De Nieuwe Stem. Jaargang 20
(1965)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Wim Klinkenberg
| |
[pagina 34]
| |
anti-sowjet-stromingen, en de nieuwe toestand, nu dit bolwerk eigener beweging is opgeheven, tot wederzijds voordeel van beide landen.’Ga naar voetnoot**) Het combineren van deze twee gebeurtenissen is niet alleen historisch maar ook actueel hoogst belangwekkend en belangrijk. Die twee aspecten van de internationale politiek beheersen eigenlijk sinds 1917 de wereld-situatie. Zij vormen de twee zijden van het parallelogram dat steeds weer op het schoolbord der internationale betrekkingen verschijnt. Natuurlijk: steeds in andere, nieuwe dimensies en verhoudingen. Maar steeds hetzelfde parallelogram. En de positie van de Sowjet-Unie in het geheel dier internationale betrekkingen is altijd die geweest van het verkrijgen en behouden der grootst mogelijke beweeglijkheid binnen deze meetkundige structuur; het verzekeren, dat zij open bleef en blijft, niet inklapt tot één door alle componerende machten en krachten getrokken rechte lijn.
Dat begon al kort na de Oktober-Revolutie. Die revolutie zelf was trouwens mede een factor en kracht, die zowel profiteerde van als bijdroeg tot het uiteenhouden der elkaar tegenstrevende imperialistische belangen. Vrede (met Duitsland dus!) was één der kernpunten in het revolutionaire program van Lenin. Ze kwam tot stand en beïnvloedde het einde van de Eerste Wereldoorlog: zij verzwakte de Entente, strekte aanvankelijk - strategisch gezien - de Centralen tot voordeel; werkte echter na bijna vier jaren vernietigende uitputtingsoorlog alle wereld-vredeskrachten ongekend in de hand; bracht de beangste beheersers van én Entente én Centralen sneller tot een wapenstilstand; geraakte daardoor zelf - de interventie-oorlogen! - in ernstig gevaar, maar overwon dit uit eigen kracht; waardoor mede de oude verdeeldheid der tegenstanders zich snel herstelde en verdiepte. En is sindsdien in het diplomatieke, politieke, economische én militaire gevecht gewikkeld geweest om haar eigen coexistentie met de haar naar het leven staande wereld van het oude en overleefde. Wij noemen enkele belangrijke momenten: de Vrede van Brest-Litowsk (1918) temidden van de gecombineerde Britse, Franse en Duitse interventie; voortzetting van die interventie in 1919, nog versterkt met agressie door Japan en de | |
[pagina 35]
| |
Verenigde Staten, Polen en Finland, tot en met 1922. In dat laatste jaar het Rapallo-verdrag tussen de USSR en Duitsland, eerste na-oorlogse diplomatieke schrik van de oude Entente, die o.m. resulteerde in het bondgenootschap tussen Frankrijk enerzijds en Polen en Roemenië anderzijds, beide jonge bezitters van vroeger Russisch grondgebied. In die jaren van 1920 tot 1930 is er het Sowjet-streven naar ontwapening, gepaard gaande met Litwinows pogingen, via een protocol met de aangrenzende Oosteuropese staten de veiligheid van haar westelijke grenzen te verzekeren; dat gelukt in 1928 en 1929 t.a.v. Polen, Roemenië, Letland, Estland en Litauen. De betrekkingen met Engeland, Frankrijk en de USA blijven in diezelfde periode slecht en moeilijk, ondanks enkele oplevingen wanneer Labour in Londen regeert. Maar met Entente- en neutrale (Nederlandse!) injecties herleeft snel de Duitse macht van Ruhr en Junkerdom; anti-bolsjewisme en anti-communisme verenigt de concerns in hun internationale politieke strevingen; inflatie, crisis, deflatie doen hun tegenstellingen zich echter eveneens tot ongekende scherpte toespitsen. Hitlers ‘Machtübernahme’ accentueert die onoplosbare tegenstrijdigheid; de na-oorlogse periode wordt opnieuw een voor-oorlogse; gewapende conflicten, agressie, blijven niet uit: 1931 - Japan begint zijn aanval tegen China die tot 1945 voort zal duren, en luidt daarmee, militair gesproken, de Tweede Wereldoorlog in; 1934 - Italië verovert Abessinië; 1936 - Italië en Duitsland ontketenen de Spaanse Burgeroorlog; 1938 - Duitsland bezet Oostenrijk; Duitsland bezet (na het verdrag van München) een deel van Tsjechoslowakije; 1939 - Duitsland bezet geheel Tsjechoslowakije; Italië verovert Albanië; Duitsland bezet Memel; Duitsland bezet Polen en veroorzaakt daarmee de Tweede Wereldoorlog. Die als inter-imperialistische oorlog tussen Duitsland (Italië) en Engeland-Frankrijk (Noorwegen, Denemarken, Nederland, België, Luxemburg, Griekenland, Joegoslavië) begint; tót de aanval op de USSR in juni 1941 deze eerste socialistische staat er in betrekt, en de oorlog zowel qua karakter als uitkomst van alle vroegere gaat verschillen.
