De Nieuwe Stem. Jaargang 19
(1964)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 284]
| |
1 SchaaktoernooiBuiten verzet de dag
haar eerste pion al
Zijn denkende hand
heeft twee haren losgetrokken,
ziet hij verbaasd
Is er nu nog sprake
van een haardos?
vraagt hij zich af
Op het bord bijt een hond
van een paard naar zijn koning:
Pavlov geeft een sein en het beest
staat met een mond vol tanden en speeksel
Hij staart naar zijn handen:
die van een moejik die van
een kosmonaut, gedachtenloos
kijkt hij ze zijn ogen uit
Op het veld niet de geringste
kans op revolutie
Ivan de Verschrikkelijke staat
onbedreigd, beschut door lichamen
van moejiks en kosmonauten want dat
zijn tevreden mensen:
| |
[pagina 285]
| |
Een betrouwbaar ruimteschip
voor een uitstapje nu en dan
een mestvork om er af en toe
in het hooi mee te steken
Het is hun voldoende
De ruimtevaart van een paardensprong
De cybernetica van de loper
Buiten heeft de dag
de spraakloze nacht
schaakmat gezet
Een nieuwe dag weer
happen de honden in de lucht
en nog steeds zoekt Castro
fieltige afnemers voor zijn suiker
Hij gaapt en krijgt
trek in
koffie.
| |
2 HippolyteTenslotte is er
de beslissing
Flesgroen het transparant
gezicht. Zal zijn mooiste
gedachte gaan ontkurken
vervolgens
slaat hij zich straks aan scherven.
| |
[pagina 286]
| |
3 De chosarenHij slaat zijn poortwachter
neer maar nu
stort ongehinderd de
horde uit de steppe
zich op hem
hij denkt zondige kleuter
gelikt
gesuikerd
koddige kabouter die valt
in mierennest
door de dieren wordt
weggevreten
ettelijke malen per
sivilisatie hij
slikt.
| |
4 Meisjes in het parkOp een herfstdradige middag
wandelt de ellende
haar leven binnen
gekleed in
Harris Tweed kolbert: f 79,00 en
een nylon streepjesshirt: f 12,10
onder meer
Haar droom is overgegaan
in een andere aggregatietoestand.
| |
[pagina 287]
| |
5 Droom van de soldaatOp het kommando springt
duikt valt ieder
in de eigen
meest karakteristieke houding
Op het nieuwe kommando
het sein: voedsel
gaan alle muilen
kwijlen.
| |
6 De grijns van het ontoonbareElke herinnering aan zich verduisterend,
glijdt ijskoud de zon weg.
Het kind rent huilend de trap op. Kijkt
naar buiten. Rent de lift in, - een oude
Soldaat daalt aan een parachute in zijn
lichaam af -, en het stijgt naar de hoogste
Etage. Kijkt naar buiten, - het verweerde
gezicht het grijnst / de schommelende
Springer / -, en klimt langs een brandladder
het dak op en maakt een luchtsprongetje en
Valt terug - de gelande soldaat kijkt om zich
heen naar een schuilplaats terwijl hij haastig
De touwen doorsnijdt van zijn valscherm. Elke
herinnering aan zich verdonkeremanend
Glijdt ijskoud
de zon weg.
| |
[pagina 288]
| |
7 Een stad in een stad in een stadDe stad is in schemertoestand.
Ingesloten in een mijngang
Klopt de stad naar zichzelf, maar
hoort het niet. Vandaar, zegt men,
Het ongehoord hoog persentage kriminaliteit,
zeggen zijn bewoners, met moordlust
In hun ogen. Er gaan berichten dat voor het
regeren tot staatsbedrijf was verklaard, er
Vleesbloemen met zenuwdraden groeiden op deze
heuvels, een halfgod tuk op doden
en arkadies verkrachten zijn tent opzette en
afbrak, waar nu een gevitaminiseerde
Man rennend de bus mist in een gevitaminiseerde
man die rennend een mooie gedachte net niet haalt.
| |
[pagina 289]
| |
8 Als een Rus IDe lichaamstemperatuur sterk
dalend melancholiek
als een rus
houdt hij halt op het sinjaal
van een bewaakte overweg:
alleen om de seinwachter niet
te laten schrikken -
maar die kan het niet schelen want
die is toch elektronies.
| |
9 Als een Rus IIMelancholiek als een rus
wandelt hij door vogelkwetterende
lucht van hoogspanning. Zijn denken
knettert zachtjes (witte vlaggetjes ja)
En uit zijn zolen komt vonken. Zijn handen
zijn stekkers maar voorlopig nog houdt
hij ze onder
zijn jas
Op kaffeeterrassen ziet hij mensen
op elektriese stoelen
de avond afwachten
Twee staan op en slenteren
Weg. Die zijn gered denkt hij.
Hij moet lachen.
Hij moet even lachen, sodeju.
En hij steekt zijn handen in de lucht.
| |
[pagina 290]
| |
10 Oorlog en de wreed gemaskerde vredeHet is vrij koud maar
hij merkt het niet
Immers hij heeft
dikke kleren aan.
Een worm schuift uit
zijn mondhoek een vogel
pikt er woedend naar.
Van de kou heeft hij
geen hinder.
Hij is een geestelijk gestoorde
voor een gegolfde lachspiegel
op de kermis
en hij is dode soldaat
voorover in het steppengras
en hij is een man die
gekromd van angst door een straat
loopt die leeg is (wat hem betreft).
|
|