De Nieuwe Stem. Jaargang 19(1964)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 470] [p. 470] Maxim de Winter Lopen vliegen vallen lopen met een steek van zwart papier en zwarte rook in de handen, redeloos een rivier dempend, deze stad bezoeken met de geest van mohammed, in schepen van arabië deze weg vervolgen. vliegen met de vleugels van gabriël, deze engelen van beroemde redenaars, mijn sokrates in zijn zakboek, verdoemde reaktie op zijn sporadiese bezoeken, zijn bergen in de huiskamer van zijn gezin. vallen met parachutes aan een rug van luchtdruk, zijn eigen barometer in zijn dode keel, meervoudige loopgraven, met dit nucleair wapen in de borst dalen op de modder van zijn aarde. [pagina 471] [p. 471] Atlantis breedmetend als een roofdier besluip ik zwak een herkulesspringer verdwaald in dat roestvrije begrip. ik ben bestand tegen alle ziekten, onsterfelijk, een beginnend woord spreekt stem in mijn roepende neutraliteit. ontspannen zwerf ik rondom alle vlaggen op alle schepen havenloos als mijn stoomboot zweren op die vingers als een lijk. ik vind een verbannen weg op mijn woordelijk gestamel. dit is een jas, een lied zing ik klaar voor de opkomst van alle verdwaasden in de torens van een grote zonnestad. [pagina 472] [p. 472] Voor Bart de Vries stad en land heel realisties loop ik zwarte schoenen, knoop zwoele zwachtels rond mijn lichaam, ontspan, bemerk grote paarden naast mijn stelling. reusachtig en vermakelijk, een zeepbel van woorden roest mijn zwijgend mes, gebalsemd keur ik razernij. eenvoudig groei ik, stijg ik hoog en hoger, morrend kalmeert mijn dagblad van daden. verwonderd, betastend dit massieve lichaam van licht, wasem op het glas van mijn prisma. kleurenblind, ultra-violet licht in mijn hoofd, bemerk ik stromend zeewier, vis in mijn hoofd, verdrink ik in zee. bodemliggend en gokkend om de rust van mijn beweging. [pagina 473] [p. 473] metafisiese vlucht bezwarend vrees ik leefhout, sprankel aardige kondoleanties aaneen. spring, krom reklame van aandelen, bevestig spreekadem aan het lawaai, klim oranje in een Chinese boom. kapitaal is mijn lachende zolder, brallend vraag ik permissie, snel zuidafrika van mijn gebed. breekt het water een vogel, breekt de lucht een vis, dwaaltuin bezoekend, hier nog hoog en vreedzaam beijver ik mij (als een bij) wreed honingzoekend is hij koopman van mijn bestaan. een klein onbewustzijn in mijn denken. droevig springt hij hindernissen. rood klinkt water, elektriese stoel voor mijn misdadiger. Vorige Volgende