De Nieuwe Stem. Jaargang 19

Redactionele correspondentie

P.S. bij brief aan Chef Afdeling Kunsten O.K.W. d.d. 14.8.64

zonder etiopië
dat grasduint in de herinnering
en zonder een enkele noodzaak
van innerlijke drang drift
of mysterie
merk ik totaal overbodig op
dat bijvoorbeeld

[p. 636]

 

het additionele honorarium

 

een onbedoelde grap is

 

van f 1, - per kwatrijn

 

of iets dergelijks ook wel eens

 

veertig cent^*)

 

als ik dan denk aan de brede marge

 

in de staatsstukken

 

of de notariële oprichtingsakten

 

van vennootschappen

 

die toch nog altijd 2½% van het kapitaal

 

opleveren voor de staatsruif

 

is het voor mij geen vraag

 

waar de dichter een beter huis vindt

 

hier of in etiopië

Aan M.d.S.

ook hier weer de zelfverzekerde
gast
in zijn beenderen
staken begrippen als
bekwaam en kapitaalkrachtig
en zijn droge grond
ritselt van neusklanken
hij wil niet weten
dat hij bang is

liever de feestjurk
van contramine
de clown op de bal die voor een lachend publiek
pijnlijk valt
wij moeten hem daarvoor behoeden

S.P.

*) In een uitvoerig en van veel begrip getuigend antwoord van 23 sept. j.l. op bovengenoemde brief, schrijft dr. J. Hulsker: ‘Intussen heb ik besloten om met terugwerkende kracht van 1 januari 1964 het aanvullend honorarium voor gedichten van f 7,50 voor ongeveer 40 regels te brengen op f 7,50 per 20 regels. Het als gevolg van dit besluit te weinig uitbetaalde subsidiebedrag van f 205,50 zal u binnenkort worden overgemaakt’.