De Nieuwe Stem. Jaargang 20
(1965)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 408]
| |
Wim Klinkenberg
| |
[pagina 409]
| |
aantal andere namen niet. O.a. niet Adolf Langenheim, die blijkens berichten in de Nederlandse dagbladpers tot de gasten behoorde die op 29 december 1936 op Schiphol waren gearriveerd.Ga naar eind4) Is Adolf Langenheim geshockeerd door de ‘Franco-soldaten’ Bernhard en Aschwin von Lippe-Biesterfeld?
De hierboven gestelde vraag zal waarschijnlijk weinigen interesseren. Het antwoord nog minder. Toch willen we haar behandelen. Oudejaarsavonden en bruiloften bieden soms onvermoede perspectieven. Wie was Adolf Langenheim? Hoe kwam hij op Paleis Noordeinde terecht als speciaal genode gast bij het Nederlandse vorstelijke huwelijk? Wij wenden ons in eerste instantie andermaal tot Hatch. Hij vertelt op pag. 52 van zijn biografie, hoe Bernhard en Aschwin in maart/april 1934 ‘van de paasvakantie profiteerden om een bezoek te brengen aan hun studievrienden, de jongens Langenheim, die in Tetoean in Noord-Marokko woonden. Het was de laatste volkomen zorgeloze vakantie die Bernhard zou beleven. De beide broers brachten zes weken door in de luxueuze villa van de Langenheims, waarin ze genoten van alle mogelijke soorten ontspanning die dit ongetemde land te bieden had.... Vijf of zes maal gingen ze gewapend met lansen te paard jagen op wilde zwijnen. Bij een van die gelegenheden werden ze vergezeld door een beroemd Arabisch stamhoofd, El Ghiour, die een prachtige Arabische schimmelhengst bereed en gekleed was in witte gewaden die om hem heen golfden, terwijl zwarte slaven aan weerszijden van de hengst met hem meedraafden.... Ze leerden wat Spaans en enkele woorden Arabisch, en ze leerden zich verdedigen bij vechtpartijen in cafés. Niets was gemakkelijker dan betrokken te raken bij een vechtpartij in de overvolle rokerige kroegjes in de inheemse wijk. Een verhit gesprek, een klap en een ogenblik later waren alle aanwezigen gewikkeld in een heerlijke knokpartij. “Soms vochten we tegen de mannen van het Legioen en soms tegen de Arabieren”, zegt Prins Bernhard. “Vooral de Arabieren waren dol op vechten. Ze kwamen altijd op je aanrennen om je een mep te geven met hun zeer harde hoofden. De beste manier om je te verdedigen was je knie snel omhoog | |
[pagina 410]
| |
brengen zodat ze daar met hun gezicht tegenop liepen, maar dat was niet gemakkelijk.” In deze sfeer van uitbundige pret....’ enz. Bernhard en de zoons Langenheim (Paul en Heinrich) waren leden van de reeds genoemde Berlijnse Reiter-SS-afdeling, waar ze óók ‘veel plezier hadden’ (Hatch p. 57). Heinrich en Paul Langenheim en Bernhard van Lippe waren samen reeds lid geweest van de ‘Duitse Luchtsportbond’, zoals De Telegraaf op 11/9/36 de ‘Liga voor sportvliegers’ van de fameuze Wilhelm-generaal Udet noemde, die de gecamoufleerde voorbereiding tot Hitlers Luftwaffe vormde. Hoewel dat niet geheel duidelijk is, mag als vaststaand worden aangenomen, dat de jongens Langenheim eveneens mét Bernhard en Aschwin lid van de SA zijn geweest, alvorens aan die organisatie via de ‘Nacht van Röhm’ op 30 juni 1934 de toekomst werd ontnomen en zij overgingen naar de S.S. Het hoeft dus niet zó te verbazen, wanneer de jonge a.s. Prins der Nederlanden behoefte gevoelt, bij gelegenheid van zijn huwelijk, zulke oude en beproefde kameraden uit te nodigen.
