L.H. Bouma
Images van Friesland
Het is niet aan twijfel onderhevig, wanneer men stelt, dat Friesland bezig is de agrarische dominant in zijn samenleving te verliezen. Onloochenbaar wijzen hierop niet alleen de statistieken, maar evenzeer - en dat is een wezenlijker aanwijzing - de symptomen van mentale heroriëntatie in het cultuurpatroon.
Wat de cijfers betreft kan gewezen worden op de belangrijke verschuivingen die er tussen de volkstelling van 1947 en die van 1960 hebben plaats gevonden. De agrarische beroepsbevolking, in eerstgenoemd jaar nog 34 pct. van de totale beroepsbevolking, was in 1960 teruggelopen tot 23 pct. Verder bleek uit een vergelijkende studie van het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat van de 20 friese plattelandsgemeenten met een agrarische beroepsbevolking van 50 pct. of meer in 1947, er in 1956 nog 9 over waren, welk aantal inmiddels geheel is verdwenen.
De verstedelijking van het platteland is een proces, dat in Friesland, als ook elders, in volle gang is; meer en meer krijgt de bevolking der dorpen een gemengd karakter: landarbeiders en kleine boeren(zoons) gaan naar de industrie, forensen vestigen zich in de dorpen, de mobiliteit neemt toe, vooral als stadsgerichte sociale activiteit, het volgen van voortgezette opleidingen wordt algemeen, de koopgewoonten veranderen, de ontspanning neemt andere vormen aan, de autochthone cultuur verkeert in een ernstige crisis.
Waarheen tendeert deze ontwikkeling? Een veel gehoorde conclusie luidt: naar een geïndustrialiseerd-verstedelijkte vorm van samenleven. Wat dat industriële betreft schijnen de cijfers deze mening te ondersteunen. In de eerder genoemde periode steeg n.l. het aandeel van de beroepspersonen werkzaam in industrie en ambacht (met inbegrip van de bouwnijverheid) van 24 tot 34 pct. Dit is vooral een gevolg van een stijging in de industriële sector: een recent