| |
| |
| |
Jerzy Holzer
Polen tussen de wereldoorlogen
Toen na meer dan een eeuw van onvrijheid en verdeeldheid in 1918 Polen onafhankelijk werd, was de oude politieke orde van Europa aan het wankelen. Welke plaats de Poolse staat in de nieuw opkomende orde zou innemen, werd in veel mindere mate bepaald door de eigen politiek dan door de internationale ontwikkeling. Polen immers was een staat van middelbare grootte en kon slechts in beperkte mate zijn eigen lot bepalen.
Aan de oostgrens stonden het revolutionaire en het contra-revolutionaire Rusland tegenover elkaar - het laatste gesteund door de buitenlandse interventie. De uitkomst van de strijd viel nog niet te bepalen. Wel was duidelijk dat het begrip Rusland geheel nieuwe vormen zou krijgen. Bepaalde excentrische bewegingen in het oude tsarenrijk zouden wel eens tot vorming van afzonderlijke nationale staten kunnen leiden.
Een onbekende factor was ook het verslagen Duitsland. Tot 1923 viel hier geen beslissing in de machtsstrijd. De heersende partijen werden bedreigd door het communisme en door de contra-revolutie van de epigonen van het Kaisertum, terwijl ook het fascisme reeds het hoofd opstak.
De verhouding van Frankrijk en Groot-Brittannië tot Polen hing nauw samen met hun Europese plannen. Frankrijk, dat streefde naar de vorming van een wit Rusland, wilde Polen tot een tegelijkertijd anti-Duitse en anti-Sowjet-russische macht maken. Zolang er geen wit Rusland was, moest Polen dit vervangen als bondgenoot van Frankrijk tegen Duitsland. Engeland echter voelde niets voor een sterk wit Rusland als potentiële Franse bondgenoot en het wenste dus ook geen sterk Polen als vervanger van dat Rusland. Bovendien wilden de Engelsen Duitsland niet te zeer verzwakken.
Er waren nog andere dan politieke factoren die de internationale situatie bepaalden. De al gedurende vele decennia
| |
| |
steeds sterker wordende nationale gevoelens in Polen en de omringende landen hadden na de oorlog tot een krachtig nationalisme geleid. Zo werd midden- en oost-Europa na 1918 gekenmerkt door een strijd van allen tegen allen. Wat Polen betreft betekende dit conflicten met de Oekrainers, Litauers en Tsjechen, afgezien van de algemene conflicten met Duitsland en Rusland. Zij die in die jaren de Poolse buitenlandse politiek bepaalden, stelden twee basis-programma's op. Aan deze programma's zijn de namen verbonden van de twee meest vooraanstaande politieke figuren uit de eerste jaren van Polens zelfstandigheid: Pilsudski en Dmowski.
Pilsudski vreesde bovenal het ontstaan van een wit Rusland. Hij ging er van uit, dat een langdurige burgeroorlog in Rusland voor Polen het voordeligst zou zijn. Mocht deze evenwel met de overwinning van één van de partijen eindigen, dan verkoos hij de bolsjewieken. Polen zou dan op westelijke steun kunnen rekenen. Tevens begreep hij echter dat Polen alleen dan zou kunnen functioneren als het zou kunnen beschikken over een eigen politiek en militair potentiëel van de nodige omvang. Binnen zijn etnische grenzen zou Polen nooit de rol van het voorgeborchte van het kapitalistische Europa kunnen spelen. Daarop kon het sterkere Duitsland eerder aanspraak maken. Volgens Pilsudski kon Polen slechts een bestendig staatsorganisme worden als het een multinationale staat kon vormen, die zich ver naar het oosten voorbij het door Polen bevolkte gebied moest uitstrekken.
