| |
| |
| |
Pszisko Jacobs
De mens en zijn literatuur
I
Van de poolse literatuur is weinig bekend, doordat de poolse taal buiten het eigen land en de kringen van poolse emigranten nauwelijks bestaat. Dit is voor ons, nederlanders, geen onbekend verschijnsel: het geldt evenzeer voor onze eigen taal en literatuur. Hieraan is weinig te veranderen. Politiek-ekonomisch zijn beide landen reeds enige honderden jaren van zeer gering gewicht en het is bijna altijd zo geweest, dat de macht van een land de kulturele betekenis ervan voorafging.
Voor Polen geldt in dit verband nog een bijzondere omstandigheid, die heeft verhinderd, dat zijn literatuur grotere internationale bekendheid verkreeg. Deze hangt samen met de literaire vormen. Het proza geniet in het algemeen in de wereld een ruimere belangstelling dan de poëzie. Poëzie is hierdoor beduidend duurder in produktie en dus ook in aanschaf dan proza en met name het uitgeven van vertaalde poëzie is een weinig aantrekkelijke bezigheid. Wat voor de poëzie geldt, geldt in dit opzicht eveneens voor het essay. En juist de poolse poëzie en het essay-wezen in de bijzondere vormen van de polemiek en de kritiek, staan op een zeer hoog peil, terwijl het proza in de vorm van de roman of het toneelstuk vrij armelijk zijn vertegenwoordigd. Met andere woorden: als Polen grote romanschrijvers had, zou zijn literatuur een veel grotere internationale vermaardheid bezitten. Op de oorzaken van deze onevenwichtigheden in de poolse literatuur kom ik straks terug.
Er is nog een belangrijke omstandigheid, die lange tijd de verbreiding van de poolse literatuur in het buitenland heeft afgeremd. Aan het einde van de achttiende eeuw verloor het land zijn staatkundig bestaan aan de drie nabuurlanden Pruisen, Rusland en Oostenrijk. Het land werd
| |
| |
opgedeeld en de grote strijd tegen de poolse kultuur begon, een strijd die zou duren tot na de eerste wereldoorlog. Vooral van pruisische en russische zijde werden krachtige pogingen gedaan het poolse karakter en de poolse kultuur te verdringen. Men is hierin slechts voor een deel geslaagd, maar het is duidelijk, dat de voortdurende strijd van grote invloed moet zijn geweest op de literaire uitingen. Voor de betrokkenen waren deze hoogst interessant, met name die poëzie en dat proza die nauw verbonden waren met de strijd en met de historische gebeurtenissen. Men kan niet zeggen, dat er in Polen weinig proza werd geschreven. Maar wie kent buiten Polen van Henryk Sienkiewicz nog een ander boek dan Quo Vadis? En hij heeft er vele tientallen geschreven en een tijdgenoot van hem, Kraszewski, schreef er zelfs enige honderden. Voor de buitenlanders vereist het ‘verstaan’ van deze en andere litratuur een grondige kennis van land en geschiedenis. Waar deze ontbreken, wordt veel van die literatuur duister en soms geheel onbegrijpelijk. De literatuur zou de - belangrijkste - weg tot begrip moeten zijn en is het in dit geval in het geheel niet. En literatuur met zeer veel voetnoten wordt al gauw onleesbaar.
De situatie tussen de wereldoorlogen was al evenmin bevorderlijk om de poolse literatuur voor buitenstaanders interessant te maken. Men streefde er op geforceerde wijze naar zijn plaats te veroveren temidden van de andere europese landen: plus européen que l' Europe, wèg van Sowjet-rusland, om maar zo spoedig mogelijk als volwaardig te worden beschouwd. In de 20-er jaren bleek zeer kort het expressionisme van enige betekenis. Juliusz Kaden-Bandrowski was hier de grote man. In de 30-er jaren kwam een bepaalde romansoort tot bloei. Hierin werden zeer uitvoerig bepaalde sociale groeperingen uitgebeeld en met eindeloos geduld karakters geanaliseerd. Overdreven aandacht werd besteed aan de struktuur. De bekendste auteurs in dit genre waren vrouwen: Zofia Nalkowska, Maria Dambrowska en Maria Kuncewiczowa. De meeste van deze romans zijn thans voor ons onverteerbaar, maar billijkheidshalve moet hier opgemerkt, dat veel van ook andere dan poolse literatuur uit de 20-er en 30-er jaren dit is.
