
| |
[pagina 593]
| |
daarbij de privacy van de oorspronkelijke mededeler te kort gedaan kunnen worden? Hoe ligt dit binnen de sfeer van het maatschappelijk werk?
In de inleiding tot de Code voor de maatschappelijk werker leest men: ‘Naarmate de samenleving ingewikkelder wordt, wordt van de deelnemers in hun samenspel met anderen en met het geheel meer geëist en wordt de kans op spanningen en verstoringen in de verhouding tot anderen en tot het geheel groter. In de ontwikkeling van onze moderne samenleving heeft zich een nieuwe functie ontplooid - het maatschappelijk werk. Een functie die veel verschijningsvormen heeft, waarvan een essentieel kenmerk is, dat zij zich richten op de opbouw van noodzakelijke of het herstel van gestoorde relaties in het samenleven.’Ga naar eind1) Hulpverlening in het maatschappelijk werk betekent een bijstaan van mensen, die in moeilijkheden zijn geraakt bij hun sociaal functioneren, d.w.z. in één of meer verschillende rollen, welke zij in de samenleving vervullen als bv. werknemer, schoolkind, echtgenoot, patiënt in een ziekenhuis, gedetineerde, bejaarde enz. Doelstelling is het beter en meer bevredigend kunnen functioneren in het sociaal verkeer. Artikel 8 van de bovenvermelde Code stelt, dat ‘de houding tegenover de cliënt is gebaseerd op de eerbied voor diens persoon en de erkenning van zijn verantwoordelijkheid voor eigen keuze van handelen.’ Realiseert men zich, dat ‘elke mens is in zekere opzichten a. als andere mensen, b. als sommige andere mensen, c. als geen ander mens’,Ga naar eind2) dan is hiermee het eigene, het persoonlijke van de mens gesteld, ook het persoonlijke van zijn acties en reacties en zijn beleving van zichzelf, zijn mede-mens en zijn omgeving. Binnen de persoonlijke levenssfeer bevindt zich ook een samenstel van gevoelens en ervaringen, welke men in principe voor zichzelf reserveert, wellicht ook nog zal delen met enkele vertrouwde naasten, maar bepaald niet zonder reserve aan de openbaarheid prijs wil geven. Aantasting van buiten af van deze ‘privacy’ zal ondergaan worden als een onbescheidenheid, als onbehoorlijkheid, als indiscreet. De inhoud van wat behoort tot de ‘privacy’sfeer en wat als aantasting daarvan beleefd wordt, wisselt van mens tot mens, per generatie, cultuurpatroon en plaats. | |
[pagina 594]
| |
Hoe ligt nu de verhouding tussen maatschappelijk werk als samenlevingsfunctie en de privacy van de client, die de hulpverlening betreft? Wat zegt het maatschappelijk werk over discretie en wat beleven client en/of maatschappelijk werker als indiscretie?
Hulpverlening houdt in, dat de maatschappelijk werker binnentreedt in de persoonlijke levenssfeer van de client. Hij treedt met de client in een directe relatie en van uitermate groot belang wordt in hoeverre de client deze relatie zal gaan beleven als een vertrouwensrelatie (vergelijk inleiding tot de Code blz. 1). Het vragen om hulp bij moeilijkheden, die zich binnen de persoonlijke levenssfeer afspelen blijkt gecompliceerder dan het opbellen van de brandweer of een bezoek aan de tandarts. Weerstand is een bekend phenomeen tijdens de voorbereiding van een dergelijk bezoek. Hoeveel meer weerstanden zal het opwekken te moeten spreken over dat wat iemand waarschijnlijk al jaren dwars heeft gezeten, over angsten, mislukkingen, een stuk onvermogen en over de wijze waarop zijn omgeving op dit alles reageert. Die omgeving blijkt heel dikwijls niet positief gereageerd te hebben, waardoor bij de client vaker sprake is van een verhoogde kwetsbaarheid dan van een duidelijk vertrouwen t.a.v. de verwachte hulp. Hierbij moet men ook nog bedenken, dat hulpverlening in deze maatschappij geen ‘onder-onsje’ meer is van één client en één maatschappelijk werker. Vanuit zijn functie krijgt de maatschappelijk werker vrijwel altijd te maken met conflictsituaties van de client met zijn omgeving. In zeer veel gevallen zal hij ook contact op moeten nemen met die omgeving. Verder maakt de maatschappelijk werker veelal deel uit van een bepaalde instelling, hetgeen met zich meebrengt, dat hij verslag uitbrengt aan zijn ‘achterland’. Dit achterland kan bestaan uit superieuren, team-genoten, besturen enz. Het is mogelijk, dat de maatschappelijk werker verbonden is aan een instelling, welke primaire hulpverlening beoogt, anderszijds wordt maatschappelijk werk ook uitgeoefend binnen instellingen, die b.v. een dubbel doel nastreven. De reclassering is daar een goed voorbeeld van: bescherming van de maatschappij naast behartiging van de belangen van de client. Bij gespecialiseerde hulpverlening | |