Zolang de uitslag van de Russische burgeroorlog onzeker was, streefde Pilsudski slechts in beperkte mate naar de verwerkelijking van zijn plannen. Op het moment dat de beslissende strijd tussen revolutie en tegenrevolutie uitbrak, beloofde hij het Sowjetbewind zelfs zich voorlopig van alle activiteit tegen dat bewind te onthouden. Pas in 1920 rukte hij op naar de Oekraine en veroverde Kiew. Daarna leed hij een zware nederlaag en moest overhaast tot bij Warschau terugtrekken. Niet eerder dan in augustus was hij weer in staat tot een tegenaanval. Het Sowjetleger werd naar het oosten gedreven, maar de federatieplannen moest Pilsudski opgeven. Hij had niet zozeer de Poolse krijgsmacht overschat als wel de Russische onderschat. Hij onder- | |
| |
schatte ook de kracht van de sociale beweging op Bjelorussisch en Oekrains gebied.
Aan de oostkant vormde zich een Polen zoals Dmowski, Pilsudski's voornaamste antagonist, het graag zag. Als nationalist was Dmowski zich bewust van de kracht van nationale bewegingen. Zijn ideaal was dus een Polen met een overwegend Poolse bevolking, dat in staat moest zijn ernstige nationale conflicten te vermijden. In grote lijnen zou Polen de omvang moeten hebben die het kreeg bij het Pools-Sowjetrussische vredesverdrag van Riga (1921), zodat het behalve etnisch Poolse gebieden alleen die niet-Poolse gebieden zou omvatten waar een aanmerkelijke Poolse minderheid woonde. Dmowksi rekende echter op het tot stand komen van een wit Rusland. Polen zou geen satelliet mogen worden, het zou evenmin een grote mogendheid zijn, maar een middelgrote staat, steunend op een machtiger nabuur - maar toch een staat, die in zijn binnenlands beleid onafhankelijk moest zijn.
De overwinning van het rode Rusland op het witte en het mislukken van Pilsudski's federatiegedachte leidden echter tot schipbreuk van beide buitenlands-politieke programma's.
Totnutoe bleef de kwestie van de westgrens onbesproken. De zaken lagen daar in feite eenvoudig. Ondanks zijn nederlaag was Duitsland te sterk gebleven dan dat Polen langs gewapende weg veel meer zou kunnen verkrijgen dan wat de westelijke mogendheden bereid waren het toe te kennen.
Pilsudski en Dmowski verschilden slechts van mening over de tactiek. Dmowski besteedde vooral energie aan een politiek optreden in het nationale strijdperk. Pilsudski, intensiever gericht op het oosten, ging ermee accoord dat de diplomatieke actie inzake de westgrens werd gevoerd door zijn concurrent. Wel trachtte hij het Poolse bevolkingsdeel in de betwiste westelijke gebieden op te wekken zich militair te organiseren. Al in 1918 had Polen na een gewapende opstand het zogenaamde Grootpolen verkregen. Deze gebiedsuitbreiding werd door het Verdrag van Versailles gesanctioneerd. Bovendien wees dit aan Polen een deel van Pommeren toe, maar zonder Dantzig, dat een vrije stad werd. Over het lot van o.a. Oppersilezië zouden plebiscieten
| |
| |
beslissen. Het eerste plebisciet eindigde met een Poolse nederlaag. In Oppersilezië stelde de Poolse bevolkingsgroep tegenover de vóór het plebisciet ondernomen Duitse terreur-pogingen tweemaal een opstand. En toen na de volksstemming van 1921 de coalitie-commissie onder druk van Engeland bijna heel Oppersilezië aan Duitsland wilde toewijzen - wat niet in overeenstemming was met de uitslag - brak opnieuw een opstand uit. Het grootste deel van het Silezische industriegebied werd toen toegewezen aan Polen.
Zo werden de hoofdproblemen van de territoriale vormgeving opgelost. De ‘Nationale Democratie’, de partij van Dmowski, stelde een nauwe band tussen Polen en Frankrijk voorop. Deze band kon weinig effectief zijn, doordat Frankrijk om geografische redenen maar beperkte hulp zou kunnen bieden. De zwakte van deze conceptie bestond vooral hierin, dat Frankrijk zich na de eerste wereldoorlog niet doeltreffend kon verzetten tegen het Britse streven naar een gedeeltelijk herstel van Duitsland als grote mogendheid. Tenslotte zocht de Franse regering, uit vrees voor isolatie, zelf toenadering tot Duitsland, wat leidde tot de verdragen van Locarno (1925). Deze garandeerden de grenzen van Duitsland en zijn westelijke buren, maar stonden toe dat jegens Polen druk kon worden uitgeoefend om het tot concessies inzake de grenzen te bewegen. Zo ondermijnde de zwakke Franse politiek die van de Nationale Democratie in Polen.