En temidden van die lawine der jaren dertig de USSR, | |
[pagina 36]
| |
die er - een aantal Japanse grens-provocaties niet meegerekend - tot 1941 in slaagt, zich buiten de militaire gevolgen van het diplomatieke spel der oude machten te houden. Hoe? Het boven aangehaalde citaat van de man, die in die periode de voornaamste bouwmeester van de Sowjet-politiek was, geeft het simpele antwoord; simpel in zijn principiële strekking; uitermate gecompliceerd in zijn practische toepassing. Want de socialistische USSR stond qua maatschappelijk stelsel en grondslag van haar buitenlandse politiek, nog geheel alleen. De sympathie van verwante groeperingen in het kapitalistische buitenland mocht soms groot zijn en - we denken aan b.v. de Hongaarse Radenrepubliek, het Franse Volksfront - zelfs tijdelijk tot een grotere of kleinere politieke machtsvorming leiden, het socialisme en het communisme buiten de Sowjet-Unie slaagde er tot het einde van de Tweede Wereldoorlog nimmer in, de politiek van zijn nationale regeringen beslissend te bepalen, laat staan, zelf haar in handen te nemen. De Weimar-republiek wordt bij haar geboorte als democratische, progressieve - om maar niet te spreken van een socialistische en vredelievende - factor in de wereld-politiek onder de voet gelopen: van buiten af en van binnen uit; ook de 6 miljoen stemmen die de KPD nog in 1933 op zich verenigt, kunnen dat niet verijdelen. Het Franse Volksfront, in hoge mate aangewakkerd door die noodlottige Duitse ontwikkeling, en een poging om de linkse arbeidersbeweging te herenigen tot een werkelijke macht, loopt stuk op de weigering der sociaal-democratie, in de buitenlandse vraagstukken de solidariteit of zelfs maar de coördinatie met de Sowjet-politiek tegen Hitler-Duitsland vóór alles te laten gaan. Een even noodlottige weigering als de rol van de Duitse sociaal-democratie tegenover in plaats van náást de KPD; al zijn in de tactiek van zowel deze als van de Franse communistische partij elementen en momenten aan te wijzen, die de eenheid van links niet bevorderden. Maar juist de gebeurtenissen in Duitsland in en na 1933 leidden binnen de internationale communistische beweging tot de duidelijke heroriëntatie ten gunste van die eenheid; | |
[pagina 37]
| |
daarentegen brachten zij de sociaal-democratie niet tot het inzicht, dat de vijand uitsluitend rechts stond. En dus bleef de Sowjet-Unie volstrekt afhankelijk van eigen kracht, én van de zwakte van haar tegenstanders. Die zwakte was gelegen in de mate hunner onderlinge tegenstellingen en van hun conflicten met de anti-imperialistische krachten, zowel in het ‘moederland’ als in de eventuele koloniale en andere afhankelijke gebieden die dat moederland overheerste. In de fase vóór de Tweede Wereldoorlog bleek de eerste van deze twee factoren de belangrijkste. Zij was ook de onberekenbaarste. Zij bepaalde dan ook in laatste instantie de soms formidabele zwenkingen in de practische buitenlandse politiek der Sowjet-Unie en de daarmee gepaard gaande binnenlandse verscherping van het beleid. Waarvan het Pact met Hitler-Duitsland in 1939 de allerformidabelste was, omdat tóén het moment van de Tweede Wereldoorlog inderdaad was aangebroken, en alleen nog zó het onmiddellijke vreedzame voortbestaan van de Sowjet-Unie kon worden verzekerd.
