Kort bestek
Het sprookje van de Gouden Koets
Het gebeurde allemaal heel lang geleden - nog veel langer geleden dan de tijd toen de moffenmeiden kaal geschoren werden als straf voor omgang met de vijand. Het gebeurde ook allemaal heel ver weg, in het Teleland, waar de Telelensiers woonden.
Goed, ze waren wat nieuwsgierig, soms op het gluurderige af, maar ze waren toch ook braaf - zo braaf, dat ze hun Tele-graaf een koets hadden gegeven met wel acht paarden ervoor, en hélemaal van goud. Ze hielden dus wel erg veel van hun Tele-graaf en ze keken zich bij zijn kasteel altijd de ogen uit. Dat moest ook wel, want er lag een diepe gracht om het kasteel en door de hoge bomen kon je er niet veel van zien. De Telelensiers wisten er eigenlijk niet zo heel veel méér van, dan dat zulke bomen veel wind vangen. En soms woei het er hard.
Toch vielen de bomen daardoor niet om. Neen, voor er een boom omvalt moet er meer gebeuren.
En nu gebeurde er meer!
Dat kwam zo; op een dag huilde de Tele-graaf, dat hij zo alleen was, en het water was veel te diep. Toen hielpen de Telelensiers en zij dichtten de sloot om het kasteel. En de Tele-graaf juichte, en allen die van hem afhingen, en meer nog allen, die dachten dat ze van hem afhingen. Zijn burgemeesters juichten dus, en zijn Kamenieren, die van de Eerste en die van de Tweede Kamer; en bovendien: zij bogen en toonden zich dankbaar.
Maar er was een grote stad in het Teleland. Het stadhuis er van werd zo nu en dan bewoond door de Tele-graaf en dat vonden de mensen uit die stad niet leuk. Tegenover dat stadhuis stond hun vrijheidsboom, daar waren ze erg trots op. Nu wilden de mensen van die stad niet juichen, toen