Een andere gedachte leefde in de kringen om Pilsudski. Hier streefde men naar een aaneensluiting van de landen, die aan de Sowjet-Unie grensden. Deze zouden dan een anti-Sowjetblok moeten vormen onder Poolse hegemonie. Men hoopte dat dit blok de steun van Engeland zou krijgen en de sympathieën van dit land voor Duitsland zou verzwakken. Hiervan kwam evenwel niets, doordat de betreffende landen geen heil zagen in een bondgenootschap met Polen.
Toen de dagen van het parlementair-democratische Polen hun einde namen - 1926 - hadden alle concepties van de buitenlandse politiek schipbreuk geleden. Hierin bracht ook de door Pilsudski doorgevoerde staatsgreep in mei 1926 geen verandering. Ook hem stond geen andere weg open
| |
| |
dan een laveren tussen de onderlinge tegenstellingen van de sterkere mogendheden. Wel verschafte de binnenlandse stabilisatie Polen een gunstiger positie. Pilsudski manoeuvreerde met succes dank zij het slechter worden van de Brits-Sowjetrussische betrekkingen en de onrust in het Duitsland van de crisisjaren '29-'33. Polen werd zo tot een reserve-macht in het oosten voor het geval de Engelse plannen voor na een overwinning van het fascisme of communisme in Duitsland zouden mislopen.
Ingrijpende veranderingen hadden pas na 30 januari 1933 plaats, de dag van Hitlers machtsgreep. De nasleep van deze gebeurtenis zou het Poolse volk de grootste bedreiging van zijn bestaan en de zwaarste verliezen in zijn geschiedenis brengen. Maar in eerste instantie veranderden de Europese krachtsverhoudingen op een voor Polen gunstige wijze. Zowel Frankrijk als Engeland en ook de Sowjet-Unie voelden zich bedreigd door het Duitse gevaar. Hitlers optreden isoleerde Duitsland en Polen verkreeg tegenover dat land algemene steun. In die situatie moest, aanvankelijk tenminste, de druk van Duitsland op Polen verminderen. In Polen kreeg men de overtuiging dat de nieuwe verhoudingen het laveren tussen de grote mogendheden vergemakkelijkten. Het verlangen de nieuwe situatie te benutten bracht de Poolse staatslieden ertoe in 1934 met Duitsland een non-agressiepakt te sluiten. Sommigen meenden zelfs, dat men een grotere toenadering tot Duitsland moest zoeken. Mocht dit leiden tot gebiedsafstand in het westen, dan kon men zich schadeloos stellen door een Duits-Poolse aanval op de Sowjetunie. Maar binnenlandse tegenstand verhinderde tenslotte een zo nauwe samenwerking met Duitsland.
Bij de Anschluss van Oostenrijk legde Polen de nadruk op zijn neutraliteit. In de Sudeten-kwestie steunde het Duitsland. Zelfs ging het er toe over het sinds 1918 omstreden gebied om Cieszyn te annexeren. Het verzette zich tegen interventie van de westelijke mogendheden en verwierp het plan om Sowjetlegers door Polen te laten trekken. Men vreesde dat de komst van zulke legers een einde zou maken aan het kapitalistische Polen. Aan de andere kant onderschatten de Poolse staatslieden de gewelddadige expansie van Hitler-Duitsland en leefden in de waan - met
| |
| |
een groot deel van de rest van de wereld - dat Duitsland zich zou tevreden stellen met Oostenrijk en Tsjechoslowakije.
