De Nieuwe Stem. Jaargang 20
(1965)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |||||||||
P. Valkenburgh
|
a. | De geschiedenis van 1918-1939; |
b. | het tijdvak van 1939-1945; |
c. | het tijdvak van 1945-1956; |
d. | 1956 - heden. |
a. Eerst enkele woorden over het eerste tijdvak. Het is de tijd van de jonge republiek. De sociale structuur draagt duidelijk een agrarisch-feodaal karakter. Aan de top van de samenleving staat een kleine doch rijke en machtige groep. Daartegenover staat een omvangrijke massa van zeer arme boeren en landarbeiders. Een industrie ontbreekt vrijwel, zodat van een industrieel proletariaat nog niet kan worden gesproken. Hoewel Polen in naam een democratie is, valt daarvan in de praktijk weinig te bespeuren. De rechtse partijen, gesteund door economische belangengroepen, beheersen het politieke leven, terwijl aan links nauwelijks de mogelijkheid tot spreken wordt gelaten. Zowel de sociale structuur als de bewogen geschiedenis met zijn vele verdelingen en bezettingen, worden in de sociologische problematiek weerspiegeld.. Twee probleemreeksen treden vooral op de voorgrond. In de eerste plaats zijn er tal van nationaliteitenstudies en onderzoekingen van ethnische groepen. Een problematiek die overigens voor alle Slavische landen kenmerkend is en die we dan ook in de Sowjet Unie en in Yoego-Slavië tegenkomen.Ga naar voetnoot1)
Uit een in 1943 verschenen artikel van de gevluchte socioloog K. Symonolewicz over ‘The studies in nationality and nationalism in Poland between the two wars’, citeer ik: ‘Nationality studies in Poland have a lang tradition. The fact that the old Polish state during the last 200 years of iets existence was a multi-national state could not fail to emphasize the difference between the ‘state’ and the ‘nation’....
En even verder zegt hij nog: ‘The conflict between the Polish nation and the partitioning powers and the nations they represented, was the first “nationality problem” which the Poles learned in practice and the first thing they later began to study’Ga naar voetnoot2). Ook thans nog, in het Polen van 1964,
neemt het ‘ethno-sociologisch’ onderzoek een belangrijke plaats in temidden van allerlei andere typen van onderzoek. De bevolkingsverschuivingen die na 1945 hebben plaats gevonden, vormden en vormen ongetwijfeld nog een krachtige prikkel tot dit soort van onderzoek dat vooral vanuit Poznán wordt geleid.
Een tweede onderzoekgebied waarvoor de Poolse sociologie van vóór 1939 veel belangstelling toonde, was de agrarische sociologie. Ik wil hier alleen de naam noemen van Joseph Chalasinski, die in 1938 een vierdelig standaardwerk publiceerde over de jongere boerengeneratie in Polen. In het westen heeft vooral Fl. Znaniecki bekendheid gekregen door zijn nog altijd belangwekkende geschrift The Polish PeasantGa naar voetnoot1).
Ik noem hier deze beide probleemgebieden, omdat de sociologie zoals die na 1956 weer tot ontplooiing is gekomen, daar welbewust bij heeft aangesloten. Met enkele andere sociologische onderzoekgebieden uit het vóóroorlogse Polen is dat veel minder duidelijk het geval en ik zal ze daarom maar verder in mijn artikel buiten beschouwing laten.
b. De tweede hierboven genoemde tijdspanne, 1939-1945, is, ik behoef dat wel nauwelijks te zeggen, in wetenschappelijk opzicht volkomen steriel geweest. Iedere vorm van intellectuele arbeid was in het ‘Generaal-Goevernement Polen’ immers volstrekt uitgesloten en de Duitse uitroeiings-politiek in Oosteuropa maakten dat de Polen wel andere zorgen hadden dan wetenschappelijke.Ga naar voetnoot2)
c. Ook in het derde tijdvak, het naoorlogse van 1945-1956, behielden ernstige zorgen zoals de Russische bezetting, de interne machtsstrijd, de opbouw, de socialisatie voorlopig de overhand, terwijl bovendien de monistische machtsstructuur die in de starre marxistisch-stalinistische ideologie een grondslag vond, aan de sociale wetenschappen nauwelijks enige vrijheid liet.