[pagina 595]
| |
ontmoet men dikwijls de situatie, dat een andere instelling dan waar de client zich aanmeldt, moet worden ingeschakeld. Voorbeeld: een ex-gedetineerde stelt zich in verbinding met zijn reclasseringsvereniging, waarbij o.a. blijkt, dat hij geen geld heeft voor zijn eerste levensonderhoud. Hij heeft nu een verwijzing naar of introductie bij de Gemeentelijke Sociale Dienst nodig. Om daar voor financiële bijstand in aanmerking te komen, moet hij zich allereerst laten inschrijven bij het Gewestelijk Arbeids Bureau als werkzoekende. Door hulp te vragen plus de noodzaak vertrouwen te geven stelt men zich afhankelijk van de hulpverlener. Dit kan zeer gemakkelijk leiden tot een machtspositie aan de kant van de hulpverlener; eveneens tot een situatie, waarin de hulpverlener - vanuit zijn eigen ‘make up’ - overgaat van be-oordeling naar ver-oordeling. Machtsvertoon en veroordeling van mensen prikkelen tot verzet, rancune en uiteindelijk destructie. Bij de behandeling der problematiek van zijn clienten vraagt het maatschappelijk werk van zijn functionarissen een maximum aan discretie in de zin van bescheidenheid, vertrouwelijk, oordeelkundig optreden en geheimhouding. Deze verscherpte discretie-plicht vindt men neergelegd in een groot aantal artikelen van de Code voor de maatschappelijk werker, aanvaard door de algemene ledenvergadering van de Nederlandse Bond voor Maatschappelijk Werkers en de Katholieke Vereniging van Maatschappelijk Werkers Dr. Ariëns in 1962.
In hoeverre heeft de maatschappij nu behoefte aan mededelingen, die oorspronkelijk lagen binnen de grenzen van de privacy? - Wanneer gesteld wordt, dat ‘wij ons conformeren aan een wereld, die in het teken van de waarheid wil leven’,Ga naar eind3) kan men zich afvragen, hoe wij dan met die waarheid omgaan en hoeveel waarheid wij verdragen. Wordt waarheid gebruikt om te betrappen en te veroordelen wat ‘anders’ is, wat als ‘vreemd’ en vaker vijandig wordt aangevoeld, of leiden openheid, openhartigheid en waarheid tot een beter begrip van de specifieke eigen-aardigheden van een medemens of groep medemensen, die eveneens deel uitmaken van deze maatschappij? Het komt mij voor dat | |
[pagina 596]
| |
aan dit laatste een duidelijke behoefte bestaat, zowel binnen de hulpverleningsfunctie als daarbuiten.
Het maatschappelijk werk beschikt bij de uitoefening van zijn functie over een enorm stuk ‘insight-information’ t.a.v. medemensen, die zich niet zo gemakkelijk kunnen aanpassen aan het sociale verkeer. Het zal daarbij steeds pogen deze conflictsituaties bespreekbaar te maken in een sfeer van respect, overleg en vertrouwen, niet in de vorm van een monoloog maar van een dialoog. Blijkt dit niet mogelijk, dan vindt hulpverlening niet plaats. Onderdeel van deze dialoog zijn ook de uitleg over de werkwijze, mogelijkheden en beperkingen van de instelling, evenals het bespreken van adviezen en rapporten. In eerste aanleg vindt deze dialoog plaats tussen maatschappelijk werker en client. Via hun relatie zal de omgeving van de client in de dialoog betrokken kunnen raken. In het grote geheel van de maatschappij kan het maatschappelijk werk door het bespreekbaar stellen van maatschappelijke wrijfpunten en conflictsituaties bijdragen tot een groeiend inzicht en begrip voor de medemensen, die in een dergelijke situatie verkeren. Het lijkt daarbij zeer goed mogelijk dingen (situaties) bij de naam te noemen zonder namen te noemen. Uitleg over de speciale problematiek van b.v. kinderen, die in tehuizen verblijven, van alcoholisten, ongehuwde moeders, en gedetineerden kan zeker gegeven worden zonder daarbij herkenbare personen voor het voetlicht te slepen. Privacy tenslotte lijkt mij geen ‘luxe artikel’Ga naar eind4) maar een erkenning van het recht in deze maatschappij een beetje anders te mogen zijn dan mijn buren. Omdat wij het als mensen en als maatschappij nog niet erg ver gebracht hebben in begrip en verdraagzaamheid, is discretie nodig. Zeker ook binnen het maatschappelijk werk. |