Dat zij het meest van al bevreesd waren voor het ontstaan van een anti-Duits blok met de USSR als partner toonde de nu volgende periode. De Duitse expansie richtte zich tegen Polen, het non-agressiepakt werd van Duitse zijde opgezegd en territoriale eisen werden gesteld. De Poolse weigering om een verbond aan te gaan met de Sowjetunie leidde rechtstreeks tot het Duits-Russische verdrag van 1939. Dat bepaalde o.a. dat Polen, als het door Duitsland zou zijn overwonnen, in invloedssferen van de beide mogendheden zou worden verdeeld. Hiermee had voor de Poolse politiek de ruimte om te manoeuvreren opgehouden.
De positie van Polen tussen de wereldoorlogen was dus in alle opzichten onstabiel. Dit maakte dat het politieke krachtenspel niet resulteerde in de vorming van een regering, die een mandaat van vertrouwen van het volk bezat. Deze regering was evenmin in staat om krachtig, effectief en consequent een eenmaal gekozen politieke lijn te volgen.
In 1918 hadden drie groeperingen de strijd in Polen aangebonden; een revolutionaire linkervleugel, een linkse ‘onafhankelijkheids’-groepering en een rechtervleugel. De eerste was de Communistische Poolse Arbeiderspartij, strevend naar een hervorming langs revolutionaire weg. Zij steunde echter op te zwakke sociale groepen; de arbeiders van de steden en het platteland. De Poolse boer vertoonde in het algemeen geen revolutionaire neigingen. Hij wenste wel een landhervorming en de verdeling van het grootgrondbezit, maar dan langs parlementaire weg. De communisten kwamen tot het inzicht, dat de zaak van de revolutie slechts gediend was door nauwe samenwerking met de revolutionaire bewegingen in Rusland en Duitsland. Deze nauwe banden zouden echter de Poolse onafhankelijkheid verzwakken, misschien zelfs teniet doen. Toen het Russische communisme verwikkeld raakte in een langdurige burgeroorlog en het Duitse bij de eerste botsing ineenzakte, waren de kansen voor het Poolse communisme verkeken.
De onafhankelijkheidsgroep was een conglomeraat. Naast de eigenlijke partijorganisaties was er een maffia-achtige kring rondom Pilsudski. Deze had een sterke invloed in het
| |
| |
leger. Tot de linkse onafhankelijkheidsbeweging behoorden de Boerenpartij, de Socialistische Partij en de partij van de radicale intelligentsia. Zij propageerden geleidelijke sociale hervormingen, met name de hervorming van de landbouw. De leidende rol van Pilsudski in die groep steunde vooral op de traditie van zijn vroegere activiteit. Hij wilde nu ook de door rechts erkende leider worden, maar deze erkenning bleef uit. Tegenover het democratisch program van de onafhankelijkheidspartij zelf stond hij onverschillig. Zijn eigen program kwam, afgezien van de buitenlandse politiek, neer op een bestendiging van zijn machtspositie. Het conglomeraat erkende hem als zijn politieke leider en stelde hem het organisatie-apparaat ter beschikking. Zo hielp men mede aan het bouwen van de legende rondom de Leider. Men meende dat het verzet van rechts tegen Pilsudski deze steeds sterker zou binden aan het kamp dat men democratisch zou kunnen noemen.
De rechtervleugel verbond in zijn program de militaire, traditionele anti-Duitse gezindheid met de al even oude traditie van de Nationale Democratie. Dank zij de nationalistische propaganda bezat deze vleugel grote aanhang, maar hij was vooral nauw met de bezittende klasse verbonden. Men streefde er naar een sociaal conservatieve staatsinrichting, waarin niet alleen privileges van bezit en sociale positie, maar ook privileges van Polen tegenover niet-Polen en van katholieken tegenover niet-katholieken zouden gelden. Men paste zich bij de algemene democratisatie aan, legde zich neer bij een democratische staatsstructuur, maar waar mogelijk wenste men toch die democratie in te perken. Die rechtervleugel was bereid tot een tijdelijke erkenning van Pilsudski als staatshoofd, maar verwierp zijn aspiraties van de rol van leider van het volk en wilde na de periode van sociale onrust het volledig bezit van de macht.