Waarom schrijft men als niet-historicus over geschiedenis van zaken als deze? Om het heden iets beter te begrijpen; om, zo mogelijk, enige lijnen te zien die in de toekomst wijzen. Het feit, dat wij deze historische schets begonnen met een citaat van dertig jaar geleden uit de mond van een man die sindsdien zó volstrekt verleden tijd is gemaakt, moge dan ook doen begrijpen, dat wij het moment van nu met het parallelogram van toen te lijf willen. En inderdaad, zo menen wij, is de buitenlandse politiek van de USSR nog altijd, onveranderd, uitsluitend op zichzelf gericht. Pas een socialistische staat trouwens, bevrijd van vreemde economische privé-belangen en van eigen economische privé-belangen die vreemd willen gaan, kan in principe zulk een nationale buitenlandse staatkunde voeren. Is zij dan bovendien nog het grootste land op aarde, dan kan dit ook practisch tot resultaat leiden. Het feit, dat er thans zoveel meer staten bestaan met een zelfde maatschappelijke grondslag, dat er nóg meer zijn die als jonge landen op de een of andere manier in die richting streven, vergroot weliswaar ook voor de USSR de problematiek der inter- | |
[pagina 38]
| |
nationale betrekkingen, maar tast haar doelstelling en haar mogelijkheden evenmin aan als de structuur van het hierboven geschetste krachten-parallelogram. De uitwaartse druk der ‘new emerging forces’, zoals een Sukarno de gehele anti-imperialistische wereld heeft samengevat, is kwantitatief enorm vergroot en zij zullen tenslotte de zijden van de bedoelde constructie openbreken in plaats van er zelf door ingedrukt te worden. Maar kwalitatief speelt zich nog altijd dezelfde strijd af. Alleen een dergelijke overweging, een dergelijk uitgangspunt kan o.i. iets doen begrijpen van de na-oorlogse Sowjet-politiek en in het bijzonder de recente gebeurtenissen in en om Moskou. Waaróm, of beter waartóé, is premier en partij-secretaris Chroestsjow vervangen? Laat men zijn gezondheidstoestand voor wat zij ongetwijfeld wel en even ongetwijfeld niet is, dan zijn op het moment dat wij deze beschouwing schrijven, hierover geen feiten bekend. Weliswaar is in de Sowjet-pers een aantal artikelen verschenen, die zijdelings wijzen op bepaalde critiek jegens de afgetreden leider, maar een officieel geformuleerd en als zodanig door de bevoegde organen bekrachtigd oordeel kennen wij niet. Wel echter zijn geheel andere dingen bekend. En het is kenmerkend voor de wijze waarop nog altijd in overwegende mate de ‘kremlinologie’ wordt bedreven, dat men steeds weigert of nalaat vanuit die bekénde dingen te redeneren.
Op 3 mei 1939 werd Maxim Litwinow als volkscommissaris van buitenlandse zaken der USSR vervangen door Wjatseslaw Molotow. Ook nu nog hoort men die vervanging nog wel eens verklaard uit anti-semitisme. De officiële motivering toen was, voorzover gegeven, leeftijd en gezondheid. Ieder echter, die serieus de recente ontwikkelingen, vooral na München 1938, had gevolgd, kon weten dat het hier een zaak van de hoogste politieke orde gold. Op 15 maart 1939 was Hitler Praag binnengetrokken, ‘München’ makend tot wat het was. Op 18 maart stelde de Sowjet-regering een conferentie voor tussen Engeland, Frankrijk, de USSR, Roemenië en Turkije teneinde maatregelen te bespreken om verdere agressie tegen te gaan. Op 19 maart verklaart de Britse regering dit voorstel | |
[pagina 39]
| |
