De Nieuwe Stem. Jaargang 19(1964)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 91] [p. 91] Clem Schouwenaars Chartres Blauw zijn de glasramen en dit is het licht, niet wat wit of waterkleurig, maar het noordereiland blauw. Geladen, en de nerven en de adem rakend, zij nadert uit de ruimte, uit de schaduwglans van zon en meteorieten, de heiligste kleur van de nacht. Zo staan de paarden in de morgen voor haar lucht en gaat zij in de vacht van trage dieren, het is een vreemd sakraal geluid. De ogen schaatsen over diepten, laten loden sporen na over blauw, het vruchtwater van de glasramen, de laatgotische geboorte van lesbischkoude edelvrouwen. [pagina 92] [p. 92] Een huis In mijn zuiderhuis, dat is mijn huis van hoge merels, dat is mijn huis van stuivend licht, van paars gebladerte, van morgen, in mijn zilverhuis te weten: huis van al mijn huizen, draag ik een god. Tussen hals en hoofd en haar draag ik een god, een gillende schuddende schaterende god op de schouders die in mijn huis zichzelf vergeet, zijn diepe navel streelt, losbandig paart en watert op zijn schepselen. [pagina 93] [p. 93] Lodeizen Nu als een lampion de zon voeren alle kruiers rond, als een tuig. Nu liggen zomers in het groen de kleine stations. Want die dag was een meeuw de morgentrein, en aarzelden de reizigers, de sporen praatten dit na, dit zondags verschijnsel. De bochten van het landschap, bestreken strelend door de gevlerkte - vluchtig steeds een vogelgroet - welfden als een lichaam open. En dit wonder zoenend - want een prachtig lichaam vinden spoedig ook de tragen - geloofden de lieden een bruiloft, een licht in de wereld: de handen van het groen, de lucht een plein vol knapen en kruiers met een glimlach die voeren als een speelbal de zon in de handen van de knapen, in de glimlach, in het plein van groen en lucht, in de zon het feest. Vorige Volgende