De Nieuwe Stem. Jaargang 19(1964)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 218] [p. 218] Reinout Vreijling Hymne in zwart voor Jan ten Brink Wijd open stonden de poorten en neerviel de vermolmde voetbrug, een valbijl voor vroeger, het vage verleden. Bedelaars gingen in een ver-strekkende vlucht in de avond, vogels vlogen vooruit, scherpgesnaveld, schor-stemmig in zwart, koningen volgden en met hen hun trots en hun tros van kamerdienaren, lijfknechten, keldermeesters, palfreniers en een kudde zondebokken, bijeengedreven door herders met blinkend schootsvel. Zij gingen, maar hun namen leven nog, achter de verrotte blinden - een spleetoog daarin gluurt door de heesters naar de vallende weiden, een tuimelende zon -, op een deel met een mestvaalt waarop de overjarige roep van gevogelte, achtergebleven terzij van de hoofdweg, die zich pneumatisch boort door het landschap, in de bol van de waarzegster in een achterkamer in een slechter bekend staand deel van de stad, in het grondeloos gaan van schimmen bij ontij en nacht - mogelijk is het soms nog ze te zien en geoorloofd is het te klagen en achter te blijven, mijmerend, over de kronen met afbladderend goud, niet aflatende tekens, en een bundel lijfgoed, die een landloper verloor, voordat hij stierf, achteloos, op het talud van een landweg door bloeiende velden, achter een beschimmelde muur, de erfscheiding van een goed renderend bedrijf. [pagina 219] [p. 219] Frontstad Op 't nippertje werd de boogbrug opgeblazen. Een konvooi kon er juist nog overtrekken van soldaten met gezichten waaruit wij lazen hoe vermoeid zij waren en die zich snel gaan dekken als vliegmachines plotseling overrazen - er rijden tanks aan d' oevers en vertrekken ratelend weer - dan rennen zij als gekken her en der. Langs de bomen hangt een waas en geur van rook. Er dwarrelen papieren rond. Op 't pleintje staan een kar en poppewagen. Iemand is op straat gevallen. Dood, gewond? Gestalten komen nader om hem weg te dragen. Een vogel fluit de hemel schijnbaar weer gezond. Straks komt de nacht. Wat zal de morgen vragen? [pagina 220] [p. 220] Ongekende tederheden liggen nog verborgen in het welig gouden en bruine haar van nog onbekende vagelijk beminden, die wij soms tegenkomen in de verwarde wandel- gangen van de slaap. Wij glimlachen dan beleefd en nemen, zo wij er een hebben, onze hoeden af en verlenen voorrang aan de nog ongekende, wellicht, zo niet waarschijnlijk, nooit gekende tederheden verborgen in de welig gouden of bruine haren van de ons nu vagelijk bekende en daarom des te meer beminden. Vorige Volgende