D.w.z. de vader van die vrienden, want van de jongens is, zo deelt Hatch op pag. 90 mede, door Bernhard de uitnodiging ingetrokken, nadat Heinrich ‘ontrouw’ was geweest jegens hem.Ga naar eind5) Heinrich Langenheim bleek SS-er te zijn gebleven, ook ná zijn studietijd, aldus Hatch, en had bepaalde opvattingen van Prins Bernhard ‘overgebriefd aan zijn hoogste baas, de minister van buitenlandse zaken von Ribbentrop.’ Hier is Hatch onnauwkeurig: Von Ribbentrop was najaar 1936 nog geen minister van Buitenlandse Zaken; dat was nog Baron von Neurath. Ribbentrop werd toen juist Duits ambassadeur in Londen; maar hij was inderdaad de baas van Langenheim; als hoofd namelijk van de ‘Auslandsorganisation’ der NSDAP, het ‘schaduw-ministerie van buitenlandse zaken’ der nazi-partij, dat zich voornamelijk bezig hield met spionage in andere landen, samen met de SS, de Abwehr en de grote concerns, waarvan de IG Farben het machtigste en best georganiseerde was.Ga naar eind6) Maar niet alleen de zoon(s) Langenheim had(den) Von Ribbentrop als hoogste (spionage)baas. Ook de vader, Adolf | |
[pagina 411]
| |
P. Langenheim, die wél op die gedenkwaardige Oudejaarsavond van 1936 de vrienden van zijn ‘in ongenade gevallen’ zoons als Franco-soldaten zag optreden. Vader Langenheim was namelijk Ortsgruppenführer van de NSDAP in Tetoean, in Spaans Marokko. Niet alleen na de oorlog 1940-1945, maar reeds kort na het openlijk uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog in juli 1936, werd deze Langenheim publiekelijk ontmaskerd als één van de belangrijkste geheime agenten die in nauwe samenwerking met de Italiaanse geheime dienst en Franco de rebellie tegen de Spaanse Republiek had voorbereid. En met des te meer belangstelling neemt men dan ook kennis van de geciteerde beschijving die Hatch geeft van de ‘uitbundige pret’ der Lippes-Langenheims in hun gevecht met Arabieren en het Franse Vreemdelingenlegioen.
In 1936 reeds verscheen in Parijs een boek, dat uitvoerige beschrijvingen geeft van Langenheims activiteiten in Spaans Marokko.Ga naar eind7) Vanuit Tetoean, zo wordt daar medegedeeld op grond van in het Duitse consulaat te Barcelona gevonden documenten, werden bij duizenden manifesten onder Arabieren verspreid, waarin in de bekende nazi-Duitse terminologie aanvallen werden gedaan tegen het ‘Jodendom’; dit keer als ‘Franse agentuur’, waartegen de ‘Führer’ de enige redder heette. Hetzelfde boek onthult, hoe door Langenheim illegale infiltraties in Frans Marokko werden georganiseerd via karavanen, waar gecamoufleerde Duitse naziagenten onderdak in vonden. Sinds 1905 verbleef de Duitse mijningenieur Adolf P. Langenheim in Tetoean; de Eerste Wereldoorlog roept hem tijdelijk naar de ‘Heimat’; in 1921 keert hij in Marokko terug waar hij een Spaanse mijnonderneming leidt. In 1934 nam hij de leiding van de plaatselijke NSDAP-groep over van zijn huisgenoot Karl Schlichting, die zich als privé-leraar van de beide zoons Langenheim aan hun opleiding vóór de Berlijnse studententijd had gewijd. Langenheims huwelijk met de Italiaanse diplomatendochter Gentile bracht hem ook langs deze weg in nauwe aanraking met de hoogste Italiaanse fascistische milieus.Ga naar eind8) De Duits-Italiaanse samenwerking in Tetoean met als centrale figuur Adolf Langenheim, geassisteerd door een | |
[pagina 412]
| |
Duits zakenman, die luisterde naar de naam van Bernhardt, wordt des te interessanter, wanneer men zich realiseert, dat de Franco-opstand dáár begon; dat dáár het geheime commando van Franco gevestigd was, waarheen zowel vanuit Italië als Duitsland de versterkingen voor de rebellerende generaalskliek in eerste instantie werden gezonden; o.m. door SS-zoon Paul Langenheim, die als piloot fungeerde voor de Dornierfabriek. Reeds op 2 september 1936 verklaarde Franco's rechterhand generaal Queipo de Llano aan een verslaggever van de News Chronicle, die Arthur Koestler heette, dat de rebellen ‘hun Duitse vliegtuigen bij een particulier in Tetoean hadden gekocht.’ ‘Tal van feiten doen veronderstellen’ - aldus voegde Koestler daar aan toe - ‘dat Adolf P. Langenheim gediend heeft als stroman voor de rebellen.’ Dat vermoeden was 100% juist.