‘prematuur’; zij stelt de USSR voor, zich aan te sluiten bij een anti-agressie-verklaring van Engeland, Frankrijk en Polen. Moskou gaat accoord, al achtte het dit onvoldoende; maar omdat de bondgenoot van Londen en Parijs, Polen, geen enkel document wenste te tekenen waar ook Moskou's handtekening onder zou staan, ging zelfs deze formele verklaring tegen Hitlers verdere plannen niet door. Op 22 maart bezet Hitler Memel. Op 23 maart verklaart Chamberlain in het Lagerhuis op een desbetreffende vraag, dat Z.M. regering ‘er niet voor voelt, in Europa tegenover elkaar staande blokken van landen te vormen met verschillende opvattingen over de interne bestuursvormen’.Ga naar voetnoot*) Geen alliantie met de USSR dus tegenover de As, die juist ook Spanje definitief onder de voet had gelopen. Die weigering werd nog geaccentueerd door de eenzijdige garantieverkaring van Londen aan Warschau op 31 maart, een garantie, die zonder medewerking en deelneming van de USSR, practisch waardeloos moest en in september van hetzelfde jaar ook bleek te zijn. Een week later, met Pasen, houdt Albanië op als staat te bestaan. Dat leidt op 13 april tot een soortgelijke eenzijdige, buiten de USSR omgaande, Britse garantie-verklaring aan Roemenië en Griekenland. Op 15 april volgt de Britse wenk aan Moskou, eenzijdig óók garanties aan Polen en Roemenië te verstrekken, wat een dag later door de Russen wordt beantwoord met een ontwerp-verdrag tussen Parijs, Londen en Moskou over wederzijdse militaire bijstand ingeval van agressie, annex een completerende garantie-overeenkomst ten behoeve van alle staten tussen Oost- en Zwarte Zee. Pas op 9 mei zou Londen antwoorden: afwijzend. In die tussentijd, n.l. op 26 april, zei Berlijn het marineverdrag met Engeland en het non-agressiepact met Polen op. En in die tussentijd kwam Molotow op buitenlandse zaken. Wat Chamberlain 2 dagen later in het Lagerhuis sneerend deed opmerken - de Tory Sir Robert Boothby had aangedrongen op persoonlijk contact van de Britse premier met | |
[pagina 40]
| |
Stalin -: ‘Misschien zou de geachte afgevaardigde mij kunnen zeggen met wien ik persoonlijk contact zou moeten opnemen, want de personages wisselen nogal snel....’Ga naar voetnoot*) Een miserabel antwoord voor een man, die nog geen jaar tevoren enkele malen met zijn minister van buitenlandse zaken, Halifax, naar Godesberg en München vloog - zijn eerste vliegreis! - om er met Hitler en Mussolini persoonlijk te pacteren; tegen Tsjechoslowakije en de vrede. Een man tevens, die op het moment dat hij die woorden sprak, o.m. via een van zijn miserabelste medewerkers, ambassadeur Henderson, in het geheim op een nieuw accoord met Hitler aanstuurde ten koste van Europa en de vrede. Maar een typerend antwoord tevens: het ook thans veelal gebruikelijke ridiculiseren van hoogst ernstige gebeurtenissen, omdat die aan de Moskwa nu eenmaal anders plegen te worden aangepakt dan aan de Theems of de Hofvijver.
Wij zetten onze kroniek van 1939 nog even voort, juist ná Molotows verschijnen op het Komsomolsk-plein. Want het lijkt ons van actueel belang, te zien wat na die persoonswisseling 25 jaar geleden gebeurde. Als gezegd: Londen vond in de wisseling geen reden, het Sowjet-voorstel van 17 april alsnog te overwegen, laat staan te aanvaarden. Maar vijf dagen na het afwijzende en afleidende Britse antwoord, op 14 mei, herhaalde de nieuwe volkscommissaris het oude voorstel van zijn voorganger. Dat trekt uiteraard in Londen sterk de aandacht, en op 19 mei wordt Chamberlain opnieuw in het Lagerhuis onder schot genomen, o.m. door de oude Lloyd George. Chamberlain had namelijk geheimzinnig opgemerkt, dat men de ‘muur’ tussen Londen en Moskou maar niet leek te kunnen penetreren, mede ‘omdat we niet alleen met de Russische regering te maken hebben. Er zijn andere regeringen met wie we rekening hebben te houden.’ Lloyd George: ‘Het is een levenskwestie, te weten wie ons dan in de weg staat.’ Chamberlain: ‘Het kan misschien een levenskwestie zijn voor de heer Lloyd George.’ Ll. G.: ‘Dat is onzin. Het is een levenskwestie voor het land.’Ga naar voetnoot**) | |
[pagina 41]
