De Nieuwe Stem. Jaargang 19(1964)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 739] [p. 739] Sonja Prins aan een hongaar als de groene horens van het hert of het bord diepblauw waarvan een schilfer afgesplinterd zo poetisch onbewogen jouw onaandoenlijkheid jouw katolicisme (fresco's in de wachtkamer van een station) ik ben bang dat ik er langs glij alleen de kerf geeft houvast alleen de splinter luister ontevreden zoals wij zijn sporadisch de welvaart is er wij ruiken er aan en wij grazen in het park ook de kerken en de fresco's broeder waar het een klein beetje beter wordt alles in één grazige weide wij ruiken eraan en wij komen terug en wij lopen derwaarts afgesplinterd als een tak als een gewei van al onze generaties europa [pagina 740] [p. 740] wij zijn onzeker staan wij in een andere windrichting dat het vechten met stenen en flessen in harlem ligt vietnam achter een werelddeel van struiken onze pij broeder en de schilfers van onze geweien zijn niet zo gemakkelijk te verenigen al zeg je het zelf al blijf je sporadisch en ik ook de enige mensen uit steentijd en bronstijd herten zijn huiverige wezens huizen zijn breekbaar barbecues brandend in arizona fakkels boven gillende dorpen en wij nog altijd gekwetst trillend in ochtend- en avondnevel huiverig en lankmoedig al zijn wij pictureel en grafisch tot in de finesses beroepsmatig het is nog altijd dorpen staan in brand soms is de windrichting naar onze kant Vorige Volgende