‘Omstreeks 22 juli 1936’, zo deelt een officiële geallieerde bron na de laatste wereldoorlog mede, ‘zond Franco een Duits zakenman, inwoner van Marokko, Johannes Bernhardt, en de plaatselijke Nazi-Ortsgruppenleiter, Adolf Langenheim, via de lucht naar Duitsland om vliegtuigen en andere bijstand te vragen, en door bemiddeling van de Auslandsorganisation werden zij snel toegelaten tot Hitler en Göring. Beloften tot bijstand werden verkregen en voor het voeren van de nodige operaties werd de firma Hisma Ltda, een samentrekking van Compania Hispano-Marroqui de Transportes opgericht, waarbinnen Herr Bernhardt snel een machtige positie verwierf.’ Etc.Ga naar eind9) In een noot wordt door dezelfde bron vermeld, dat (aan het einde van juli 1936) ‘Herr Langenheim en Herr Bernhardt, partij-kameraden van de Auslandsorganisation der NSDAP, vanuit Spanje in Berlijn arriveerden met een brief van generaal Franco aan de Führer.’ (p. 2) Daartoe had het Duitse consulaat in Tetoean reeds naar Berlijn hun komst per Lufthansa-toestel gemeld; op 24/7/36 volgde de bevestiging van hun aankomst te Berlijn; op 29/7 zijn Langenheim/Bernhardt terug en heeft eerstgenoemde een onderhoud met Franco waarover hij, vader Langenheim, naar Berlijn seint: ‘Ons standpunt ten aanzien van toekomstige commerciële, culturele en militaire betrekkingen met | |
[pagina 413]
| |
Spanje, stemt volledig overeen met de wensen en bedoelingen van generaal Franco. Heil Hitler! Langenheim.’Ga naar eind10) Op 3 augustus lunchen de twee Duitse nazi's andermaal met Franco; en dan bestelt de Spaanse caudillo-in-spé via beide heren o.m. 2000 vliegtuigbommen, waarover wordt medegedeeld - en ook dat leest men met extra interesse: ‘De leverantie zou via Holland kunnen geschieden, dat niet is toegetreden tot het (non-interventie-)Pact’.Ga naar eind11)
Er moet in dit verband nóg een Duitse naam worden genoemd, die eveneens in wijder verband moeilijk kan worden vergeten of genegeerd: Canaris. Wilhelm Canaris was toen reeds hoofd van de Duitse militaire Inlichtingendienst (Abwehr), wat hij zou blijven tot het complot van 20 juli 1944 hem enkele weken vóór het einde van de oorlog zijn kop zou kosten: zijn goede betrekkingen met bepaalde Engelse kringen en diensten braken hem toen definitief op, nadat zij o.m. in de Spaanse Burgeroorlog Franco bijzonder ten goede waren gekomen. Canaris kende Franco sinds de Eerste Wereldoorlog, toen hij (in 1916) vanuit Chili met het Nederlandse schip ‘Frisia’ via Plymouth (!), Rotterdam en Hamburg als ‘Chileen’ in Spanje arriveerde om er voor geheim agent ten behoeve van de Duitse U-bootdiensten te spelen. Uit die tijd stamt ook de vriendschap van Canaris met bepaalde Carlisten.Ga naar eind12) Ondanks Canaris' belangrijke taken bij de moord op Luxemburg en Liebknecht, de KAPP-Putsch en de geheime heropbouw van de Kriegsmarine, onderhield hij zorgvuldig zijn speciale contacten met ultra-rechtse kringen in Spanje.Ga naar eind13) In zijn werkkamer te Berlijn hing aan de muur zelfs een grote foto van Franco.Ga naar eind14) Zijn Britse biograaf vertelt, hoe Canaris minderwaardig wapentuig liet leveren aan de Spaanse Republiek en tegelijkertijd bezig was, Hitlers en Görings Kondor-Legioen voor te bereiden, dat later o.m. Guernica plat zou gooien (en nog later Rotterdam). Herhaalde malen bezocht hij Franco, vóór en na het begin van de rebellie.Ga naar eind15) Een Duitse biograaf zegt, dat Canaris ‘bij de Duitse hulpverlening (aan Franco) een zeer wezenlijke rol heeft gespeeld’, dit vanwege Canaris' ‘diepe afkeer van het Communisme’ en zijn dito wantrouwen tegen ‘het Bolsjewistische | |