De periode na de laatste wereldoorlog werd weer sterk bepaald door de politieke fronten en deze hebben de
| |
| |
kulturele kontakten in negatieve zin beïnvloed. Pas door de relatief grote ontspanning sedert 1956 kon de uitwisseling algemener en intensiever worden. Als wij de balans opmaken, moeten wij echter konstateren, dat de polen veel en veel meer van de buitenlandse literatuur weten - er wordt ontzagwekkend veel en goed vertaald - dan dat de overige wereld kennis neemt van Polen's waarlijk niet minderwaardige literaire produktie.
De poëzie en de kultureel-kritische beschouwingen zijn er zeker van wereldniveau. De poolse taal is geen eenvoudige en eigenlijk een nauwelijks voor ons toegankelijke. Maar dat is russisch evenzeer, waarbij dan nog als bemoeilijkende faktor het kirilische schrift komt. Mijn kennis van het russisch is miniem, maar afgaande op de vertalingen uit het russisch moet ik konkluderen, dat de poolse poëzie en de poolse polemiek op hoger niveau staan dan de russische. Het is dus duidelijk, dat de politiek-ekonomische belangrijkheid van een land van doorslaggevende betekenis is inzake de belangstelling voor zijn kultuur. Wanneer dan al iets uit het pools wordt vertaald, zijn het meestal andere dan literaire overwegingen, die hiertoe hebben geleid. Een goed voorbeeld hier van is Breza's Spizowa Brama, dat handelt over de verhoudingen in en om het Vatikaan. Er is echter zeer veel in de poolse literatuur, dat ons buitenlanders zou aanspreken en zeker waar het de jongste twintig jaar betreft.
| |
II
De taal, gesproken en geschreven, heeft een onontkoombaar sterke sociale funktie. Door het gebruik van de taal vooral scheppen en onderhouden wij de relaties met elkaar. Via de taal begrijpen wij elkaar. Uit de literatuur van een land leren wij het volk kennen. Hiermede is stellig niet bedoeld, dat er een rechtlijnig verband bestaat tussen een bepaalde sociaal-politieke periode en de in die periode verschenen literatuur. Tussen beide gebieden kan men niet zelden een zeer grote spanning waarnemen. Maar juist deze spanning duidt op de alleszins aanwezige relatie. In Polen was het verband tussen historische fase en literatuur overigens altijd zeer duidelijk. Dit typeert niet slechts de sociale
| |
| |
verhoudingen maar ook de literatuur. Voor de sociale verhoudingen betekent het in dit verband, dat langere perioden van - schijnbare - stabiliteit werden omlijnd en onderstreept door duidelijke gebeurtenissen: oorlogen, revoluties. Voor de literatuur betekent het, dat er maar een zwakke literaire traditie bestaat, veelzeggend voor een land, dat overigens zo sterk traditioneel bepaald is.
Van de andere kant is het mogelijk de literatuur te verklaren in zijn samenhang met de maatschappelijke gebeurtenissen en verhoudingen. En om het verkregen beeld nog vollediger te maken, betrekken wij hierin de historie, de wordingsgang. Het gaat vooral om de groei en het karakter van het volk. De literaire uitingen zien wij eerst in de juiste proporties tegen de achtergrond van het sociaal-psychisch gebeuren in historisch perspektief.