d. Pas in 1956, na het intreden van het destalinisatie-proces, is hierin verandering gekomen. De gedwongen sowjetisering van de Poolse maatschappij naar Russisch
model werd tot stilstand gebracht of in sommige opzichten zelfs weer ongedaan gemaakt (landbouw!) en aan het specifiek Poolse element in de problemen van de landbouw, de industriële ontwikkeling, het onderwijs en het bestuur aanzienlijk meer aandacht geschonken dan in de jaren 1945-1956. Dat de overheid voor het oplossen van deze problemen - mede - de hulp ging inroepen van een weliswaar kwijnende maar niet ontmoedigde sociologie betekende een gunstig keerpunt, waarvan de Poolse sociologen, die voor het merendeel hun vorming nog in de vóóroorlogse tijd hadden gekregen, zoveel mogelijk voordeel hebben trachten te behalen.
Eén voorbeeld en wel een heel dramatisch, van de hulp die de Poolse regering van de sociologen heeft gevraagd, is wel het feit dat J. Chalasinski en J. Szczepanski indertijd als getuigen-deskundigen zijn geroepen bij het rechtsproces over de Poznan onlusten in 1956. Voor zover ik weet is dit ook de eerste maal in de geschiedenis van de sociologie geweest dat sociologen de eer genoten hun visie te mogen geven op een sociaal conflict dat tot een rechtszitting heeft geleid.
In hoeverre hun verklaringen ook hebben bijgedragen tot een wijziging van het communistische beleid, is natuurlijk moeilijk uit te maken. Wel kan men zeggen dat hun moedige optreden niet zonder onaangename persoonlijke gevolgen is gebleven, zoals moge blijken uit enkele strafmaatregelen die vooral tegen Chalasinski en zijn instituut te Lodz zijn genomen. Wellicht heeft Chalasinski's openhartige uiteenzetting op het Vierde Wereldcongres voor Sociologie in 1959 ertoe geleid dat de tegen hem genomen maatregelen extra zwaar zijn geweest.Ga naar voetnoot1) Bij mijn bezoek aan zijn instituut in de zomer van 1963, bleek van de maatregelen weinig meer te bespeuren en uit verschillende gesprekken kreeg ik de indruk dat de vrijheid van onderzoek en publicatie weer redelijk hersteld is.
Al met al zijn ze er in de jaren na 1956 aardig in geslaagd hun aanvankelijk zuiver administratieve functie uit te breiden óók met minder administratieve taken en op het
ogenblik genieten ze een redelijke mate van vrijheid die hen in de gelegenheid stelt zelfs problemen te onderzoeken die voor het liberaal-communistische bewind bepaald minder aantrekkelijk moeten zijn. Dit moge blijken uit een beknopte beschrijving van de thematiek die de hedendaagse Poolse sociologie beheerst.
Ik zou deze thematiek in twee grote domeinen willen laten uiteenvallen. Het eerste domein betreft dan het fundamentele onderzoek, ‘basic research’, dat zich opnieuw in twee richtingen uitstrekt.
a. Aansluitend bij wat de Poolse sociologie van voor de Tweede Wereldoorlog verrichtte, is het onderzoek naar de sociale structuurveranderingen die na de oorlog in de Poolse samenleving zijn opgetreden. De wijzigingen die zich voordoen in een maatschappij die het transformatieproces van agrarisch-feodaal naar gesocialiseerd-industrieel reeds deels heeft ondergaan en nog dagelijks ondergaat worden bestudeerd door o.a. S. Ossowski en J. Szczepanski, beiden hoogleraar te Warschau en Lodz. De eerstgenoemde heeft hierover nog niet zo lang geleden een boek gepubliceerd dat ook in het Engels en het Duits is vertaald. De Engelse titel luidt: Class Structure in the Social Consciousness.Ga naar voetnoot1) Behalve met het onderzoek van sociale structuurveranderingen houdt Szczepanski zich tevens bezig met een tweede richting van het fundamentele onderzoek, te weten:
