De Nieuwe Stem. Jaargang 18(1963)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 704] [p. 704] Teo Anton van Kooten Ik akelig loslippig spronggeraamte Ik akelig loslippig spronggeraamte Ik denk soms Dat de lafheid van de lijkzwarte witkijker de wijsheid is van de uitstekend zich verheffend hooglijk onbekommerde onsterfelijke Maar soms zijn te zien aan weerszijden de zich opstapelende glimlachen (met de versnelde herinnering) Onsteld dan het vlugge zuigen aan een sigaret Maar de nerveuze wolkjes bevriezen in een huilende pluim aan de mond die als een witte hanestaart rijkt tot Een vreemd zonnestelsel. [pagina 705] [p. 705] De dolle wacht Deze vrouw haar stem blijft achter pijn haken naar een schreeuwloze voortijd de stem van de man rent door de straat en bonkt op alle deuren. De vader grimmig strateeg De haard blijft smeulen Woedend gooit de vader een millioen ton TNT op het vuur Tevergeefs De haard blijft smeulen. Strijd Aan de elementen vrijgegeven lachen met gebalde vuisten genoteerd staat in de notenbalk in zijn oog schuimbekkend het roeien in dit minuskule bootje vecht een erudiet mens voor zijn eksistentie Nergens in de omtrek is water te bekennen. Vorige Volgende