Polen kenmerkt zich tot op deze dag door een sterke traditionele gebondenheid. De samenleving van boeren en - boerse - adel bepaalde door de eeuwen heen het maatschappelijk patroon. De koning is er eigenlijk nooit veel meer geweest dan de president van een aristokratische republiek. Hij verkreeg geen werkelijke macht, omdat de adel op alle besluiten van betekenis zijn veto had. Er ontstonden nauwelijks echte steden - hierbij is niet gedacht aan de omvang maar aan de levenssfeer - en ook het aantal universiteiten bleef gering in getal en zwak van invloed. Een van de gevolgen hiervan was, dat er in Polen weinig kulturele kristallisatiepunten konden ontstaan. De stedelijke kultuur werd geen richtsnoer. Het poolse woord ‘miasto’ betekent weliswaar ‘stad’ maar in de meeste gevallen gaat het om een plaats waar een markt en wat (meer) winkels zijn en wordt er niet gedacht aan een andersoortig milieu. De universiteiten waren nauwelijks van invloed op het algemeen geldende levenspatroon.
Aan het ontstaan van een burgerlijke klasse is men nooit toegekomen. Het ontbreken van deze zo gewichtige schakel in de maatschappelijke ontwikkelingsketen is duidelijk merkbaar tot op dit ogenblik. Want niet alleen is het zo, dat de burgerlijke kultuur er nooit heeft bestaan - er dus alleen ruimte overbleef voor boerendom, adel en geestelijkheid - maar tevens ontstond er geen arbeidersklasse. De industrie ontwikkelde zich zeer laat en is nog altijd niet stevig ver- | |
| |
ankerd in het sociaal-politieke en ekonomische leven. Industrie-arbeiders zijn er veel te weinig. De meeste arbeiders menen nog steeds, dat het goed zou zijn als ieder zijn eigen stukje grond had.
Het is duidelijk, dat deze in onze ogen zo afwijkende ontwikkeling van zeer grote invloed moet zijn geweest op de literatuur. Maar er is in dit verband meer opmerkelijks.
| |
III
Tot in de zestiende eeuw was de geschreven poolse taal een zeer armelijke. Het kontakt met landen als Italië en Frankrijk bracht de gebrekkigheid ervan aan het licht. En toen werd vooral door kringen van verlichte adel en geestelijkheid gekonstrueerd uit dat wat voorhanden was: een boerentaal plus het latijn. De invloed van andere talen bleef in feite zeer beperkt. Het pools was en bleef in de kern een boerentaal, weinig aangenaam van klank en intonatie, niet licht en speels maar aards. Toch is het tegenwoordige pools verre van armelijk. Het is een uitstekend en zeer ‘buigzaam’ middel tot uitdrukking van het direkt waarneembare, als het landschap en zijn mensen en van de bij deze optredende emoties.
Het ontstaan van de eigenlijke taal is in zoverre psychologisch opmerkelijk - hoewel niet uitzonderlijk - dat de behoefte eraan eerst ontstond na het kontakt met het italiaans en het frans. Het gevoel van eigen inferioriteit was hier beslissend en dat gevoel nu heeft zich gehandhaafd, ondanks de wetenschap, dat de poolse taal ook elders als een volwaardige werd beschouwd. In dit laatste beeld past overigens de disproportioneel grote betekenis, die men in Polen hecht aan de buitenlandse literatuur. Wat dit laatste betreft, moet echter opgemerkt, dat de feitelijke kulturele armoede van het land ook doet verlangen naar kultuur van elders. Immers in en door de literatuur komen ook andere kulturele uitingen en visies mee het land in.
Wat zeker merkwaardig moet worden geacht, is, dat de invloed van de geschreven taal - dus ook van de literatuur - van veel geringer betekenis is dan hier in het westen. De poolse kultuur heeft een sterk verbaal karakter, een typisch
| |
| |
kenmerk voor oude, boerse samenlevingen. Let wel, het analfabetisme bestaat er eigenlijk niet langer, maar gelezen door velen wordt er niet. Er wordt veel gelezen door betrekkelijk kleine groepen. De vele boeken, tijdschriften en kranten, de uitvoerige diskussies en polemieken, zelfs de lektuur, beroeren in geringe zij het toenemende mate het leven van de gemiddelde poolse mens. Het is belangrijk dit te weten wanneer men met de poolse literatuur in aanraking komt. Deze situatie wortelt in een oudere situatie, die van het volk en zijn intelligentia. En zonder nu verder op dit typerende verschijnsel in te gaan, voor de bij het kultuurleven betrokkenen ontstaat het valse besef, dat men in de kulturele evolutie verder is dan men is. De maatschappelijke gespletenheid, stammend uit de individualistische instelling van de adel, ver weg en ver boven het gewone volk, en diep wortelend in de historie als de relatie tussen vreemde veroveraars (= adel) en onderworpenen (= boerendom), heeft zich voortgezet in de negentiende eeuw tot in de periode tussen de wereldoorlogen, tot in het heden. Deze gespletenheid komt tot uiting in de afzonderlijke mens en evenzeer in de literatuur. De innerlijke gespletenheid is een typisch facet van het poolse volk, met alle konsekwenties van dien.