| |
Maar het geheim werd niet onhuld. Pas op 27 mei kregen de ambassadeurs van Engeland en Frankrijk te Moskou opdracht, op allerlei ontkrachtende voorwaarden, contact op te nemen over het Sowjet-voorstel. Vier dagen later sprak Molotow in de Opperste Sowjet, Londen en Parijs in gebreke stellend en daaraan toevoegend: ‘Terwijl wij onderhandelingen met Groot-Brittannië en Frankrijk voeren, achten we het in geen enkel opzicht nodig, af te zien van zakelijke betrekkingen met landen als Duitsland en Italië.’ En hij noemt dan een aantal voordelige transacties met Berlijn sinds het einde van 1938. Hij spreekt van onderhandelingen over een handelsaccoord met Duitsland, die begin 1939 waren afgebroken omdat men het niet eens had kunnen worden: ‘Te oordelen naar bepaalde tekenen, is hervatting der onderhandelingen niet uitgesloten. Ik mag hieraan toevoegen, dat onlangs een handelsaccoord voor 1939 met Italië is gesloten, dat voor beide landen voordelig is.’Ga naar voetnoot*) De hint was duidelijk; concreter nog dan de overigens even duidelijke waarschuwing die Stalin al op 10 maart 1939 in zijn rede op het Achttiende CPSU-congres had laten horen, dat de USSR niet van plan was, de kastanjes voor anderen uit het vuur te halen.Ga naar voetnoot**) Molotow had nu duidelijk het alternatief voor een mislukkend Russisch-Frans-Engels overleg gesteld. Dat overleg mislukte inderdaad; in feite op 17 augustus, toen de militaire besprekingen in Moskou vastliepen, omdat de twee gast-delegaties geen verdere volmachten kregen tot een waterdicht accoord tegenover de aanstaande agressie op Polen. Op 19 augustus volgde het Duits-Russische handelsaccoord; op 23 augustus het non-agressiepact. Het alternatief had gestalte gekregen: het parallelogram was niet toegeklapt op de alleen staande USSR; Moskou had precies op het juiste moment de enig mogelijke conclusie getrokken uit de gebeurtenissen van najaar 1938 tot zomer 1939, die op hun beurt gevolgd waren op de reeds eerder kort samengevatte gebeurtenissen sinds 1931. | |
[pagina 42]
| |
Nu 1964: Tot vrijwel ieders volstrekte verrassing wordt op 15 oktober bekend, dat de dag tevoren Nikita Chroestsjow is vervangen door Breznjew en Kosygin. Onmiddellijk komen er de speculaties; een enkel commentaar herinnert aan 1939. Terecht. Want zoals Litwinows persoon en naam vijftien jaar lang verbonden was geweest aan een actieve Sowjet-politiek ten gunste van ontwapening (de laatste periode via de Volkenbond) en collectieve veiligheid tegen fascistische agressie in Europa en Azië, zo is Chroestsjow tien jaar lang de personificatie geweest van actief ontwapeningsstreven via de UNO en collectieve veiligheid tegen Duits revanchisme in Europa. Chroestsjow heeft daarvoor hoge prijzen willen betalen; de hoogste was die van het scherpe conflict met de Chinese partij en regering en met die van alle socialistische Aziatische landen, met de communistische partijen in vele jonge niet-gebonden staten van Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Die zagen begrijpelijkerwijs in de ‘geest van Camp David’ en in de ondersteuning van de ‘Kennedy-lijn’ een verloochening van de solidariteit der eerste socialistische staat met de nationale bevrijdingsbeweging tegen Amerika/Engeland en met de socialistische constructie in de door Amerika bedreigde Aziatische staten en Cuba. Dat men zich in Moskou die prijs zeer wel bewust was, is opvallend tot uiting gekomen in het artikel dat Chroestsjows schoonzoon, tevens (ex-)hoofdredakteur van ‘Izwestia’, Adzjoebei, eind september in het Moskouse weekblad ‘Za Roebezjom’ (Buitenland) schreef naar aanleiding van een boek dat onlangs in de USA is verschenen, Great Ideas Today. Adzjoebei gaat daar in op ‘de naieve verhandelingen