b. de sociologische theorievorming. De zeer snelle ontwikkeling van de sociologie na 1956, alsmede de sterk praktische gerichtheid van het onderzoek, hebben op dit punt een leemte doen ontstaan die men met alle zorg en doeltreffendheid thans poogt op te heffen. Zowel Szczepanski als ook zijn collega Z. Bauman (eveneens docent in Warschau) trachten een theoretische sociologie op te bouwen die afgestemd is op de sociale situatie in Polen. Door tal van oorzaken was men na 1956 genoopt Amerikaanse leerboeken te benutten (verschillende Amerikaanse ‘textbooks’ en standaardwerken o.a. van Lipset, Schumpeter en Parsons zijn in het Pools vertaald!) maar, zo zeiden Bauman en Szczepanski tegen mij, deze boeken zijn eerder studies in
‘americanologie’ dan algemeen bruikbare sociologische geschriften. Een klacht overigens, die men bijkans overal kan vernemen waar nog geen democratisch-industriële samenleving bestaat. Ook in Yoego-Slavië, Israël of India, om enkele voorbeelden te noemen, worstelt men met het probleem hoe de Amerikaanse theoretische litteratuur pasklaar te maken voor de eigen maatschappelijke problematiek. Szczepanski heeft gepoogd tot een eigen sociologie-conceptie te komen in een klein geschrift, een inleiding tot het sociologisch denken (verschenen in 1963) waarvan binnen drie maanden tweeduizend exemplaren waren verkocht. Wel een bewijs dus dat de sociologie in Polen thans een grote belangstelling geniet. Deze belangstelling kan men voorts ook afleiden uit het aantal studenten in dit vak. In Warschau zijn plm. 700 studenten in de sociologie en in Krakow (het tweede belangrijke centrum) plm. 200. In Poznan en Lodz studeren daarnaast nog enkele tientallen studenten, doch deze specialiseren zich aldaar en hebben de basisopleiding in Warschau of Krakow reeds achter de rug.
De Poolse sociologen hebben bij hun arbeid veel steun ondervonden van tal van Amerikaanse sociologen. Zo is het moderne instituut voor sociologisch onderzoek in Warschau opgezet met hulp van o.a. Paul Lazarsfeld, één van de meest vooraanstaande methodologen in de Verenigde Staten. Er is in Polen trouwens veel aandacht voor de methodologische problematiek van het sociale onderzoek. Iets wat niet verwonderlijk is, gezien de nauwe relaties tussen methodologie en logica en het zeer hoge peil waarop deze laatste wetenschap in Polen staat. Theoretisch tracht men zich op te trekken aan Talcott Parsons en ook aan een zo volslagen anders ingestelde figuur als wijlen C. Wright Mills, die in 1958 zelf enige tijd in Warschau heeft gedoceerd. Wat mij telkens weer in gesprekken zowel met docenten als met studenten opviel, was de grondige kennis die men van de westelijke sociologie bleek te bezitten en de indrukwekkende ijver en geestdrift waarmee wordt gewerkt. Overal bespeurt men een driftig oriënteren en een ongeduldig inhalen. Een oriënteren en een inhalen dat mogelijk is, omdat de westelijke, vooral dus de Amerikaanse, sociologische litteratuur, zonder enige belemmering verkrijgbaar is. In bibliotheken en in de boekhandels.
Ik noemde zojuist de mogelijkheid dat de studenten in de sociologie zich na hun basisopleiding, die twee à drie jaar duurt, kunnen specialiceren. Deze specialisatiemogelijkheden hangen samen met het tweede domein van de Poolse sociologie, namelijk met dat wat men het ‘speciale onderzoek’ noemt. Ik kan geloof ik, niet beter doen dan ook van deze ‘speciale sociologie’ de verschillende thans bestaande richtingen op te noemen.
a. In de eerste plaats is er de jeugdsociologie die een sterke bloei beleeft. Dat is echter niet te verwonderen. Want dat de jeugd zozeer de aandacht van de sociale onderzoekers krijgt, is mede een gevolg van de demografische structuur van het hedendaagse Polen. Deze Volksrepubliek is een jong land, bovendien een land met een hoog geboortecijfer (20,7 per 1000 in 1962) en een laag sterftecijfer (7,5 per 1000), resulterend in een hoog geboorteoverschot.