De gezinssituatie kenmerkt zich door een duidelijk herkenbare patriarchale sfeer. De man is in principe het onomstreden hoofd, maar voor wat de emotionele zijde betreft, is de zoon veel meer middelpunt van het gezin dan de vader. De oudere, matriarchale, verhoudingen demonstreren zich zo nadrukkelijk, dat de zoon wordt ‘belet’ vader te worden. Het ouderlijk gezin, waar zijn moeder hem vereerde, wordt voor hem later het paradijs, waaruit hij werd verjaagd. Hij blijft naar dat gezin terugverlangen, maar moet een eigen gezin vormen, waarin niet hij maar... zijn zoon het middelpunt is van liefde en waardering. Zo ontwikkelt hij de nostalgie, die zo typerend is voor de poolse man. In de poolse literatuur zijn voorbeelden te over, die dit onverhuld demonstreren. De dochter in het gezin deelt met de moeder in de bewondering van de zoon, haar broer dus, en leert op deze wijze haar toekomstige rol, niet naast haar toekomstige man maar met veel geklapper van vleugels boven haar zoon. Jaloezie wordt tot de grote dominante
| |
| |
in het poolse gezin, dit des te sterker naarmate er meer kinderen zijn. De poolse man wordt niet volwassen, zelfs niet in de relatieve betekenis van het woord. Hij is pro forma toonaangevend en er wordt van hem verwacht, dat hij het woord voert en handelend optreedt. Maar het zelfstandig oordelen en optreden is hem niet geleerd. Ook in het leven buiten het gezin doet hij dat gezin ‘eer’ aan. Hij vertoont een opvallende labiliteit, is weinig kontemplatief, vaak zeer irrationeel, bevreesd voor konsekwente verantwoordelijkheid, heeft een sterke hang naar romantiseren, is nostalgisch gespleten.
Doordat de poolse samenleving een patriarchale is, moet de rol van de man goeddeels worden overgenomen door de vrouw. Zij wordt een patriarchale matriarch en verricht handelingen, die wij tot de mannelijke sfeer rekenen. Niet zelden doet zij het zware werk in en om het gezin, moet voor het grootste deel van het gezinsinkomen zorgen, is de nadrukkelijke moeder en - binnen het gezin - maar zelden de minnares.
De situatie als hierboven geschetst is niet altijd en overal duidelijk aanwijsbaar, maar het beeld is geenszins vertekend, met name niet voor de ‘ouderwetse’ gezinnen.
| |
IV
De gezinssituatie zo goed als de sociale verhoudingen moeten hun neerslag vinden in de literatuur.
De feodaliteit kennen wij als een stuk verleden, dat in het kultuurpatroon als geheel nagenoeg is overwonnen. In Polen is dit heel anders. De ontwikkeling van een burgerlijke klasse heeft niet plaatsgevonden. De stabiliserende kracht van een burgerij heeft ontbroken. Deze trede wordt in de ladder van de evolutie gemist. De nuchtere - ontnuchterende - visie heeft ontbroken, de bezinning eveneens. Voeg hierbij het verbale karakter van de samenleving en de merkwaardige gezinssfeer, dan ontstaan (on)gunstige voorwaarden voor bepaalde literatuurvormen.