[pagina 414]
| |
Rusland’ en het Volksfront.Ga naar eind16) En, zegt biograaf Abshagen, Canaris was zeer geïnteresseerd in ‘het delicate spel van het Europese evenwicht.’ Dat Europese evenwicht moest dan verlopen volgens een bekende Duitse lijn: Duitsland en Engeland samen tegen Frankrijk en ‘Rusland’. Franco-Spanje had daarin een vitale rol te spelen. Wanneer biograaf Colvin zegt, dat de Britten deze meester-spion met zijn sterke Britse sympathieën en dito zakelijke belangen, tussen 1935 (het jaar van zijn benoeming tot Abwehr-chef) en 1939 (het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog) uit het oog verloren, is hij niet correct. Want in het nog altijd belangwekkende boek van de Duchess of Atholl over de Spaanse burgeroorlog uit 1938, vermeldt zij op pag. 61, dat Canaris ‘begin juli (1936) regelmatig besprekingen hield met (Gil) Robles en (Franco-generaal) Mola.’Ga naar eind17) En dat klopt met hetgeen veel later uit de geheime stukken bekend is geworden; Canaris was bovendien aanwezig bij het reeds vermelde onderhoud tussen de heren Langenheim/Bernhardt en de heren Hitler/Göring op 24 juli 1936 in Bayreuth waar tot de verdere hulpverlening aan Franco werd besloten. Colvin vermeldt in dit verband ook nog, dat Canaris nauwe betrekkingen onderhield met de toenmalige Duitse militaire attaché in Londen, die werd benoemd tot Duits vertegenwoordiger in de beruchte Non-Interventie-Commissie: Freiherr Geyr von Schweppenburg. Mag het toeval heten dat ook deze Geyr, goed vriend van de Lippes, op Oudejaarsavond 1936 te gast op het feest, zijn beide prinselijke bekenden als Franco-soldaten op Paleis Noordeinde zag opkomen?Ga naar eind18)
Gezien in het licht van ook latere gebeurtenissen, zouden wij het toevalselement in dit verhaal over een Oudejaarsavond uit het recente verleden willen uitschakelen. Het voert in het kader van dit artikel te ver, de lotgevallen van een aantal onzer hoofdpersonen tot 1944/45 gedetailleerd te blijven volgen. Maar wij noemden reeds de 20e juli 1944 als fatale datum voor Wilhelm Canaris en die datum mag niet worden vergeten, wanneer we willen trachten, de gedachten- en belangensfeer te fixeren, die zich mét de verschijning van het Huis Lippe-Biesterfeld aan het Neder- | |
[pagina 415]
| |
landse hof presenteerde. Want 20 juli 1944 markeerde het conflict tussen twee hoofd-concepties binnen het Duitse imperialisme, dat zelfs in de meest glorieuze dagen voor Hitlers Derde Rijk nooit heeft opgehouden te bestaan. En de hoofdpersonen van dit relaas behoorden (en voorzover zij nog leven: behoren) tot de groep van hen, die het Duitse-imperiale heil altijd primair hebben gezocht in de zo nauw mogelijke binding met aanvankelijk het Britse, later (en nu) ook Amerikaans imperialisme; het ‘Atlantische verband’, zoals het tegenwoordig mede dank zij de NAVO heet.Ga naar eind19) In deze Wilhelminisch-Pruisische constellatie van het Europese ‘machtsevenwicht’ - overigens na alle bekende mislukkingen actueler dan ooit! - nam Spanje een sleutelpositie in. Politiek; ook commercieel en militair. Simon citeert een uitspraak van Hitler uit het voorjaar 1937: ‘Generaal Franco moet de overwinning behalen, want wij hebben het ijzererts van Bilbao nodig.’Ga naar eind20) Dezelfde schrijver onderstreept de grote betekenis van de Spaanse ijzer-, koper-, zink- en loodmijnen voor het Derde Rijk, speciaal in Spaans Marokko: koper in Marokko en Rio Tinto, mercurius in Almaden en Pemarroya, mangaan in Pemarroya. Een recente Britse studie citeert Hitler eveneens uit die dagen: ‘Duitsland had Spaans ijzererts nodig, en een Nationalistische (Franco-!) regering zou dit beschikbaar doen komen voor Duitsland, wat een linkse regering niet zou doen.’Ga naar eind21) Een andere recente studie noemt in dit militair commerciële streven de speciale rol van Bernhardt/Langenheim, die krachtige steun genoten van Göring in de poging, via de firma Hisma een Duitse monopolie-positie voor de Spaanse ertsenproductie te verkrijgen. Reeds in oktober 1937 vaardigde Franco overigens tegen dat Duitse drijven een decreet uit, waaraan Britse tegendruk niet vreemd kan zijn geweest.Ga naar eind22) Want de regerende Britse kaste van die dagen (Chamberlain, de ‘Cliveden-set’) moge nog zo pro-Franco en anti-Republiek zijn geweest, een volstrekte onderwerping van Spanje aan Hitler-Duitsland was uiteraard ook voor haar onaanvaardbaar; zoals haar opvolgers - volgens zijn reeds genoemde biografen met actieve steun van Canaris - er ook alles voor hebben gedaan en | |
[pagina 416]
| |
er in zijn geslaagd, Franco officieel buiten de Tweede Wereldoorlog te houden (naar het Sowjet-front mocht hij natuurlijk zijn Blauwe Divisie wel sturen; die nu pensioen van Bonn geniet....).
Maar in de dagen die wij hier beschrijven, ging het nog in de allereerste plaats om de zekerheid van een Franco-overwinning en vandaar een enorme Duitse activiteit. In 1935 betaalde de Auslandsorganisation der NSDAP van de in totaal 3 miljoen peseta's voor Duitse woelarbeid in Spanje, er 132.000; Duitse firma's hadden er 1.200.000 voor over; Gestapo en Abwehr betaalden 576.000 peseta's.Ga naar eind23) Van dat geld werden o.m. de tractaatjes betaald, die de Langenheims onder de Arabieren in Marokko tegen Frankrijk verspreidden, tot in Frans Aequatoriaal Afrika toe. Simon en Spielhagen maken uitvoerig melding van deze in het Arabisch geschreven pamfletten, die begeleid werden door een fluister- en geruchtencampagne. Die campagne vertelt nu eens van de Duitse keizer, die het slachtoffer is geworden van de Joden, dan weer van de grote Führer, die Duitsland weer sterk en machtig, en Frankrijk onmachtig heeft gemaakt, een andere keer van reusachtige Duitse vogels die eeuwig in de lucht kunnen blijven. Maar aan de top blijven de anti-Joodse hetze-geruchten. De Joden zijn het ongeluk der Arabieren, zij zuigen het merg uit het Arabische volk. Zij drinken het bloed van de Arabische vrouwen en kinderen, verbrassen de rijkdommen van Marokko, terwijl de Arabieren honger lijden. Deze nieuwe sprookjes uit Duizend-en-een Nacht zijn allemaal te lezen in het dossier ‘Marokko’ van de Landesgruppenleitung (der NSDAP Auslandsorganisation) Spanien. De documenten tonen aan, vanwaar de vlugschriften, de geruchten, de fluisterpropaganda komen. Uit Tetoean, de hoofdstad van Spaans Marokko, worden de vlugschriften het Franse gebied binnengesmokkeld. In Ifni, de Spaanse enclave in het Franse gebied en groot karavaansera, eindpunt der karavanen uit het gehele land, worden de geruchten onder het volk gebracht, en van daar trekken zij met de karavanen het binnenland van Afrika in. Op de Canarische Eilanden, in Las Palmas en Santa Cruz landen de agenten, die als Deense of Hollandse kooplieden binnensluipen.’Ga naar eind24) | |
