De Nieuwe Stem. Jaargang 20
(1965)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 247]
| |
G.J. Resink
| |
[pagina 248]
| |
sprekend en schrijvend invoeren, waarbij Sterne het verst gaat door Tristram zelfs gesprekken te laten relateren gehouden voor zijn geboorte. De drie werken hebben namelijk ook gemeen dat zij zich vrijwel geheel tussen mannen afspelen. Vrouwen lijken vulling, op haar best versiering en komen in het bijzonder om Jim heen weinig uit de grondverf. Alle drie boeken spelen zich voorts in twee werelden af: Engeland in tegenstelling tot het continent; Nederland en Indonesië, meer gelokaliseerd Amsterdam vis-à-vis Lebak; en Aziatische havens versus het binnenland van Patusan. In afwisseling en tegenstelling tussen deze twee werelden en de haar bewonende mensen gaat Multatuli weer het verst. Een vierde karakteristiek die voor alle drie romans opgaat is het vertoon van talenkennis en belezenheid. Geen van de drie schrijvers etaleert zoveel namen van auteurs en geleerden als Sterne; geen van hen epateert de lezer met zoveel polyglottisme als Multatuli. Maar ook in Lord Jim valt toch op hoe Conrad er in vergelijking met zijn andere in de archipel spelende werken te koop loopt met Frans, Duits, Maleis, Latijn en wereldliteratuur. Een vijfde en niet de kleinste gemene deler van de drie boeken tenslotte is de maniakale bezetenheid die zowel Toby als Max en Jim eigen is. Zij zijn gedrevenen door een zaak - of het nu de strategie der belegering van Namen, de zaak van de Javaan dan wel het lot van de Buginezen in Patusan is, doet er minder toe - en zij verliezen die zaak: Uncle Toby grotesk, de grote Max en Lord Jim tragisch. Maar hier houden de overeenkomsten tussen de drie werken wel zo wat op. Men moet dan afscheid nemen van de commoner Shandy en naar Warschau reizen om uit de historie van die stad iets van de geschiedenis van Polen af en uit te lezen teneinde te vatten hoe de schepper van de Pools-chevalereske Lord JimGa naar eind6) die andere ridderlijke excentrieke lord, die Dekker was, zo goed begrijpen, ja bewonderen en navolgen kon. Het doet in de hoofdstad van een linkssocialistische republiek immers vreemd aan dat men een in dubbele zin koninklijke geschiedenis doet voortleven in de wederopbouw van meer paleizen en meer monumenten van vorstelijke figuren dan men in Amsterdam, hoofdstad dan toch van een koninkrijk, kan vinden. En dit socialistisch | |
[pagina 249]
| |
royalisme trof me nog meer toen ik uit een theaterreclame ontwaarde dat de echtgenote van een der hoogste Poolse autoriteiten op de planken een koninklijke hoofdrol vervulde. Men stelle zich de gemalin van een Nederlandse minister als Koningin Louise voor in Vorstenschool. De gedachte van de waarlijk koninklijke enkeling nu is de idee die Jozef Korzeniowski in Eduard Douwes Dekker diep getroffen moet hebben. In de Engelse Max Havelaar, waarin Multatuli Van Lenneps de-actualisering van het Nederlands origineel ongedaan maakte door alle jaartallen en namen van plaatsen en personen voluit te drukken, waarbij hij de ontevredenheid in Den Haag zelf van 1848 tot 1856 liet opschuiven (om haar acht jaren dichter bij het verschijningsjaar van de Engelse uitgave te brengen?)Ga naar eind7), is Max nog actueler een vorstelijke figuur of zelfs een koning, zoals Tine meent, dan in het vager origineel kon toeschijnen. Wat Nederlanders op hun best irreëel en, minder best, gewoon idioot moesten vinden, zoals zij een keizerschap van Willem III over Insulinde kennelijk onzinnig hebben geacht, moet Jozef Korzeniowski ruim dertig jaren later in een Engeland, welks vorstin sinds 1877 keizerin van India was, helemaal niet zo gek gevonden hebben. Conrad zegt immers van Almayer in Sambir, in wie veel van Max Havelaar in Lebak steekt, dat hij er leeft ‘as a king’Ga naar eind8) en diens gekkigheid om dicht bij zijn huis een nieuwe woning te laten bouwen - wat de historische Olmeijer in Bereau werkelijk heeft gedaan - is vooral waanzin voor de Nederlandse marine-officieren die het tweede huis Almayer's Folly dopen, zoals