Ongunstig zijn de voorwaarden voor het proza, dus het verhaal, de novelle en de roman. Vooral de romankunst is er altijd mager afgekomen. Het realiserende - het tot werkelijkheid makende - principe kon in de poolse literatuur niet
| |
| |
tot groei komen. Het is overigens niet toevallig, dat de eerste werkelijke romanschrijvers vrouwen waren. De roman kon in Polen niet worden door het romantiserende, de realiteit ontvluchtende, karakter van de poolse man. En als er dan werk wordt gemaakt, dat de benaming van roman verdient, gaat het vooral om historisch werk, dat wil zeggen over die dingen, die eens waren. En hierbij verhaalt men niet ten einde de feitelijke historie te verbeelden maar vooral om terug te keren naar het milieu, waaruit men eens werd verjaagd (het ouderlijk gezin - het oude land). Noch de heerlijkheid van het traditioneel-landelijke leven van ‘eens’ noch de harmonie van het ouderlijke tehuis, ‘eens’, hebben werkelijk bestaan.
Gunstig zijn de voorwaarden voor de ontwikkeling van de poëzie, vooral de lyrische, die sterk emotioneel, een weinig onevenwichtig en soms bepaald wild is - trekken, die in het algemeen voor lyrische poëzie begunstigend zijn.
Zelfs in de epiek, de polemiek, de kritiek en het essay valt de lyrische hang waar te nemen. De epiek wordt al te gemakkelijk lyrisch, wat - dit moet hier gezegd - lang niet altijd een nadeel is. Polemiek, kritiek en essay, hoezeer ook te loven om de intelligente en levendige breedheid van opzet, zijn nog wel eens te weinig echt kritisch. Zij zijn dus levendig, spits, echter te vaak te zeer ‘engagé’, subjektivistisch. Er spreekt niet zelden ook een zeker kastegevoel uit, namelijk dat van dragers te zijn van de kultuur.
Over de rol van de godsdienst en van de kerk moet hier nog iets worden gezegd. Deze was - en is - voor het gehele levenspatroon niet gering te achten. In de godsdienst zijn de mannelijke figuren veel minder opvallend dan de vrouwelijke. Matka Boska (Moeder Gods) overschaduwt/ overstraalt alle anderen. Het gaat hier vooral om het leed van de moeder. De vereenzelviging van de moeders met Matka Boska leidt tot een ietwat geëxalteerd gedrag in en om de kerk. Zij nemen de zonden op zich, ook die van de zoons/mannen. De roomskatholieke kerk werkte hierop - uiteraard - bestendigend en was zelden of nooit een dynamische faktor in het kultuurleven. Zij heeft dus de groei en de verbreiding van de literatuur niet bevorderd, hoogstens die van de bidprentjes. Toch is er in haar bestaan nog een relatief revolutionnaire periode geweest. Maar ook toen
| |
| |
kwam de verandering doordat de kerk mee moest gaan. Ik doel hier op de periode, waarin het latijn moest wijken voor de taal van de leken. De grootste van de humanistische dichters was Jan Kochanowski, een figuur die goed vergelijkbaar is met onze Hooft of Huygens.
Voorzover de godsdienst en de kerk in de literatuur tot uiting kwamen, naar vorm en naar inhoud, moet dit worden gezien als vooral een begeleidingsverschijnsel in de periodes van zware druk. Het geloof paste in de algemene sfeer van leed, berusting en vertrouwen en is in deze relatie stellig van zeer grote invloed geweest. Dat geloof was een van de hoofdbronnen van het negentiende-eeuwse messianisme van het poolse volk - lijden voor de gehele mensheid, boeten voor alle zonden - en ook van de negentiende-eeuwse literatuur. Maar, als meestal bij een al te nadrukkelijk verkondigen of belijden, de kreaties werden overwoekerd door verlangens en principes. Op het moment, dat deze laatste de lezers niets (meer) te zeggen hebben, wordt het gehele werk oninteressant, tenzij de schrijver een groot schrijver is (Mickiewicz). En daar waar diskussies en redeneringen over het geloof belangrijker worden geacht dan het kreëren van mensen resp. het uitbeelden van sociale relaties wordt de lezer-niet-godsdienstige al gauw geïrriteerd. De godsdienst heeft op sommige momenten positief bijgedragen tot de poolse literatuur, de kerk stellig niet. De kerk was - en is - een instituut, dat streeft naar zelfbevestiging en naar handhaving van het bestaande, beide de grootste vijanden van het kreëren.
| |
V
De literatuur is in Polen altijd de belangrijkste van de kulturele uitingen geweest en heeft zich in nauwe samenhang met het westen ontwikkeld. In de zestiende en de negentiende eeuw was de poolse literatuur relatief veel bekender in Europa dan thans. In de duitse landen bestond in de vorige eeuw de rage van de zogenaamde ‘Polenlieder’.