van bepaalde publieke figuren (in Amerika - schr.) die zeggen dat het kapitalisme is veranderd.... en dat het daarom, gezien het feit, dat nieuwe factoren en situaties ook in de socialistische wereld zijn opgetreden, mogelijk is dat beide op een weg die nog niet is te zien, pijnloos zullen samensmelten. Laat mij nu reeds zeggen: geeft die hoop op, mijne heren! Laat niemand enige twijfel hebben over de standvastigheid en politieke vastberadenheid van ons standpunt. Wij zijn zo standvastig en vastberaden in onze politiek, dat we zelfs niet zwichten wanneer we worden aangevallen door degenen die onze geestverwanten schijnen te zijn - ik be- | |
[pagina 43]
| |
doel hier de leiding van de Chinese communistische partij.... Hoe ingewikkeld het karakter van de strijd om de vrede ook is, wat de Chinese leiders ook trachten te doen, wij zullen geen afstand doen van de these der vreedzame co-existentie van staten met verschillend maatschappelijk en staatkundig stelsel, omdat we de dingen realistisch zien en omdat onze partij in dit opzicht wordt geleid door Lenins opdracht.’Ga naar voetnoot*) Men ziet hier duidelijk, hoezeer zich zowel de ideologische als practische problematiek der Russische buitenlandse politiek was gaan afspelen in het teken van bovenbedoelde prijs. Chroestsjow heeft die prijs met typisch Russisch ‘doordouwen’ geaccepteerd, tot groeiend onbehagen van velen zijner geestverwanten in de gehele wereld; en natuurlijk ook tot groeiende bezorgdheid van zijn medestanders en medewerkers in Moskou, toen deze zagen dat voor die hoge prijs tenslotte uiterst weinig werd gekocht.
Het kernstopverdrag van 1963 was een zeker succes voor Chroestsjows streven. Maar het belangrijkste doel, dat de Sowjet-regering zich ermee had gesteld - en tevens de reden waarom zij Peking zo scherp bestreed nu het een eigen atoombom voorbereidde; een bom die barstte de dag na Chroestsjows vervanging.... -, leek vooral na de moord op Kennedy steeds verder weg te komen liggen: het voorkomen van een spreiding der kernwapens, d.w.z. het voorkomen van Duitse atoomwapens. Concreter nog: het voorkomen van de MLF, de NAVO-kernmacht waartegen bepaalde invloedrijke kringen rondom Kennedy eveneens zeer ernstige bezwaren hadden of voorgaven. Een jaar Johnson-bewind, mee bepaald door de Goldwater-candidatuur en na Johnsons overwinning gedoemd met vier jaar te worden geprolongeerd, kon moeilijk het vertrouwen in de haalbaarheid van die doelstelling vergroten. Integendeel: krachtiger dan ooit is de druk vanuit Bonn en daarmee verbonden hoofdsteden en ‘Atlantische’ belangengroepen, om nu zo snel mogelijk de MLF tot stand te brengen. En voornamelijk, zo niet alleen dááruit, zo menen wij, | |
[pagina 44]
| |
valt zowel de vervanging van Chroestsjow te verklaren als de toekomstige Sowjet-politiek te begrijpen. De Chroestsjow-Kennedy-lijn mislukt; is hoogstwaarschijnlijk mèt de vermoorde president begraven, al kon zijn opvolger Johnson dat niet vóór de verkiezingen volstrekt demonstratief laten blijken. De MLF nadert haar beginfase en het gedraai dat zowel Labour als P.v.d.A. vertoont, laat zien hoe sterk ook de druk vanuit Washington ten gunste van deze MLF is geworden. Pugwash-PvdA-ers als de hoogleraren Tolhoek en Röling staan eenzaam in hun consequente en gezaghebbende afwijzing, ook t.o.v. vroegere schijnbare anti-MLF-politici als de heren Ruygers en Vondeling. Wel wordt een hevig gevecht binnen NAVO en nationale parlementen en partijen van dat bondgenootschap geleverd; maar, uitgezonderd enkele staten die volstrekt neen zeggen, gaat dat gevecht thans voornamelijk om het hoe der MLF-atoombewapening van Bonn, niet om het al dan niet. Dat weet men uiteraard in Moskou; waarschijnlijk nog beter dan wij hier.