Duclari en Verbrugge Havelaar ‘a fool’ vinden en sommige van zijn daden ‘foolish’.Ga naar eind9) Er komt bovendien bij dat Korzeniowski nog meer blanke radja's uit lectuur of van horen zeggen gekend moet hebben dan waarvan Douwes Dekker reeds weet moet hebben gehad, zodat Multatuli's koningsdromen hem zowel Pools als Indisch gedacht begrijpelijk zullen zijn voorgekomen. Beiden hebben inderdaad geloofd aan de koninklijke blanke enkeling, die als radja of heerser goed zou kùnnen doen, recht en welvaart zou kùnnen brengen in een stuk van die enorme archipel waar al een half dozijn blanke radja's opgetreden was voordat de Havelaar uit kwam en waar daarna nog meer van deze ‘white rulers’ en passant op het schimmentoneel zouden verschijnen.Ga naar eind10) | |
[pagina 250]
| |
Met uitzondering van de Brooke-dynastie in Serawak en het Clunies Ross-geslacht, dat als ‘koningen’ van de Kokoseilanden faam zou verwerven, is immers geen van deze fantastische withuidige heersers er in geslaagd zijn eigenrijksdromen te verwezenlijken en radja-school te maken. Maar èn voor Multatuli èn voor Conrad was het koesteren van die dromen belangrijker dan het uitkomen daarvan. Bovendien waren het altijd àndere blanken, die alles voor deze edele enkelingen bedierven, in wier kielzog zij kwamen meeschuimen. Wie die schuldige blanken in de Havelaar zijn weet iedereen en zij waren er voordat Multatuli zich overgaf aan illusies zelf misschien eens koning of keizer te worden over de Javanen. Conrad heeft in zijn in Indonesië spelende werken het hier bedoelde thema welhaast tot een historische wet verheven. Almayer leeft in Sambir als een koning tot Willems en de Nederlandse marine hem daar volgen en hij ten onder gaat. Lord Jim is heerser over Patusan totdat Gentleman Brown arriveert en hem de dood injaagt. De Rajah Laut, heerser ter zee, ‘King’ Tom Lingard, ziet in The Rescue, grotendeels eerder geschreven, doch later gepubliceerd dan Victory, alle plannen om als ‘kingmaker’ zijn Wadjose vrienden in hun rijk aan de macht te brengen in letterlijke en figuurlijke rook opgaan omdat het Engelse echtpaar Travers met zijn jacht die plannen komt traverseren. En in Victory loopt voor Axel Heyst en Lena, ‘prince’ en ‘princess’ van Samburan, tenslotte alles mis als Mr. Jones en Martin Ricardo op hun eiland komen, waarbij Conrad in ironische symboliek zo ver gaat de heren elkaar te laten betitelen als ‘Gouverneur’ en ‘Secretaris’, wat herinnert aan dienovereenkomstige ambten bij het Europese Binnenlands Bestuur. Deze ironie treft te dieper omdat daarentegen jaren eerder van die andere B.B.-ambtenaar, de Resident Slymering, die in de Engelse Max Havelaar ter tegemoetkoming aan de smaak van Britse lezers zijn woorden zonder hoofdletters en slechts gescheiden door gedachtestrepen in plaats van punten uitspreekt, alleen maar iets terug te vinden is in de manager uit Heart of Darkness, die zijn woorden niet met pauzes doch zijn zinnen telkens met iets van een glimlach bezegelt.Ga naar eind11) Conrad moest van Multatuli's karikaturen kennelijk niets hebben; daarvoor was hij te veel realist. Van de ene goede blanke naar de vele minder goede | |
[pagina 251]
| |
blanken is maar één stap: die van het idealistische individu naar de collectiviteit van de maar al te realistische imperialisten. Het is bepaald een sensatie om in de door Conrad gelezen dagboeken van de jonge James Brooke over zijn omzwervingen in 1840 op Zuid-Celebes een kritiek op alle Europese imperialisme aan te treffenGa naar eind12), die wat temperament en terminologie betreft moeilijk door een hedendaagse anti-imperialist zou kunnen worden overtroffen. Niet minder algemeen heeft Conrad zich over het imperialisme uitgelaten in Heart of Darkness waar hij schrijft: ‘The conquest of the earth, which mostly means the taking it away from those who have a different complexion or slightly flatter noses than ourselves, is not a pretty thing when you look into it too much.’ Cynisch gaat hij door: ‘What redeems it is the idea only. An idea at the back of it; not a sentimental pretence but an idea; and an unselfish belief in the idea - something you can set up, and bow down before, and offer a sacrifice to....’ welk idee vlak van tevoren de reddende gedachte der efficiëntie blijkt te zijn, de enige ethiek!Ga naar eind13) Op de speciale Nederlandse uitgave van dat overzeese imperialisme, door Multatuli zo gehekeld, vindt men reeds eerder en wel in Karain de door Conrad de titelheld in de mond gegeven kritiek over de situatie op Java: ‘.... every man you meet is a slave. The rulers live under the edge of a foreign sword.... we bowed low in the courtyards of chiefs who were no better than slaves.’Ga naar eind14) Maar over mishandeling en uitzuiging spreekt Karain niet, waarschijnlijk omdat Conrad wist dat de stem van Multatuli twee Engelse tegenstemmen had opgeroepen, waarvan hij weet had uit zijn ‘favourite bedside companion’: Alfred Russel Wallace's beroemde boek The Malay Archipelago. Dat werk kan hem immers niet alleen vertrouwd hebben gemaakt met de Max Havelaar, maar ook met de kritiek daarop van Wallace zelf, en diens waardering voor het Nederlandse bewind die weer verband hield met de lof daarop in 1861 uitgebracht door de Engelse schrijver J.W.B. Money in zijn boek Java; or How to Manage a Colony.Ga naar eind15) Waar de Pool in Conrad fel tegen het binnen-Europese, continentale imperialisme van Rusland, Duitsland en Oostenrijk gekeerd was laat zich zijn afkeer van het buiten- | |
[pagina 252]
| |
Europese, overzeese imperialisme van andere westerse mogendheden goed begrijpen. Het een moet hem niet minder ongerechtvaardigd en onrechtvaardig toegeschenen hebben dan het ander en hij ontliep het eerste slechts om in het tweede verzeild te raken. Dat hij in het algemeen ‘anti-imperialist in an age of imperialism’ was is overigens reeds door Irving Howe opgemerkt.Ga naar eind16) Tenslotte was Conrad nog op een derde punt meer Pool dan jingo-Brit en wel in zijn voor zijn tijd merkwaardig gering rasgevoel, al was hij realist genoeg om zijn Europese figuren, die in tropische gebieden leefden, wat meer raciaal superioriteitsbesef mee te geven dan hij zelf of zij van huis mee hadden gekregen. In zijn in Indonesië spelende werken keert immers steeds weer als hoofdthema de inter-raciale vriendschap terug: tussen Almayer en Dain Maroola en later tussen Almayer en Jim-Eng; tussen Karain in het korte verhaal van die naam en Arsat uit The Lagoon en hun Engelse vrienden; tussen Steyn en zijn vriend en zwager Mohammed Bonso en tussen Jim en Dain Waris in Lord Jim; tussen de Sultan van Batu Beru en Van Wyk in The End of the Tether; tussen Davidson en zijn rijke Chinese reder in Because of the Dollars; en tussen King Tom Lingard en Pata Hassim en Immada in The Rescue. Conrad heeft de sfeer van verkeer op gelijke voet tussen de partners vooral trachten te bereiken door tegenover het culturele of persoonlijke overwicht van de blanke partij het sociale of financiële overwicht van de anders gekleurde wederpartij te stellen. Maar het resultaat is een verminderd, soms zelfs geheel ontbrekend rasbesef, dat zijn blanken evenzeer karakteriseert als Multatuli in zijn gevoelens voor de neger, die geboeid aan de voeten van de rokende koopman ligt; voor de oude baboe, die Max uit het rijtuig helpt; voor de ‘inlandse’ mevrouw Slotering; voor Si Oepi Keteh en voor Saïdjah en Adinda. Bij beide schrijvers vindt men de medemens in een evenwaardigheid erkend, ook als hij van ander ras of religie, van vreemde nationaliteit of wonderlijke constitutie is, die in de westerse letterkunde betreffende de archipel uniek is voordat de erkenning van de evenmenselijke waardigheid van de Javaan of de Buginees in de boeken van Augusta de Wit en Marie van Zeggelen in het begin van deze eeuw een meer algemeen verschijnsel begint te | |
[pagina 253]
| |
worden. Is kortom voor Multatuli alias Havelaar, geboren Douwes Dekker, ‘de Javaan... een mens’, Conrad, deels geincarneerd in Marlow en ook voor de Engelse burgerlijke stand Korzeniowski gebleven, is - als Jim - ‘captivated’ door de Buginees Dain Waris.
