De Nieuwe Stem. Jaargang 18(1963)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 769] [p. 769] J.C. van Schagen Droom I ik ga een trap af het is een steile stenen trap ze gaat recht naar beneden daar in de diepte is een landschap misschien ook een zee het is erg dampig je ziet maar zo af en toe wat van daar beneden het moet een eiland zijn Capri misschien? eigenlijk ga ik in de wolken eigenlijk is het ook wel griezelig hoog je moet maar niet te veel op zij kijken je moet liever maar helemaal niet erg kijken zo even waren er nog ijzeren leuningen maar dat is ook al opgehouden wat heeft me hier gelokt? het is gek zo hoog en open als ik ga en die trap zo steil en die treden smaller en smaller het is bijna vallen wat ik doende ben het is meer vallen dan afdalen en ophouden kan allang niet meer als er nu maar eens een eind aan kwam maar het is of ik even hoog in de hoogte blijf en die diepte blijft even griezelig diep in de diepte ik wil met mijn voeten op den grond ik wil grond voelen ik wil grond - mijn God is dat dan wéér die verdomde tredmolen soms maar nu dan in een sarcastisch reverse? Hai! zegt de duivel naast me, als je het soms negatief wil Goed dan ik heb mijn les weer geleerd hoe was het ook weer? er is geen klimmen er is geen peilen er is alleen pas op de plaats en wat dan nòg? [pagina 770] [p. 770] II 's nachts ga ik altijd een reisje maken er is dan veel moeilijks met kaartjes dikwijls heb ik niet genoeg geld bij me of de loketmeneer is ergens anders hij heeft het te druk om op me te kunnen letten of hij moet eerst een trein weghelpen - mijn trein misschien wel soms ook verstaat hij me niet of hij heeft geen geld om terug te geven of hij wil niet zeggen wat het kaartje kost meestal hindert dat allemaal niet zo verschrikkelijk ik kom toch wel op het perron en meestal ben ik toch veel te vroeg meestal dwaal ik zomaar wat over lange eindeloos lange perrons dwaal ik naar treinen die op vertrek staan maar nog niet zo dadelijk ergens moet de mijne staan maar meestal is hij er nog niet er is ook wel sissen van locomotieven maar als je gaat kijken zijn ze er niet meer reizigers zijn er meestal ook niet behalve als ik wil instappen maar dat kan dan niet omdat alles vol is dan is alles bezet met vage zwartbruine poppen zwijgende schimmen schablonen zonder gezicht ze dringen me weg ik kan er echt niet meer bij maar als regel is het niet erg levendig op mijn stations soms staat er een trein aan 't eind van een eindeloos perron als je hem bereikt hem hijgende bereikt dan wordt hij juist uitgerangeerd omdat de machinist zich bedacht heeft of de chef en je moet bij informaties wezen maar dat is nergens meestal is de trein er nog helemaal niet omdat hij juist vertrokken is en er niets anders op zit dan op de volgende te wachten die niet komt misschien zijn er wel nooit treinen die vertrekken van mijn perrons vertrekken heb ik nog nooit gedaan [pagina 771] [p. 771] vannacht was het loket weer erg ingewikkeld er was een juffrouw die beslist wilde weten wat ik in Utrecht wilde gaan doen ze had zóveel verschillende tarieven daar was 't voor nodig dat ze alles van me wist eerder kon ze onmogelijk zeggen wat ik betalen moest maar ik laat me niet neppen ik heb toen maar een klein landgoed gekocht onder de rook van misjpot het lijkt wel een woord uit de synagoge weet ik veel maar ik woon er niet ik heb nog nooit ergens gewoond omdat ik altijd direkt vertrekken moet maar ik vertrek nooit en ik ben nog nooit ergens aangekomen ik zoek alleen maar, langs perrons III weet jij wat dat is? alles vloeit me onder de vingers weg er is alleen nog maar een vloeien dat niet van vervloeien ophoudt is dat bij jou ook zo? er zit zelfs geen eb en vloed in het vloeit maar van vervloeien in vervloeien vloeiende soms wil ik wel eens stil staan om eens even te rusten en wat vast te houden je wil waarachtig toch wel eens wat zièn maar het gaat niet omdat ik elk ogenblik mee vervloeiende ben ik vervloei voor mijn ogen mijn woorden vervloeien onder de pen weg en ik wil heus niet liegen maar als ik geschreven heb is het allang weer anders vloeiende is het allemaal echt waar vloeiende zijn alle dingen waar maar zodra je stil houdt beginnen ze te liegen wezende ben ik ook wel waar maar zodra spreek ik of ik lieg het is beter maar niet naar me te luisteren wat ik vind wie ik ben och wie geeft daar wat om wat gaat het een ander aan als het toch maar alles gelogen is [pagina 772] [p. 772] alles is immers altijd gelogen hoe juist hoe dom hoe rustig wie anderman is wat anderman vindt dat gaat me allemaal eindeloos aan want er is niets dat ik niet ben want er is niemand die ik niet ben hoe juist hoe dom hoe onrustig Jimmie zegt wat heb je toch veel woorden maar zo is het niet ik heb niets in voorraad ze komen eenvoudig als ik ze nodig heb misschien heb ik er een beetje veel nodig soms omdat ik bijziende ben en omdat alles zo fijn verdeeld is en ik moet dat maar allemaal zien omdat ik een soort microscoop ben en omdat er zoveel deeltjes wemelen elk atoom heeft zwermen woorden nodig het is niet voor niets een sterrenstelsel en het is er eigenlijk helemaal niet hoe zou je dan niet een boel woorden nodig hebben als je goed oplet misschien moest Jimmie maar zeggen: waarom let je zo vermoeiend eindeloos op? O Jimmie omdat het me allemaal zo eindeloos vermoeiend aangaat omdat er overal treinen wegrijden elk moment elk moment rijden er overal treinen weg van millioenen en millioenen perrons rijden er treinen weg en ze komen niet weer terug, Jimmie, ze komen nooit weer terug heb jij de mijne soms gezien? Vorige Volgende