En dus.... moest Chroestsjow van het toneel verdwijnen. Men late zich niet desoriënteren door de gebruikelijke critiek die nu over het steeds dunner van haar geworden hoofd van Chroestsjow zal worden uitgestort; natúúrlijk heeft hij in de landbouw gefaald, in de verdere economische organisatie; in zovéél wat probleem is en moeizaam moet worden opgelost. In de tien jaar van zijn bewind is natuurlijk óók veel meer wél tot stand gebracht, is de USSR onvergelijkelijk veel welvarender en sterker geworden op alle gebied. De tien jaar voortgezette vreedzame co-existentie hebben veel mogelijk gemaakt; maar juist dáárom wordt de noodzaak van een her-oriëntatie in de wereldsituatie van thans, voor Moskou een nóg onontkoombaarder noodzaak. En juist dáárom moest Chroestsjow aftreden. Wij staan voor een crisis in de internationale betrekkingen, die nu misschien nog minder noodlottig lijkt dan die van 1939, maar die zich snel in die richting zou kunnen ontwikkelen, zo niet rigoureus wordt opgetreden. In een vorig artikelGa naar voetnoot*) hebben wij een zinsnede aangehaald uit de nota | |
[pagina 45]
| |
die de Sowjet regering op 11 juni 1964 aan een aantal westelijke regeringen over de MLF richtte. Bij een eventueel doorzetten van het MFL-plan, zo werd gezegd, zal de Russische regering ‘geëigende maatregelen treffen om aan de nieuwe situatie het hoofd te bieden en doeltreffend haar veiligheid te beschermen.’ En voorts: ‘De Sowjet-regering spreekt de hoop uit, dat de USA (c.q. Engeland, Italië, Nederland, Turkije en Griekenland, aan wie gelijke nota's werden gericht, omdat zij bereid zijn gebleken, mee te werken aan de MLF - schr.) zal afzien van daden die onverenigbaar zijn met de taken tot het behoud en het versterken van de internationale vrede.’Ga naar voetnoot*) Uiteraard zullen die ‘geëigende maatregelen’ versterking van het eigen nationale en inter-socialistische militaire en politieke potentieel inhouden. Dát is de eigen kracht, waarover wij hierboven spraken. Vandaar ook de ongetwijfeld thans mogelijk geworden en o.i. ook te verwachten verbetering van de betrekkingen met China en andere jegens Moskou (Chroestsjow....) critische broeder-staten en zusterpartijen. Maar die versterking van de eigen kracht zal als één van de twee vliegen in de befaamde ene klap gepaard kúnnen gaan en o.i. ook inderdaad gepaard gaan met een aantal nieuwe acties op basis van de zwakte der imperialistische tegenstanders: hun onderlinge tegenstellingen en verdeeldheid. Net als in 1939; net als altijd sinds 1917.
Dús ‘een nieuw pact met Duitsland’ en een nieuwe Duitse oorlog met het westen? - Zó'n uitleg zonder meer van het politiek parallelogram anno 1964 lijkt onzinnig. De geschiedenis voltrekt zich wel ‘langs lijnen van geleidelijkheid’, maar is geen gedetermineerd en zichzelf repeterend fatum. Ook na de vervanging van Litwinow door Molotow zou een pact met Londen en Parijs, wat Moskou betrof wenselijk en mogelijk zijn geweest. Maar Londen en Parijs wilden niet, en Molotow was het geschikte paard op stal om zo nodig naar Berlijn op te draven. Litwinow van de ‘oude lijn’ én van het oude volk (dus tóch anti-semitisme? - Wel | |
[pagina 46]
| |
