De Nieuwe Stem. Jaargang 19
(1964)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 116]
| |
Kort bestekNagel herdenkt CleveringaOp 26 november van het vorige jaar heeft prof. Nagel in de Pieterskerk te Leiden het woord gevoerd ter herdenking van de rede die prof. Cleveringa op die datum in 1940 heeft gehouden.Ga naar voetnoot*) Dit was het eerste openlijke protest dat door een hoogleraar werd uitgesproken tegen de ontheffing van joodse collega's uit hun ambt. Aanleiding hiertoe was het ontslag van een coryfee van de Leidse universiteit, een geleerde van internationale bekendheid, prof. Meyers. De rede van Nagel is daarom zozeer onze aandacht waard, omdat hij niet alleen het optreden van Cleveringa als een voorbeeldige daad van moed en solidariteit in die tijd en op die plaats nog eens in het licht stelt, maar vooral omdat hij duidelijk maakt dat het destijds zo actuele woord zijn actualiteit volop behouden heeft. Wat zich in ons land in de jaren 1940-1945 heeft afgespeeld, met zijn gruwelijke voorgeschiedenis in Duitsland al van 1933 af, moet aan de opkomende generaties steeds weer voor ogen worden gesteld om ze die uitzonderlijk onmenselijke geschiedenis opnieuw te doen beleven en begrijpen. Dat wil Nagel in zijn rede betogen, zoals hij het ook onder zijn schrijversnaam J.B. Charles in zijn boeken Volg het spoor terug en Van het kleine koude front heeft betoogd. Het is kwaadwillig in miscrediet brengen om Nagel voor te stellen als iemand die maar niet los kan komen van zijn verzetsverleden. Hij heeft wellicht dieper dan wie dan ook de onmenselijkheid gepeild waaruit de fascistische en met name de nazistische erupties in deze eeuw zijn voortgekomen. Hij heeft begrepen dat het niet om een nu voorbij verleden gaat en het ergste zou zijn als wij voort zouden gaan alsof er slechts een onderbreking van het normale bestaan zou zijn geweest, een boze droom die men maar zo snel mogelijk moet vergeten. | |
[pagina 117]
| |
Nagel beschouwt - en terecht dunkt me - de oorlog die de nazi's hebben ontketend als uiting van hun diepste begeerte, die gedeeld werd door vele niet bij de Partei aangesloten volksgenoten. Hij verwerpt dan ook de scheiding die men maakt tussen de aanhangers van de nazi-ideologie - voorzover nog van een ideologie gesproken mag worden - en de generaals die de oorlog gevoerd hebben. Deze generaals, als Speidel, Heusinger en Foertsch hebben de veroveringen ontworpen en ‘wisten over de export van wat voor regiem het ging’. Deze generaals hebben het mogelijk gemaakt dat oorlogsmisdadigers hun onmenselijke wandaden hebben kunnen bedrijven. Deze generaals zijn weer in functie - en in welke hoge functies! - en worden met onderscheiding behandeld. Nagel is op grond van de distributieve gerechtigheid dan ook van oordeel dat het niet opgaat de vier nog in ons land gevangen gehouden oorlogsmisdadigers hun vrijheid te onthouden. Hij is het echter niet eens met zijn collega's Pompe en van Bemmel die willen betogen dat die misdadigers het slachtoffer zijn geworden van de zedenverwildering die het gevolg is geweest van de oorlog. Ik meen dat Nagel het verband tussen een en ander dieper ziet liggen, als hij stelt dat deze oorlog niet de oorzaak, maar het noodzakelijk gevolg van de diepst denkbare zedenverwildering is geweest. De oorlog werd gewild als de explosie van die verwildering. De fascistische woede heeft dit vaste kenmerk volgens Nagel dat zij zich een slachtoffer kiest en dit slachtoffer tot vijand promoveert wanneer het zich begint te verweren. Waar geen tegenstanders of vijanden te vinden zijn, alleen maar anderssoortige mensen, creëert men die door ze tot slachtoffers te maken en - verweer of geen verweer - tot vijanden. Nagel heeft ingezien dat voor wie 1940-1945 werkelijk meegemaakt heeft, deze tijd een wezenlijke verandering van alles betekent en men moet wel met hem instemmen, als hij van dit gezichtspunt uit elke oorlog van nu af aan als een totale oorlog ziet, omdat deze een ideologische oorlog zal zijn. En zo zullen wij ook elke oorlog in het verleden gaan zien, door terugwerkende kracht. Maar parades en taptoes speculeren nog op ons atavisme. O.N. | |
[pagina 118]
| |