Behalve de demografische structuur die tot een extra belangstelling voor de jeugdige bevolkingsgroepen leidt, is er ook nog het probleem van de jeugdcriminaliteit dat veel aandacht opeist. Criminaliteit die ongetwijfeld samenhangt met de snelle sociale structuurveranderingen in Polen. Op het gebied van de jeugdsociologie zijn er in de afgelopen jaren twee opmerkelijke empirische onderzoekingen gedaan, één naar de levenswaarden van de Warschau'se jeugd in de leeftijd van 18-24 jaar. Dit onderzoek dat verricht is door Zygmund Bauman leverde tal van uitkomsten op die zeker niet erg vleiend genoemd kunnen worden voor de communistische machthebbers. Toch zijn de resultaten openlijk gepubliceerd - zelfs in een wereldtaal!Ga naar voetnoot1)
Het tweede onderzoek, gedaan door S. Nowak, ging over sociale attitudes bij Warschau'se studenten en leverde eveneens resultaten op die op z'n minst genomen niet met de communistische ideologie en de communistische wensen in overeenstemming zijn. Ook dit onderzoek is openbaar gemaakt.Ga naar voetnoot2)
Twee opmerkingen hierbij: ten eerste kan men uit deze
studies opmaken dat de ondervraagden kennelijk vrijuit durfden spreken tegen de hun verder niet bekende interviewers. Ten tweede dat de overheid op dit punt blijkbaar geen censuur heeft uitgeoefend.
b. Een tweede specialisatierichting sluit aan bij de vooroorlogse sociologie, althans waar deze het karakter droeg van een ‘ethno-sociologie’.
Deze tweede specialisatie omvat de studie van de ethnologie, de demografie en de statistiek. Onder ethnologie hier dan te verstaan de kennis van de verschillende slavische bevolkingsgroepen in Polen, hun herkomst en geschiedenis. Poznan is in dit opzicht wel het voornaamste onderzoekcentrum, was dit ook reeds, zoals gezegd vóór de oorlog. Ik heb uit diverse gesprekken de indruk gekregen dat het onderzoek van stereotypen van andere volken of van andere bevolkingsgroepen eveneens tot de ethnologie wordt gerekend, maar zekerheid hieromtrent heb ik niet. Mevrouw Klokowska bijvoorbeeld die zich met het onderzoek van stereotypen (o.a. van de Duitsers!) heeft beziggehouden, noemde haar werk ethno-sociologisch.Ga naar voetnoot1). Ik was geneigd het sociaal-psychologisch te noemen, doch deze term, zo bleek mij, zegt de Polen betrekkelijk weinig. Wél hanteren zij tal van moderne sociaal-psychologische research-technieken, attitudeschalen bijvoorbeeld, maar het vak sociale psychologie ligt hen kennelijk nog wat vreemd.
c. Aandacht voor de statistische problematiek komt eveneens tot uitdrukking in een derde specialisatiemogelijkheid, die weliswaar nog pas net bestaat en op het ogenblik dus een wat vage en speculatieve indruk maakt, maar die in de toekomst toch van groot gewicht kan gaan worden. Ik bedoel hier het onderzoek van de massa-media: krant, radio, film en televisie. Het is vooral Bauman die met verschillende projecten op dit gebied bezig is en er ook grote verwachtingen van heeft.
d. Een vierde specialisatiemogelijkheid die reeds vrij vaste vormen heeft aangenomen, is de politieke en militaire sociologie. Zowel in Warschau als in Krakow kan men deze speciale sociologieën beoefenen. De man die deze beide
wetenschapsgebieden tot ontwikkeling heeft gebracht, is J.J. Wiatr. Niet alleen doceert hij de beide genoemde vakken, hij doet ook regelmatig onderzoekingen op deze gebieden. Voor de politieke sociologie bestaat zelfs een afzonderlijk tijdschrift waarin de uitkomsten van de - talrijke - politiek-sociologische en militair-sociologische studies worden gepubliceerd.Ga naar voetnoot1) Opmerkelijk is het, dat hoewel politiek en strijdmacht in een communistische staat wel uiterst tere aangelegenheden zijn, juist de politieke en militaire sociologie zo'n hoog peil hebben bereikt, bepaald hoger dan in sommige westelijke landen, dunkt mij.