neen: pragmatisch opportunisme!) was dat niet. Maar ook in mei 1939, in juni, juli en zelfs nog begin augustus, lagen voor Moskou de twee alternatieve mogelijkheden open. Daarna niet meer: toen kwam de noodzakelijk geworden keuze: het pact met Berlijn. Thans dreigt de lijn naar Washington te zijn vastgelopen, omdat Johnson de MLF wil doorzetten. En dus wijzen al enige tijd bepaalde gebeurtenissen en commentaren in de Sowjet-pers op de mogelijkheid van wijzigingen in de ‘lijn’. Het bezoek en de interviews in Bonn van Adzjoebei - inmiddels blijkbaar ook vervangen - kon men als zodanig zien. Zo ook de aankondiging van Chroestsjows bezoek aan Erhard. Het is nog te vroeg om te zeggen, of zijn opvolgers geschikter mensen zijn geoordeeld om deze ouvertures uit te breiden, dan wel dat zij geheel andere Europese lijnen als primair wenselijk zien. Voorlopig zal Moskou zich nog in de allereerste plaats oriënteren op de ‘prenatale’ anti-MLF-krachten; vandaar de al volop aanwezige tekenen van nauwere contacten met Parijs. Zoals China zich al eerder met succes op Parijs heeft georiënteerd om beider positie tegenover Washington te versterken. Maar De Gaulle is in geen enkel opzicht stabiel: niet als leider van de Franse staatkunde, niet in zijn eigen politiek, die voor het moment in hoge mate uit een soort chantage bestaat onder het motto: wil de NAVO haar MLF voor Bonn krijgen, dan zullen wij onze EEG van Bonn moeten kunnen incasseren. En Bonn zit niet stil; niemand die met Bonn wil pacteren zit stil; ook minister Luns niet, die zich nog afgelopen voorjaar voordeed als gelijkgezinde met Chroestsjow in zijn afkeer tegen spreiding van atoomwapens. Met dit ‘kleine’ verschil dan, dat Luns daarom vóór en Chroestsjow daarom tégen de MLF was. Dit verschil wordt thans in Moskou met nieuwe mensen aan de top gehonoreerd.
Enkele dagen na Chroestsjows vervanging verscheen in ‘Izwestia’ een artikel van één der belangrijkste figuren bij de Chroestsjow-activiteiten tot het bereiken van een accoord met Washington: Nikolai Polyanow. ‘Er zijn aanwijzingen’, | |
[pagina 47]
| |
zei hij, ‘dat Washingtons nucleaire flirt met Bonn, die nu al langer dan een jaar voortduurt, een tragische wending gaat nemen. In het geheim wordt een complot op touw gezet, dat de Bundeswehr toegang zal verschaffen tot de combatieve afdelingen der Polaris-duikboten.’ En hij waarschuwde: ‘Wanneer het Westen werkelijk de bedoeling heeft, tot een accoord te komen over het niet-spreiden van kernwapens, dient het zijn gok met de NAVO-vloot en andere soortgelijke ondernemingen als slechte zaken op te geven. De arke NAVO's heeft nog steeds niet zee gekozen. Er is nog tijd het te overdenken en dit gevaarlijke project te begraven. Zo niet, dan zullen de Sowjet-Unie en de andere landen van het Warschau-Pact onvermijdelijk met de noodzaak worden geconfronteerd, verdere geëigende maatregelen te treffen ter versterking van hun veiligheid. Laat dit Washington stof tot nadenken geven en zulks ook andere westelijke hoofdsteden.’Ga naar voetnoot*) Wederom dus de ‘geëigende maatregelen’. En dat betekent in het licht van Stalins oude, maar nog altijd geldende adagium over de oriëntatie der buitenlandse politiek van de USSR, dat alles, letterlijk alles mogelijk gaat worden, wanneer de MLF in welke vorm dan ook mocht worden doorgezet. En in die zin denke men aan 1939. Niet om daardoor fatalistisch de strijd tegen het nieuwe Duitse gevaar en een derde wereldoorlog te staken, maar juist om die strijd tegen MLF en bijbehorende consequenties, met verdubbelde kracht te voeren. Sámen met de anti-MLF-krachten in de socialistische landen, die thans een even zeker bolwerk vormen tegen het Duitse revanchisme als de USSR in haar eentje vóór en in 1939 was en na 1941 is gebleken. De verantwoordelijkheid voor de oriëntatie van de Sowjet- en verdere socialistische buitenlandse politiek ligt in laatste instantie in het Westen. Die oriëntatie wordt namelijk ook nu weer bepaald door de kracht waarmee in de imperialistische landen het neen tegen de MLF wordt omgezet in daden. Faalt die kracht andermaal, dan zal men aan oostelijke kant uiteraard niet wachten met te doen wat te eigen bate nodig is. Als in 1939. De vraag is, of we het dát keer nog zullen kunnen navertellen! 20 nov. 1964. |
|