De Nieuwe Stem. Jaargang 20(1965)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 111] [p. 111] Malgorzata Hillar Gebed Moeder Gods met je papieren kroon Bewoonster van de koude kerk Koningin van de zilveren stilte Toevlucht voor de beschroomden Behoedster van woorden zacht als narcissen Behoedster van genegenheden Getuige van de schoonste geloften Iedere dag kom ik tot je ook al weet ik dat je noch mijn verlangen vermindert noch de scheiding korter maakt Wat weet jij van liefde hemelse en gipsene die zelfs van de eigen zoon niet werkelijk zwanger was (Modlitwa) Op de markt Roodbruine paarden en witte en grijze strekken de fluwelen halzen uit de kleurige tuigen als uit triomfbogen De bergen tomaten liggen als grote vuren op de karren [pagina 112] [p. 112] Het rose biggetje en het roze kind liggen krijsend op een strobos Kromgegroeide oude vrouwen als verdorde bomen oude vrouwen met borsten als goed gerezen brood Als op gouden schalen leggen zij de appels leggen zij de peren leggen zij leggen zij Een ruige ooi rukt aan de van stro gevlochten strik om haar poten In een tenen mand zitten rode haantjes bevend van angst Een oude grijze man heeft op de grond aarden potten uitgestald In deze potten kan je asters zetten ze vullen met augurken en dille of met geronnen melk Op de kin van de oude man komt de zon gesprongen Boven de karren cirkelen de wespen met hun geel gestreepte buiken [pagina 113] [p. 113] Sinds duizend jaren dezelfde wespen Sinds duizend jaren dezelfde karren Sinds duizend jaren dezelfde aarden potten dezelfde oude man (Jarmark) De kussen De kussen in het verborgene onder een blauwkleurige struik omsloten door de regen Stil Daar komt iemand aan Goede Dood Heb erbarmen met hen De kussen als zonnedruppels de oneindigheid geurt naar tijm De gloeiende kussen vleugelslagen van het vuur waarnaar de wind zich voegt nacht dag Buiten die is er noch aarde noch hemel noch eenzaamheid De kus als het donzen blad van de populier Slaap rustig Ik ben bij je Ik zal bij je zijn als de schemer wijkt [pagina 114] [p. 114] De zilveren kussen die de haren bedekken als koele rijp De niet gemeende kussen Je knijpt de oogleden dicht Je kunt niet doen alsof De sombere kussen strak omvlochten door de draden van grille gedachten opdat men niet ontkomt (Pocalunki) Onrust Hij is bij me altijd Hij is het die mij zegt af te zien van kleur en dans en mij te verbergen in het ijs langs de oever van de rivier Door hem sla ik futloos mijn hoofd tegen de grauwe wanden en de stenen kachel Voor hem stroom ik uit in de nacht als asfalt over zware wegen Wanneer je mij eens zo ziet gaan zonnebloem gouden hart werp mij dan het raam uit (Niepokój) Vorige Volgende