[pagina 417]
| |
Langenheim hanteert ook intern ijverig het fameuze bezoek van Wilhelm II in 1905 aan Tanger, toen hijzelf zich als Duits agent in Tetoean vestigde. Wilhelm is nu opgevolgd door Hitler, schrijft Langenheim in een artikel voor de Heimat in 1933: ‘Gelijk de onbevlekte ontvangenis van Maria, mystiek en onbegrijpelijk, heeft de verschijning van de Führer vooral sinds zijn openlijke strijd tegen het Jodendom de mohammedaanse wereld bevrucht, nu reeds zichtbaar in zijn heftige en af en toe niet onbloedige reflexen hier in het land.... Hoe ver moet het reeds zijn gekomen, wanneer in het in 80-jarige gevechten doodgebloede Algerije, vertwijfelde Arabieren tegen Joden en Fransen uitroepen: ‘Leve de Duitsers!’Ga naar eind25) Regelmatig rapporteert Langenheim naar Berlijn over hetgeen tot stand werd gebracht: in het bijzonder over opgestookte vechtpartijen tussen ‘Joden’ en Arabieren, en in zijn begeleidende brief bij een uitvoerig verslag dd 20 juli (!) 1935 over deze ‘successen’, vermeldt de trotse vader nadrukkelijk, dat hij de vele ingesloten gegevens en stukken ‘van mijn zoon kreeg.’Ga naar eind26). Dat was dus een jaar na de uitgelaten paasvakantie van de gebroeders Lippe en Langenheim in Marokko, toen er zo gemakkelijk en plezierig kon worden gevochten.... Precies een jaar later begon Franco vanuit datzelfde Marokko zijn opstand tegen de democratische Republiek. En nog geen half jaar later feestten enkelen der belangrijkste nazi-bemiddelaars tot die Franco-opstand, in het Haagse Paleis Noordeinde als gasten op de koninklijke bruiloft.
Waarmee wij terugkeren tot ons punt van aanvang: het ‘shockeren’ der gasten, in het bijzonder koningin Wilhelmina. Onlangs constateerde de heer Arthur Lehning, bij de opening der Amsterdamse Ter Braak-tentoonstelling, dat de geschiedenis van Nederland in de jaren dertig nog altijd geschreven moet worden. Hij memoreerde enkele frappante voorbeelden van officiële Nederlandse collaboratie met het nazisme en fascisme, ver vóór de heren Hirschfeld en De Quay zich op de Duitse bezetting konden beroepen. Hij noemde het terecht essentieel voor een juist begrip van de | |
[pagina 418]
| |
bezettingsjaren, dat men de ware geschiedenis van de jaren daarvóór kent. In die geschiedenis kan de merkwaardige penetratie van het oprukkend fascisme na 1933 tot binnen de muren van een koninklijk paleis in Nederland niet achterwege blijven. Zal de vraag móéten worden gesteld, hoe het mogelijk is geweest, dat met name Ortsgruppenführer Adolf P. Langenheim uit Tetoean binnen die muren de gast van het Nederlandse hof kon zijn en blijkbaar ongehinderd de zelfde Nederlandse veiligheidsdiensten kon passeren, die - de heer Lehning memoreerde het feit met gepaste bitterheid - vluchtende Joden uit Hitler-Duitsland via de Duitse grens uitleverden aan hun beulen. Zoals er trouwens meer vragen rijzen wanneer men zich bezig houdt met de bestudering van de hierboven beschreven periode in de Nederlandse en Europese politiek. Met Oudejaarsavond 1936 in het Paleis Noordeinde bijvoorbeeld, dat wonderlijke feest. Om niet te zeggen: Wunderlich.... |
|