De toon die de muziek maaktEr is geen enkel principe, dat ten grondslag ligt aan heel of half, pre- of neo-fascisme. Fascisten zijn asocialen die profiteren van binnen- en buitenlandse spanningen. Het zou met het oog op de toekomst gevaarlijk zijn te menen dat fascisten niet in democratieën gedijen omdat zij van een beter gehalte dan gewone criminelen zouden zijn; zoals mr. J.C. Tenkink, aangehaald door prof. Nagel in Visioen en werkelijkheidGa naar voetnoot*), al in 1950 betoogde: Ik acht het nodig, een onderscheiding tussen criminele en politieke gevangenen, die dreigt in te sluipen, te corrigeren, omdat zij naar mijn mening onjuist en onrechtvaardig is. De bijzondere en ernstige criminaliteit der wegens politieke delicten gedetineerden eist, dat verwarring voorkomen wordt en dat, wil men een onderscheid maken, men tegenover elkaar stelle politieke criminelen en commune criminelen. Potentiële criminelen denken en voelen nu eenmaal anders dan meer sociaal ingestelden. Daarom is de toon van hun gezegden, de manier waarop zij spreken en denken op zichzelf al een herkenningsteken en een waarschuwing voor hen, die zij eenmaal tot vijand kunnen verklaren. Neem b.v. de bijdrage van Tijmon Balk - sinds acht jaar hoofd van de neo-nazibewegingen Jong-Europa en Europafront in Nederland - tot de discussie over amnestie voor de oorlogsmisdadigers: Vele verzetskerels en ander gespuis is erop tegen. Zoals de onderwereld altijd overal op tegen is wat goed en mooi is! En dit bijna twintig jaar na de oorlog! Het spreekt wel vanzelf dat dit alles steeds weer kunstmatig wordt opgeschroefd! Onder deze haatmentaliteit zucht Nederland al sinds 1945, toen de zogenaamde bevrijding kwam, die voor vele vaderlanders geen bevrijding bleek te zijn. Dit om hun consequente houding tijdens de 2e wereldoorlog... omdat zij hun tijd reeds ver vooruit waren en reeds Europees dachten. | |
[pagina 119]
| |
Europafront is in België aan alle kiosken verkrijgbaar. In Nederland moeten de liefhebbers onder blanco couvert bediend worden. De BVD, die in verband hiermee ex-NSB'er Balk bezocht, achtte zijn activiteiten niet ‘illegaal’; hij mag daarom doorgaan met de illegale werkers uit de oorlog zoals Charles en Van Randwijk, gespuis te noemen en over een haatmentaliteit te spreken, die hoogstens in zijn groep aanwezig is. Leg hiernaast Visioen en werkelijkheid - De illegale pers over de toekomst der samenleving, waarin volgens Balk ‘de onderwereld’ aan het woord komt. Het eerste wat opvalt is juist de afwezigheid van een haatmentaliteit in het illegale kamp, de aandoenlijke, nauwgezette aandacht waarmee - zelfs in oorlogsomstandigheden - het welzijn en de veiligheid van de samenleving werd nagestreefd. In het andere kamp, dat van de haat, blaast men zich op als een kikker en men kijkt niet verder dan de eigen poel zwart is. Het griezelige is, dat deze potentiële krachtpatserij weer veld schijnt te winnen. Een ander bestuurslid van Europafront, leraar Engels en Duits in Zwolle, zei onlangs in een interview: Wij sympathiseren in sommige opzichten met AR-denkbeelden: veel weerklank vinden bij ons ook de gedachten van de Morele Herbewapening: Uitschakeling van minderheidsgroepen als het algemeen belang daarmee wordt gediend, drastisch optreden tegen zedenverwildering. En ook: Gesprekken met Duitsers leerden mij, dat zij een volk vormen dat de natuurlijke capaciteiten bezit om de toon aan te geven, ook in de omringende landen. Niet overal dus de toon van de kikker, ook die van Jan Fuselier en de Morele Herbewapenaar. Maar wel steeds en overal de wil om zwakkeren, minderheidsgroepen, te onderwerpen. Wat de Duitsers onder de bezetting niet is gelukt, zou de neo-nazi's kunnen gelukken via het ‘Europese denken’: niet ‘onder’ maar ‘naast’ Amerika, tegen zedenbederf, minderheidsgroepen en communisme. Tegenover de autoritaire Europa-gedachten krijgen begrippen als vrijheidslievend en progressief een nieuwe bete- | |
[pagina 120]
| |
kenis. Beter anti-Europees dan pro-nazi. Wie weet, zullen eens de relikwieën uit onze laatste geuzentijd - bijeengebracht in Visioen en werkelijkheid - de verzetsbeweging inspireren tegen een gefedereerd Europa waarin Duitsland de toon aangeeft.
Het is de toon, die de muziek maakt. Woorden zoals ‘onnederlands’, strijdig met de Nederlandse ‘aard’ c.q. ‘tradities’, over een persiflage in ‘Zo is het’, zijn gevaarlijk door hun toon. Want het was ‘een zeer groot deel van het Nederlandse volk’, dat zich gekwetst voelde, zei minister Bot, en dìt veroorzaakte ‘een inbreuk op de goede zeden en de openbare orde’. Met nadruk op de grootheid. De economisch veel kwetsbaarder ‘kleine delen’ hebben geen toonaangevende zeden en gevoelens. Maar dikwijls zijn dit juist de meest progressieve, die de menselijke intelligentie stellen tegenover traagheid van denken en primitieve machtsverhoudingen. Vroeger waren er ‘sotternijen’, de politieke pamfletten en de satirische bladen, die de ‘heilige waarden’ van toonaangevende kringen bestookten. Nu de onafhankelijkheid van de pers in alle landen zo goed als verdwenen is, kan de satirische taak van de minderheid alleen door radio en televisie in de openbaarheid komen. Zelfs de gebrekkigste spot is nog een medicijn tegen latente huil- en haatbuien van het fascisme. Spotten is de enige maatschappelijke kunst; een kunst die, zoals elke kunst, bij zijn ontstaan tegen de meerderheid verdedigd moet worden. S.P. |
|