In deze verhoudingen aanvaardde Pilsudski in 1918 de regering. Hij stelde een regering van de linkse onafhankelijkheidsbeweging samen. De rechtervleugel weigerde deelname omdat hem geen meerderheid was gegarandeerd. Onder minister-president Moraczewski bestreed men de communisten, die streefden naar machtsovername door middel van de raden van arbeidersafgevaardigden. Van de andere zijde kwamen aanvallen van de rechtervleugel,
| |
| |
waartegen men zich niet krachtig verzette, overeenkomstig de directieven van Pilsudski. Toen er een compromis werd bereikt tussen Pilsudski en de rechtsen trad Moraczewski af. Dat compromis beantwoordde voor beide zijden niet aan de verwachtingen. Rechts ging van openlijke vijandschap over tot een vreedzame oppositie. Dit betekende niet, dat er een onmiddellijke machtspositie voor rechts bestond, want het nieuwe kabinet onder Paderewski omvatte juist enkele van de meest weifelende en gematigde figuren uit het rechtse kamp. Naast dezen waren er ministers die eerder persoonlijk met Pilsudski waren verbonden dan dat zij tot de democratische partijen behoorden.
Deze compromis-toestand bleef, ondanks kabinetswisselingen, tot midden 1920 gehandhaafd. In dat jaar brak de oorlog met de Sowjets uit. Er kwam binnenslands een volledige, zij het kortstondige wapenstilstand tussen de partijen tot stand. Onder leiding van de boerenpoliticus Witos ontstond een coalitie-regering van nationale verdediging, naar buiten gericht tegen de Sowjetunie, naar binnen tegen de communisten. Er werd eenstemmig een wet aangenomen betreffende agrarische hervormingen. Deze moest de uitwerking van de Russische sociale veranderingen op de Poolse boeren verzwakken.
Dat samengaan van alle anti-Sowjetrussische en anti-communistische krachten overleefde het einde van de oorlog niet. De strijd tussen demokratisch en rechts laaide op tijdens de voorbereiding van de eerste grondwet. Deze grondwet werd een compromis tussen links en rechts. Vooral aan de aspiraties van Pilsudski werd een gevoelige slag toegebracht. De rol van president - waarop Pilsudski aanspraak maakte - werd een uitsluitend representatieve. Al met al resulteerde er toch een constitutie van democratisch karakter, geschikt voor een stabiele staat. Doordat het Poolse volk echter was verdeeld in kampen en kampjes vergrootte de grondwet eigenlijk de algemene zwakte, de instabiliteit en het inconsequente gedrag van de regering. Het morele crediet van alle partijen, die aan het parlementaire spel deelnamen, daalde. Er ontstond een gevoel van onbehagen over de practijk van de democratie en het verlangen om deze te wijzigen of te beperken.
De jaren '21-'26 kenmerkten zich door een gesloten
| |
| |
cirkel van kabinetswijzigingen, alles in overeenstemming met de grondwet, maar men kwam niet uit de economische en politieke moeilijkheden. Dit verwekte wrevel en tenslotte afkeer bij de bevolking. In 1926 kwam men tot de slotsom, dat het zo niet verder ging. Hiervan maakte Pilsudski gebruik door de grondwet opzij te schuiven en zijn dictatoriaal bewind te vestigen.
Hij begon met maatregelen tegen rechts. In feite kon hij niet alleen rekenen op steun van links - korte tijd kreeg hij die zelfs van de communisten - maar hij kreeg ook die van een aanzienlijk deel van de rechtervleugel. Pilsudski kwam namelijk met een dermate vaag programma, dat elke partij kon hopen op een andere ontwikkeling na de machtsovername. De strijdleuze werd de gezondmaking - sanatie - van de Poolse verhoudingen. Hij had de touwtjes echter stevig in handen genomen en sloeg elke vorm van openlijke samenwerking met de partijen af. De staatsgreep volvoerde hij met steun van dat deel van het leger dat hem gehoorzaam was. Na zijn optreden verklaarden de democratische partijen zich aan zijn zijde. Maar die verklaring was niet meer dan een weerklank van de steun die de meerderheid van de hoofd- en handarbeiders hem reeds had verleend en ook van de sympathie waarmee een aanzienlijk deel van de boeren de staatsgreep had ontvangen.