De poolse literatuur en trouwens het gehele kultuurleven zijn weliswaar niet gering van betekenis maar hebben in het eigen volk zwakke wortels. Dat was zo tijdens de periode van het italiaans-frans georiënteerde Humanisme (1490-1580), van het frans georiënteerde Classicisme (1770-1800)
| |
| |
en, minder, tijdens het Positivisme (1870-1890). De tussenperiode na het Classicisme - die van de Parijse Emigratie - speelt zich nagenoeg geheel buiten Polen af. Het was een zeer belangrijke periode, waarin men sterk terugverlangde naar het eigen land. In die tijd schreef Adam Mickiewicz zijn terecht beroemde epos Pan Tadeusz, waarin een levendige, boeiende en ontroerende beschrijving van het poolse leven, de verhoudingen, de gebruiken, de gedachten, de gevoelens. In die tijd leefde ook Juliusz Slowacki (1809-1849), waarschijnlijk Polens grootste lyrische dichter.
Het werk van Henryk Sienkiewicz - na de opstand van 1863 - heeft vooral historisch-politieke betekenis. Hij beschreef het grote verleden van Polen o.a. in zijn Ridders van het kruis en appelleerde hiermee aan de verlangens van het poolse volk om weer een eigen natie te worden.
Omstreeks 1895 was er een stroom van subjektivisme en lyriek (l' art pour l' art), die zich weliswaar door enige belangrijke figuren kenmerkte (Wyspianski, Tetmajer, Zeromski) maar overigens meer een golf dan een stroom bleek. Dit laatste is een verschijnsel, dat zich vele keren in de poolse historie - ook die van de literatuur - heeft voorgedaan. De reaktie op deze periode kwam in de vorm van een bepaald soort cynisme, zeer verzorgd maar met weinig toekomst (o.a. Leopold Staff).
Tegen het einde van Wereldoorlog I ontstond de poëtische school ‘Skamander’ (Julian Tuwim, Antonin Slonimski). Hier opnieuw het voor Polen typische verschijnsel van het duidelijk optreden van een literaire verandering - vernieuwing - ten tijde van grote maatschappelijke veranderingen. Bepaalde groeperingen binnen het poolse volk hebben altijd met de vinger op de pols van de historie geleefd. En zij hebben ook altijd laten weten, dat zij er waren. Het aantal opstanden was niet gering. De opstanden bleven echter geisoleerd, doordat wezenlijke ekonomische veranderingen uitbleven. Polen is nog steeds een agrarisch - en feodaal - georiënteerd volk, vooral naar opvatting en instelling.
Na bovenstaande zeer summiere beschrijving in literaire fasen - een nooit bevredigende - volgt nu de laatste fase, die van na de tweede wereldoorlog. Doordat hier nog geen sprake is van historie, is het geven van een beeld het moeilijkst.
| |
| |
Tot aan het jaar 1956 werden de literaire uitingen sterk bepaald door het regime. In feite betekent dit, dat die uitingen van vrij gering formaat zijn. Er waren vele emigranten, maar onder deze heerst - uiteraard - niet de ware sfeer. Ook bij hen is sprake van een zekere geforceerdheid, veroorzaakt door enerzijds rankune tegen het land dat men heeft verlaten en anderzijds door wat ik psychische bloedarmoede zou willen noemen. Om tot waardevolle prestaties te komen dient men, in het algemeen, te leven binnen het eigen kultuurgebied. Toch kan niet worden gezegd, dat gedurende die 10, 12 jaar na de oorlog geen goede literatuur werd gemaakt. Maar het was veel meer een ondanks dan een dankzij. Bovendien vonden de verschrikkingen van de oorlog er al te duidelijk hun neerslag in. Dit laatste kan nooit een verwijt zijn, maar het blijft er niet minder een feit om.
