De Nieuwe Stem. Jaargang 18
(1963)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 575]
| |||||||||||||
Fr. de Jong Edz,
|
Links | Rechts |
---|---|
ongelovig | gelovig |
humanistisch | christelijk |
rationalistisch | dogmatisch |
vooruitstrevend | conservatief |
links | rechts |
Sinds de afgevaardigden van de Pacifistisch Socialistische Partij in de Tweede Kamer der Nederlandse Staten-Generaal aan de rechterzijde zijn ondergebracht is er iets mis. De tot parlementaire zittingzaal verbouwde balruimte is kennelijk zozeer op evenwicht van links en rechts gebouwd, dat het overwicht van één dezer beide aan de ander ten goede moet komen.Ga naar eindnoot*)
Maar misschien ware het juister geweest, zegt u, Oud met zijn liberalen bij de confessionelen der rechterzijde te plaatsen. Per slot worden zij verondersteld met dezen samen de achterban van de regering-De Quay te vormen.
Bij de confessionelen? Neen, dat gaat niet. Hoe rechts soms ook in politieke zaken, in het geloofsleven, en dus o.a. ter zake van 't onderwijs koersen de liberalen op links. Eigenlijk, eigenlijk, zou het juister zijn de hele P.v.d.A. rechts te plaatsen, prat op haar doorbraak als ze pleegt te gaan. - Juist, het Kamergebouw zou er door verzakken en er zou eindelijk eens iets te zien zijn vanaf de enig waarlijk publieke tribune.
Het is natuurlijk ook mogelijk, dat de Nederlandse politiek al verzakt is, waarbij ik in het midden laat, of dat ‘verzakt’ een werkwoordelijke vorm is, dan een van een defamatorisch substantief afgeleide. Laten we het fatsoenshalve - het gaat over de Kamer! - op het eerste houden en onze beschouwingen in overeenstemming daarmee: dan bereiken we het hoge peil waarop eerder van scheef-, subs. door elkaar gezakt dan van verzakt gesproken kan worden. Afgesproken?
Toch lijkt het me overigens goed de gehele problematiek wat uit de buurt van Den Haag te houden, per slot doen zich in andere Europese hoofdsteden en regeringsdorpen dergelijke gevallen voor.
Per slot - maar zover zijn we nog lang niet - is het evenwicht van partijen, confessies, pressiegroepen en zelfs van week- en maandelijkse persorgaantjes en dagelijkse dito organen inderdaad ook een zaak van meer dan nederlandse strekking. Men spiegele zich elders. Evenwicht van groepen en partijen is een zaak van Europees denken, ja van wereldsituatie. En van sociaal-economische ontwikkeling.
Wollige woorden, wat moet dat: Europees denken?
Nu ja, niet in het jargon van onze europeanen, van Brussel maar gewóón: Europees, zoals in Europa gedaan wordt.
Gewoon gedaan? In West dan of in Oost? En hebben Amerikanen en Russen dan met dat ‘denken’ niets uit te staan - denken die niet? Ben je toch een Europese cultuur-patriot?
Misschien wel, ik weet het niet. Maar in ieder geval als je Europees Oost-West verbindt met Wereld Oost-West is het toch wel duidelijk, dat je iets schemert van partijverhoudingen, die zich over de hele wereld uitstrekken.
Internationale partijen dus?
Neen, de tijd van internationales schijnt voorbij. Misschien wel omdat alle politieke vraagstukken een internationaal kantje hebben. En daar ging het om.
Er zijn dus drie onderdelen: Nederland, Europa, de rest.
I. Nederland
Abraham de Geweldige gaf de antithese een naam, en ze was. Schaepman viel haar bij. Links de paganisten, rechts de gelovige broeders en zusters. Maar menig paganist ontkende van het begin af aan dat de politieke scheidslijnen en die der belijdenissen samen moeten vallen. Theoretisch gesproken althans wilde de SDAP als klassepartij staan tegenover de om hun geloof krakelende doch in hun kapitalisme eensgezinde burgerpartijen. En nog weer een andere algemene scheidslijn werd door de liberalen onder deze aangehangen: die van vooruitstrevend en conservatief.
Gelet op de praktijk der controverses en deze geplaatst tegen een ruimer achtergrond van ontwikkeling in politiek, maatschappelijk en geestelijk opzicht, moet men deze tegenstelling wellicht de best houdbare noemen. Maar ze is het dan ook, omdat ze met de ontwikkeling zelf van inhoud veranderen zal. Wat vandaag vooruitstrevend is, kan morgen conservatief zijn. Nog één stap verder: wie vandaag vooruitstrevend is op de manier van gisteren kan als gefrustreerde gebrandmerkt worden: ‘de revolutionairen van eergisteren’ - zo worden dan de links gerichten aan de franje der P.v.d.A. door derzelver voormannen gescholden.
Ik schreef hier bewust ‘linksgerichten’, al had er ook ‘marxistisch georiënteerden’ kunnen staan. Dat is een samenvallen van begrippen, zoals dat in de socialistische gelederen meer voorgekomen is. Altijd had ‘links’ iets met Marx en dus met de theorie te maken - altijd neeg rechts naar de andere kant. Er is in Nederland een tijd geweest, dat die partij bewust toch wel links in deze zin wilde zijn - minder graag ‘vooruitstrevend’.