Enkele dagen waren voldoende om het hele staatsbestel te doen instorten. De regering zag af van haar volmachten, de staatspresident Wojciechowski deed afstand. Pilsudski werd dictator en bleef dat tot aan zijn dood. Hij verkreeg van het verbijsterde en gedesoriënteerde volk blanco volmachten.
Men kan de staatsgreep ook nog van een andere kant bezien. Toen hij werd doorgevoerd, had de op Franse leest geschoeide parlementaire democratie bijna geen aanhangers meer. Belang bij het stelsel hadden slechts de groepen die tussen links en rechts stonden. Hun onevenredig grote invloed kwam voort uit het feit dat zij de wijzer vormden van de weegschaal die beide rivaliserende kampen in evenwicht hield. Indien de rechtervleugel had gezegevierd, zou de staatsgreep door deze op gelijksoortige wijze zijn benut.
Na de staatsgreep voelde de democratische linkervleugel zich overwinnaar, maar zo enthousiast als de aanhang was,
| |
| |
zo bezorgd waren de leiders van de partijen. De voor de linkervleugel gunstigste oplossing zou zijn dat Pilsudski een streep zou halen door de periode van voor de staatsgreep en nieuwe verkiezingen zou uitschrijven. Deze zouden ongetwijfeld een meerderheid voor het democratische kamp opleveren. Dan zou de nieuw gekozen sejm een grondwetswijziging moeten goedkeuren en Pilsudski als leider van het democratische kamp legaliseren.
De rechtervleugel miste in de dagen van de putsch een grote kans. Dat kwam doordat men het niet waagde als eerste tegen de grondwettelijke normen in te gaan. Aan de ene kant vestigde men hoop op parlementaire combinaties, aan de andere kant stelde men een omwenteling naar Italiaans model - Mussolini - voor. Men koos voor het eerste omdat dat veiliger leek. Het rechtse kamp kon nu echter niet meer hopen langs parlementaire weg aan de macht te komen. De tweede weg bleef open, maar hier was Pilsudski het voor. Tegen zijn dictatuur trachtte rechts een program te formuleren dat kans had op de populariteit van brede bevolkingslagen. Zo'n program trachtte de ervaren nationalistische ideoloog Dmowski op te stellen. Hij beoogde een organisatie van duidelijk fasciserende aard, het Kamp van Groot Polen. Dmowski c.s. zagen hierin een middel tot totalitaire organisatie van het Poolse volk. Maar hij was groot geworden in de atmosfeer van de 19e eeuw. Zijn plan voor het Poolse fascisme had een onmiskenbaar 19e eeuws stempel. Het ontbrak hem aan durf om dat program aan te lengen met wat sociale demagogie. Ook waagde hij het niet het Kamp rechtstreeks in de strijd te werpen en te beginnen met het opbouwen van een totalitaire beweging. Hij begreep niet dat daarin het wezen lag van het fascistische organisatiesysteem. Wat hij in het leven riep, was een propagandistische en opvoedende organisatie. Een eigenlijk fascisme van rechtsen huize kwam pas op toen zijn jongere discipelen de zaak gingen herzien.