Multatuli en Conrad mogen zich in Indonesië de laatste jaren verheugen in een toenemende populariteit. Sinds ik in 1960 in dit tijdschriftGa naar eind17) er op wees dat Max Havelaar en door en met hem Multatuli nog steeds leeft in Indonesië is de laatste zozeer in de literaire en politieke beeldengalerij van de jonge staat, waarin zo'n behoefte leeft aan een ‘history of chaps’, opgenomen dat men een akademie en een schip van de marine naar hem heeft genoemd. Maar ook Tuan Jim gaat meer en meer in Indonesië leven nu zijn boek aan sommige universitaire Engelse studierichtingen verplichte literatuur geworden is. Waar een Indonesische vertaling van de complete Max Havelaar nog steeds niet het licht heeft gezien en Engelse vertalingen daarvan praktisch niet voorhanden zijn, lijkt Jim bij jongere generaties van lezers Max zelfs in zijn schaduw te stellen vooral onder niet-Javaanse intellectuelen. Daardoor dreigt Conrad, dank zij zijn vele in Indonesië spelende werken, Multatuli achter zich te laten, hoewel Douwes Dekker Korzeniowski voorging. Zo kreeg ik vorig jaar de eerste door een Indonesische anglist geschreven M.A.-thesis over Conrads Indonesiana onder de ogen, waarin Conrad dé grote westerse schrijver over Indonesië en voor de moderne Indonesiër wordt geacht, al werd in de titel ‘The Girdle of Emerald’ en in de tekst van de proeve Multatuli nog alle eer gebracht. Sindsdien las ik nog een M.A.-thesis over Conrads Maleiers en een scriptie van een literair student over Victory, terwijl mij van twee andere anglisten bekend is dat zij hun M.A.-thesis eveneens aan Conrads in Indonesië spelende werken willen wijden en een derde zich gezet heeft aan de vertaling van Karain in het Indonesisch. Op grond van deze groeiende belangstelling en bewondering voor Conrad zou er, althans voor Indonesiërs, reden zijn om in de titel van dit essay Jim voorop te stellen en de weinig bekende Tristram achteraan te laten komen. Conrad zelf zou hiertegen echter bezwaren hebben gemaakt | |
[pagina 254]
| |
omdat deze volgorde niet alleen chronologisch niet in orde zou zijn doch tevens een omkering in rangorde zou impliceren, die tegen zijn eigen waarderingen in zou gaan. Werd zijn lof voor Sterne hiervoor reeds vermeld, zijn bewondering voor Multatuli herhaal ik hier - voor wie geloven dat in al zijn geheel of gedeeltelijk op Indonesië betrekking hebbende werken van Almayer's Folly af tot A Personal Record toe, bewijzen zijn te vinden voor zijn veelvuldige ontmoetingen met Multatuli, die naast zijn eigen vermommingen als Max en Stern en Sjaalman ook nog die van Jim en Marlow en Almayer te dragen kreeg. Na immers erkend te hebben ‘But if I had not got to know Almayer pretty well it is almost certain there would never have been a line of mine in print’, stelt hij hem verantwoordelijk ‘for the existence of some fourteen volumes, so far.’Ga naar eind18) Daarna roept hij, weinig Engels alweer, de Indische jongen Almayer uit zijn persoonlijk verleden op om hem in een niet minder persoonlijke toekomst in de Elyzese velden kennelijk steeds meer als Multatuli warm en met humor zo toe te spreken: ‘It is true, Almayer, that in the world below I have converted your name to my own uses. But that is a very small larceny. What's in a name, O Shade? If so much of your old mortal weakness clings to you yet as to make you feel aggrieved (it was the note of your earthly voice, Almayer), then, I entreat you, seek speech without delay with our sublime fellow-Shade - with him who, in his transient existence as a poet, commented upon the smell of the rose. He will comfort you.... You affirm that had I been capable of looldng at you with a more perfect detachment and a greater simplicity, I might have perceived better the inward marvellousness which, you insist, attended your career upon that tiny pin-point of light, hardly visible, far, far below us, where both our graves lie. No doubt! But reflect, O complaining Shade! that this was not so much my fault as your crowning misfortune. I believed in you in the only way it was possible for me to believe. It was not worthy of your merits? So be it.... Nothing was ever quite worthy of you. What made you so real to me was that you held this lofty theory with some force of conviction and with an admirable consistency.’Ga naar eind19) Eduard Douwes Dekker heeft zelden een beter compli- | |
[pagina 255]
| |
ment gekregen dan hem door Jozef Korzeniowski bij deze laatste ontmoeting gemaakt. Djakarta, januari 1965 | |
NotenDank zij een royale reistoelage boven het Research Associateship, dat ik van de School of Oriental and African Studies London University gedurende het cursusjaar 1962-1963 mocht ontvangen om in Engeland en elders in Europa onderzoek te doen naar achtergronden en bronnen van Joseph Conrads Indonesiana, werd ik in de zomer van 1963 in staat gesteld om naar Warschau te reizen, waar ik indrukken en ervaringen opdeed die inspireerden tot dit essay. |
|