De Nieuwe Stem. Jaargang 19(1964)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 212] [p. 212] Henk van Kerkwijk ik heb gepoogd een leven te bouwen op de vriendschap van kauwen en kraaien (raven kende ik niet, ze zijn te groot voor dit land het ontbrak mij de lust bovendien de broedgewoontes te bestuderen) 's avonds zwart gelakt schuif ik m'n keel bij 's avonds laat ik me rondleiden door hun verzameling, ze bekennen ze hebben ook de ogen uit de schedel van de dood gepikt maar hun beweegredenen blijven mij onduidelijk [pagina 213] [p. 213] je bent moe, een vlieg die overwintert zo moe maar vliegen dwalen over glas en hun ijver naar drie dimensies wordt gebroken in een plat vlak de wereld lijkt vaag, de ruiten zijn niet goed omschreven al blijft 't uitzicht glashelder eerst staan de vleugels V for victorie een veeg teken en zo doorzichtig later een hulpeloos handen omhoog zonder reden, maar zonder reden werd het bevel al zo dikwijls gegeven lopen gaat zwaar van het kiezen tussen zes poten en ook aan het zien zitten teveel facetten jij bent moe, zo moe ik voel je uit mijn handen glijden als shampoo bij het wassen maar vliegen kraken als ik ze dooddruk en jij bent in uitzicht denken uitzichtloos aan uitzicht denken moe al heb je maar vier ledematen [pagina 214] [p. 214] mijn oude wereld een vergeten straat waar m'n moeder sinds jaar en dag krampachtig boven staat een moeder - had ik die en stond ze? jawel ze schreeuwde van boven af naar de man die mij calqueerpapier gaf (een melkboer, weet ik nu met de hoop op beter klandizie) met een potlood moest ik haar tien geboden noteren ik kon haar van de grond af zien hangen aan haar stuk van stem en idealen ik hoorde haar stem de jaren door verder eroderen, ik zag haar denken in de wind verwaaien; wapperend in top bleef een windzak vol opgevangen woorden de vingers verschrompelden om hun houvast de lippen dorden tot de rechte draad van een stramien dat slechts met lucide precisie de staat van het verval berekende maar wat had ik van doen met haar haar kunstgebit en tranen in de ogen ik heb potlood en calqueerpapier gebruikt bij 't dupliceren van mijn gouden kalf [pagina 215] [p. 215] Les mages laat ze weggaan ik wil die voetstap niet meer horen zoals zij door het zand lopen ik zeg je, ze brengen geen wierrook, geen myrrhe dat zijn schijnhanden voor op de burnoes genaaid hun mond is zwart de lak waarmee de dood een brief in de schedels plakte ik wil die voetstap niet meer horen laat je niet door 't lopen der kamelen bedriegen die zijn versteend die hebben met hun zure ogen van druivenrijpe realisten de tekst onder de lak gepeild 't zijn geen analfabeten alleen de wijzen hebben geen benul [pagina 216] [p. 216] langzaam groeit het mos naar m'n hoofd regendruppels soppen nog tot op de huid hoewel geen zon meer dreigt, heeft deze laatste beweging niets als redding te betekenen stram zit ik m'n confectiepak van zwammen en wieren te wachten ik word, ik oud katheder, word langzaam leeggezogen, de zon weet ik als geneesmiddel te rigoreus straks komt de gebedsmolen van de winter aangerold ze zal me met een guirlande van pralende bloemen belasten met ogen als scharnierende asters alles met het toepasselijk kraken van gebroken en brekend wit ik huiver in m'n hoge rug van verdriet die niemand over 't hoofd kan zien waar toch iedereen over heen kan kijken tenminste als men tenen heeft die het lichaamsgewicht verdragen [pagina 217] [p. 217] je denkt dat ik lieg want ik weet nog wat ik ben vergeten ik ken mijn woorden niet meer terug ze zijn zwarte gordijnen van mijn gedachten geworden ze bevriezen als neonlicht het tinten van mijn wanhoop ik ken je mond niet meer terug soms blaas ik er nog wel klanken af maar het blijft meer het schrapen van edelsteen gezegende pick up ik ken je ogen niet meer ik ontvang niet meer mijn schouders praten als dof puin ik ken mijn woorden niet meer ik zou een huis voor je bouwen, nieuw met ramen van jade, je moet wachten je moet knikken ik ken mijn woorden niet meer en mijn schouders zijn onbruikbaar als stutten (je hebt oren) je moet naar m'n mond zonder tong kijken je moet knikken, je moet wachten dan misschien dat ik met de stomme samenwerking van ogen en handen nog weer woorden in jade verander Vorige Volgende