Intussen volgde Pilsudski zijn eigen lijn. Hij ontbond de gecompromitteerde sejm niet, wijzigde de grondwet niet en weigerde om zichzelf tot president te laten kiezen. Medewerking zoch hij bij individuele democratische politici, en wel bij diegenen die zijn bevel lieten gaan boven de directieven van de eigen partijleiding. Zo vormde hij een nieuw
| |
| |
politiek kamp zonder partij-organisatie, dat de Sanatie werd genoemd. Hij tartte de democratische groeperingen door contacten te leggen met conservatieve kringen. Tegelijkertijd perkte hij de democratische vrijheden in. Ook liet hij de linkse partijen uithollen. Door deze politiek hoopte hij de steun van het volk te verkrijgen. Daarbij trachtte hij de methodes te vermijden, die elders door het fascisme werden gelanceerd. Liever nam hij de pose aan van het traditionele bonapartistische dictatortype. Hij proclameerde geen nationalistische leuzen. Met name ontbreekt ook maar één uitspraak van antisemietische aard. Hij schiep weliswaar een totalitair regime maar geen totalitaire organisatie van volk en maatschappij. Eigenlijk bleef hij net als Dmowski een staatsman in 19e eeuwse stijl. Deze houding wekte van meet af aan de bezorgdheid van zijn medewerkers. Immers wat moest er gebeuren wanneer Pilsudski zou sterven?
Pilsudski's politieke lijn moest de democratische linkervleugel naar de oppositie drijven, wilde die nog iets te betekenen hebben. Dit proces dwong Pilsudski ertoe aan te tonen - in Polen zelf zowel als naar buiten - dat de vóór 1926 geldende politieke krachtsverhouding, de periode van partijen met wezenlijke politieke invloed, niet meer bestond. Maar ook dat de dictator het vertrouwen van de meerderheid van de bevolking bezat. Men kwam tot de oprichting van het ‘Partijloze Blok van Samenwerking met de Regering’. Dit Blok had overigens slechts een representatieve functie en de komst ervan veranderde niets aan de situatie. De voorstanders van de Sanatie schrokken echter van de verkiezingsnederlaag van het Blok: de dictatuur had geenszins de instemming van de meerderheid van de bevolking. De oorzaak van de nederlaag lag in het feit dat ondanks de gunstige economische toestand het bewind de binnenlandse tegenstellingen niet had kunnen verminderen, zelfs niet in schijn. Hoewel ten achter bij vele andere Europese staten was de Poolse bevolking toch te rijp en te zeer politiek bewust en actief om een regering te steunen, die geen pogingen deed sociale of nationale hervormingen door te voeren.
De democratische linkervleugel ging er nu toe over de dictator te provoceren, met steun van de tussen links en rechts staande partijen. Zo kwam in '29 een verbond tot stand, Centrolew (Centrum-links) genaamd, dat eendrach- | |
| |
tig optrad in de sejm en massabetogingen hield tegen de dictatuur. De Sanatie greep krachtig in. Dit deed zij door de politieke leiders te arresteren en in '30 nieuwe, in een intimidatie-sfeer gehouden, verkiezingen te organiseren. Maar deze terreur, van boven af en zonder de voor het fascisme kenmerkende indoctrinatie en organisatie van het volk, kon slechts een eenmalig, uiterlijk effect sorteren.
Aanzienlijke wijzigingen ondergingen daarna de oppositiepartijen. De voortgang van de economische crisis leidde tot een grotere populariteit van de communisten. De Centrolew viel uiteen toen bleek dat een terugkeer naar het parlementair-democratische stelsel zonder gewelddadige omwenteling irreëel was. Rechts werden de fascistische strevingen sterker, zij het dat er ook nu nog van een consequent overgaan naar het fascisme geen sprake was. De Sanatie bleef aan het bewind, steunend op de autoriteit van Pilsudski, en dank zij haar administratief apparaat, maar ook dank zij de hulpeloosheid van de tegenstanders.
Maar nog voor de dood van Pilsudski, in '34, kwam het bij de oppositiepartijen tot een hergroepering. De zege van het hitlerisme in Duitsland versterkte de fasciserende bewegingen in Polen, maar ook de antifascistische tegenbeweging. Het eerst deden zich de veranderingen voor bij de communisten, die in Polen zo goed als elders in Europa de volksfrontidee gingen propageren. Zij waren voor de mobilisatie van alle democratische krachten in de strijd tegen het fascisme. Ofschoon de links-democratische partijleidingen besloten het communistische aanbod af te wijzen, valt er na '34 toch een verzwakking van de strijd tussen de communisten en de democratische partijen te constateren. Dit maakte een grotere activiteit tegen het regeringskamp en tegen het fascistische offensief mogelijk.