Er was ook een duidelijke breuk tussen de generaties. Een dergelijk verschijnsel kennen wij hier ook (de vijftigers), maar daar was de breuk veel scherper, meer zichtbaar en voelbaar. Dat kwam eerst goed aan het licht na de gebeurtenissen in oktober 1956. In de literatuur openbaarde zich zo duidelijk een scheiding der generaties, dat deze maar moeilijk hier en daar op vrij smalle wijzen kon overbrugd. Zo'n verschijnsel is zeker in Polen de afspiegeling van een werkelijk, sociaal gesitueerd, verschijnsel. De poolse samenleving is duidelijk in opbraak. De literatuur wijst dit aan en alleen hierom reeds zou deze van de grootste betekenis zijn. En belangrijk is hierbij, dat het isolement van de schrijvers minder wordt. Ook ‘gewone’ mensen gaan zich voor literatuur interesseren. Dat is prettig voor de schrijvers, maar van veel grotere betekenis is het voor de samenleving zelf, voor die ‘gewone’ mensen dus. Het betekent niet meer of minder dan dat Polen sociaal gezien een ander land aan het worden is. Vanzelfsprekend hangt dit samen met de ekonomische veranderingen: men industrialiseert, moet industrialiseren. Het gaat alles nog met horten en stoten en de mensen voelen er weinig voor - denk aan de opvatting van de arbeider, dat toch eigenlijk ieder een stukje grond moet hebben. Of men er zal slagen is niet de vraag. De veranderingen moeten er komen. Belangrijk is hier hoe deze veranderingen zich zullen voltrekken gezien de gehele his- | |
| |
torie, de merkwaardige gezinssituatie, het slecht voorbereid zijn van de man op zijn maatschappelijke taken. Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk, dat de meisjes en de vrouwen hierbij een veel duidelijker en sociaal meer erkende rol zullen spelen dan de man. Dit betekent voor de literatuur, dat meer vrouwelijke auteurs zullen komen, die bovendien uitdagender dan voorheen zullen optreden. Een dergelijk verschijnsel doet zich eigenlijk reeds voor.
| |
VI
Het is niet slechts een cerebraal genoegen te speuren naar de samenhang tussen de literatuur en het overige gebeuren. Via de kennis van en het begrip omtrent de situatie van een volk - de historische en de huidige - beleeft men zijn literatuur intenser. Via de literatuur leert men het volk verstaan, de poolse mens, de nederlandse mens, zichzelf. En is het in dit verband nog belangrijk, of ik van de (poolse) literatuur houd doordat ik van de (poolse) mens houd of andersom?
Op wat ik hierboven heb geschreven moet ik voor een deel terugkomen. Ik ben er namelijk in het geheel niet tevreden over. Het is alles te analytisch. Men ervaart de realiteit van de mensen niet op de wijze als hierboven is voorgesteld, evenmin de realiteit van de literatuur. Maar dit verschijnsel is inherent aan alle analyseren van menselijke uitingen: de verklaring van het hoe en waarom van een verschijnsel is iets heel anders dan het verschijnsel zelf. Er is wat bijgekomen, namelijk de persoon van de beschouwer en zelfs de ietwat amorfe groep van toekomstige lezers. De beschouwer heeft op zich genomen de zaak te belichten en zo mogelijk te verklaren. Hij heeft het patroon uiteengerafeld en houdt nu draden en lappen in zijn handen. Deze toont hij de anderen en hoopt, dat die draden en lappen voldoende monster en bewijs zijn om aan de hand ervan het oorspronkelijke patroon te herkennen. En hij hoopt in ieder geval, dat de behoefte ontstaat om kennis te gaan nemen van dat patroon-in-de-werkelijkheid, in casu van de poolse mens en de poolse literatuur.
Dat hoop ik dus.
|
|