Met deze opsomming van speciale studie- en onderzoekmogelijkheden heb ik mijn algemene overzichtje van de hedendaagse Poolse sociologie beëindigd. Het spreekt eigenlijk wel vanzelf dat tal van onderzoekers een geheel eigen studiekeuze hebben gemaakt, bijvoorbeeld in de richting van de godsdienstsociologie (o.a. H.E. Malewska) of de arbeidssociologie (A. Sicinski), maar dit betreft dan meer incidentele gevallen en geen studierichtingen die reeds min of meer in het onderwijs of de onderzoekpraktijk zijn geinstitutionaliseerd, zoals met de hierboven besproken vier richtingen wél het geval is. In elk geval hoop ik met deze kanttekeningen duidelijk te hebben gemaakt hoe de Poolse sociologie thans een krachtige bloei doormaakt, een grote mate van vrijheid geniet en een veelheid aan variaties te zien geeft, zowel in theoretisch als in empirisch opzicht, die zeker inspirerend werkt op de bezoeker. Bij dit alles zijn de sociologen stellig niet zo star aan de marxistische ideologie gebonden als men in het westen toch in eerste aanleg geneigd zou zijn te veronderstellen. Maar, en dit vormt dan weer een schaduwzijde van de hedendaagse situatie, er bestaat ook geen enkele waarborg dat de thans aanwezige
intellectuele vrijheid zal worden gehandhaafd en niet nog- eens op een kwade dag ongedaan zal worden gemaakt.
De sociologen met wie ik hierover sprak achtten de kans hierop, hoewel natuurlijk altijd aanwezig, toch vrij gering. Bepaalde verworven vrijheden, vrijheden bovendien die de Poolse wetenschap in het buitenland een groot aanzien geven, zal het bewind niet zo gauw weer ongedaan maken! Afgezien nog van andere overwegingen, die ik verder zal laten rusten.
Tenslotte nog een enkel woord over de beroepen waarin de afgestudeerde sociologen terecht komen. Aangezien de sociologie-studie pas na 1956 op gang is gekomen, valt er op dit punt nog weinig concreets te vertellen.
Zoals de zaken nu liggen, blijken de sociologen vooral terecht te komen in functies die te maken hebben met:
1. | Onderwijs en onderzoek. |
2. | Planningsinstituten. In Polen zijn plm. 70 instituten die zich met landelijke, regionale of locale planning (op het gebied van de huishouding, bevolkingsspreiding, nutsvoorzieningen, huisvesting etc.) bezighouden en bij deze instellingen bestaat een grote behoefte aan afgestudeerden. |
3. | Het justitiële apparaat. Met name de afdelingen die te maken hebben met jeugdcriminaliteit, dronkenschap (een euvel in alle communistische landen) en prostitutie (weer toegenomen sinds de grenzen met het Westen wat zijn opengegaan) maken gebruik van sociologisch geschoolde krachten. |
4. | De mass media. Naar het zich laat aanzien zullen de Poolse radio en TV, de dagbladen en de film in de naaste toekomst ook van sociologen gebruik gaan maken. Het betreft hier echter nog slechts wensen waarover ik niets naders te weten heb kunnen komen. |
- voetnoot1)
- Vgl bijv. Rudi, Z., Ethnosoziologie sowjetischer Völker, München, 1962.
Joncic, K., Les Minorités Nationales en Yougoslavie, Beograd, 1960.
- voetnoot2)
- Symonolewicz, K., The studies in nationality and nationalism in Poland between the two wars, Bulletin of the Polish Institute of Arts and Sciences, II, 1943.
- voetnoot1)
- Znaniecki, Fl., The Polish Peasant, New York, 1927.
- voetnoot2)
- Tadeusz Cyprion en J. Sawicki, Nazi Rule in Poland, Warsawa, 1961.
- voetnoot1)
- Transactions of the 4the World Congress of Sociology, Vol. I, 1959, p. 139 ev.
- voetnoot1)
- Ossowski, S., Class Structure in the Social Consciousness, Londen, 1963.
- voetnoot1)
- Bauman, Z., Values and standards of success of the warsaw youth, Polish Sociological Bulletin, 3/4, 1962.
- voetnoot2)
- Nowak, S., Social attitudes of warsaw students, Polish Sociological Bulletin, 3/4, 1962.
- voetnoot1)
- Klokowska, A., National concepts and attitudes of children, Polish Sociological Bulletin, 1/2, 1961.
- voetnoot1)
-
Studia Socjologiczno Polityczne. Er bestaan in Polen 5 sociologische tijdschriften, waarvan één in het Engels, het hierboven genoemde Bulletin.
De artikelen in het hier genoemde tijdschrift, zijn voorzien van een samenvatting in het Engels en het Russisch. Wiatr heeft 2 boeken over militaire en politieke sociologie geschreven, die qua inhoud uniek zijn: Leger en Maatschappij, Warsawa, 1960, en: Oorlog, Maatschappij en Politiek, Warsawa, 1962, beide in het Pools.