Na de dood van Pilsudski ontstond er voor de regering een periode van crisis en zocht men naar een nieuwe politiek. Slawek, premier op dat moment, stelde voor om het Partijloze Blok op te heffen, alsook alle partijen, en naar fascistisch model één totalitaire organisatie op te richten. Hij was echter niet opgewassen tegen de strijd tussen Pilsudski's diadochen, die gebruik maakten van de zojuist goedgekeurde grondwet van '35. Deze legde de uitvoerende macht in handen van de president. Dit had, volgens Pilsud- | |
| |
ski's plannen, juist Slawek moeten zijn. Toen de dictator stierf, vonden er echter geen verkiezingen plaats. Moscicki, op dat moment de enige representatieve figuur in het Kamp, bleef president. Hij werd, zelfs voor de Sanatie onverwacht, tot een van de hoofdpretendenten voor de functie van regeringsleider; en hij verkreeg deze positie dan ook.
Onder de Sanatie-leiders bevond zich Pilsudski's opvolger als bevelhebber der strijdmachten, generaal Rydz-Smigly. Deze maakte eveneens aanspraak op de erfenis van de dictator.
De noodzaak om in te grijpen bleek uit de verkiezingsuitslag van '35. Daar de candidaatstelling beperkt was, besloot de oppositie deze verkiezingen te boycotten. Ondanks de toegepaste druk en allerlei geknoei kwam volgens de officiële cijfers nog niet de helft van de kiesgerechtigden op. Dit werd een nederlaag voor Slawek en zijn groep. In het najaar aanvaardde hij zijn ontslag als premier. Het Partijloze Blok werd ontbonden, waarbij men rekende op het snelle tot stand komen van een nieuwe totalitaire organisatie. Slawek was echter niet in staat dit te realiseren. Er ontstond een nieuwe machtsstrijd tussen Moscicki en Rydz-Smigly. De laatste maakte in '36 een forse politieke ommezwaai naar de zijde van Slawek. Op zijn initiatief ontstond in '37 het ‘Kamp van Nationale Aaneensluiting’, dat een totalitaire organisatie van het volk wilde doorvoeren. Tegelijkertijd poogde Rydz tot overeenstemming te komen met de fascistische groepen. Deze hadden in '34 het op hitleriaanse leest geschoeide ‘Nationale Radicale Kamp’ gesticht, dat met een anti-kapitalistische sociale demagogie opereerde.
Intussen versterkte ook de grote rechtse partij, de Nationale Democratie, in een concurrerende propaganda de fascistische tendenzen. De democratische partijen waren bevreesd voor een al te radicale strijd tegen de dictatuur, omdat hiervan de communisten konden profiteren. Maar zij vreesden ook een overwinning van de Rydz-groep op die van Moscicki. Daarom zochten zij contact met deze laatste. De pogingen tot fascisatie bereikten hun hoogtepunt in de herfst van '37, toen de groep om Rydz een nieuwe staatsgreep voorbereidde, die ook tegen de concurrenten in de Sanatie was gericht. Maar tegenstand binnen de Sanatie,
| |
| |
o.a. van de militaire leiders, dwong Rydz ervan af te zien.
In '38 werd de Communistische Partij Polen opgeheven. Dit vormde een onderdeel van de repressie-actie die door Stalin werd gevoerd. Boven de overige partijen tekende zich de dreiging af van de naderende oorlog, die de voorbereiding van een gezamenlijke verdediging gebood. De vermindering van de politieke strijd betekende niet, dat de Sanatie steun onder de bevolking zocht. Wel leverden de laatste verkiezingen, van '38, ondanks boycot van de oppositie, een aanzienlijk hoger stemmental op, maar dit kwam misschien door een betere wijze van knoeien.
Dit is dan de balans van de Poolse politiek tussen de wereldoorlogen. De grondproblemen van het bestaan der Poolse natie - behoud van de onafhankelijkheid en verheffing van het levenspeil - waren niet opgelost.
(Vertaling dr. T. Eekman).
|
|