Conclusie: er zit in de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ meer vastigheid dan in die van ‘vooruitstrevend’ en ‘conservatief’. De laatste woorden hebben meer iets van een typologie, de eerste verwijzen toch ook mede naar een ideologische achtergrond.
Dat geconstateerd hebbende, kunnen wij Abraham Kuyper en de antithese weer in het beeldvlak halen. Ook hem immers ging het om geestelijke scheidslijnen en zijn anti-revolutie beoogde de verwerping van dat gehele complex van gedachten, dat in de negentiende eeuw zowel liberale als socialistische democraten zou dienen: de welhaast wetenschappelijke zekerheid, dat het de mens toekomt zijn lot in eigen hand te nemen, opdat het hem hier op aarde welga.
Ik geloof, dat dit element, al zal men het misschien anders formuleren en meer genuanceerd afwegen, de blijvende achtergrond van ‘links’ is. Het is zelfs mogelijk, dat dit begrip niet met deze, noch met andere woorden weer te geven is. Die woorden dragen nog iets in zich van dat negentiende eeuwse ‘links’, terwijl het er in omschreven begrip ook gedeeld wordt door menigeen, die ten aanzien van wetenschappelijke zekerheden en menselijke
prestaties met de nodige voorbehouden behept is.
Het is waarschijnlijk kracht verspillen om de open deur in te trappen, die toegang geeft tot het genuanceerder denken, het minder dogmatische zouden wij bijna zeggen, der huidige linksen dan dat der vorige eeuwse. Toch is er nog met kracht getrapt toen het er om ging (met de doorbraak van 1945) vroeger rechtsen over de lijn der oude partijscheiding naar links te trekken. Zo krachtig, dat men zich afvraagt of niet met de woorden ook het begrip weggegooid werd. Niet meer materialistisch, niet meer in de klassenstrijd getaand en niet meer gelovend in de voortgang ten goede der maatschappelijke ontwikkeling: zo werd het nieuwe socialisme voorgesteld. Het verwierp alles wat naar autoritaire vormen zweemt en zou eer ‘personalistisch’ dan ‘links’ te noemen zijn. Het had er iets van, dat in de echte oude zin de liberalen nog linkser zouden zijn. Nog linkser: dat betekent in dit geval vooral: de bedoelingen der ex-rechtsen vrezend, hun eerlijkheid als democraten wantrouwend: hoe zal het gaan - dat wantrouwen geldt nog! - bij de uitvoering van de mammoetwet? Socialisten met nog wat klassenstrijdmerg in hun beenderen kunnen hier naast de liberalen gaan staan.
Maar wat er in de praktijk gebeurde was iets anders: juist veelal de doorgebrokenen in de nieuw gevormde socialistische partij bleken het te zijn, die een ideologisch radicalere aanpak meenden te kunnen verwachten dan hun nu ten deel viel. Het is zelfs met vrij grote zekerheid aan te nemen, dat velen, die potentieel in de laatste tien jaar de stap uit hun rechterpartij naar de P.v.d.A. zouden hebben kunnen doen, dat niet gedaan hebben, omdat hun deze partij te weinig verscheiden voorkwam van wat zij zelf in hun naaste omgeving gewoon waren. In plaats van opvangcentrum van ontevreden politieke zwervers te worden. prefereerde die partij het beschut bestaan in een welvaartsstaat. Waren de managers daarvan voor een groot deel niet ook de hare? En: waren de burgers daarvan niet haar stemmers: de tot kleine welstand opgekomen lage middeninkomensklassen, arbeiders, beambten, middenstanders?
Zo bleef de doorbraak halverwege steken, gebonden aan de structuur der partijenstaat. Het resultaat was de afroming van links, zoals die sinds jaar en dag door de sociaal-
democratie aller landen bedreven werd, en die men in het algemeen als resultante van twee factoren zien kan: het ingroeien van die partij in de staat en het zich richten op ‘sociale’ politiek van die staat. Er zijn voor het Nederlandse geval - eigenlijk voor het West-Europese - maar het heeft zich hier duidelijk gemanifesteerd - nog wel speciale factoren. De voornaamste daarvan is de pervertering van het oorspronkelijk linkse socialistische denken tot de moorddadigheid van het nationaal-socialisme. Politiek kwamen perversie en moord uit op wat men het ‘totalitaire’ stelsel noemde. Maar, waren de sociaaldemocraten zelf niet ook in hun denken niet nogal totalitair angehaucht geweest? Waren het niet veelal door dik en dun gaanders, aanhangers van een toekomst-utopie, die weinig weerstrevers scheen te zullen dulden? Zeker de felsten hadden zich afgescheiden en zouden zich als communisten ontpoppen, maar toch.... wie zich tegen de burgers verzet, krijgt ondemocratische trekken aangewreven.
Twee dingen heeft de schok van het nationaal-socialisme bij de oude socialisten teweeg gebracht: een versnelling van het ingroeiproces in de bestaande samenleving en (mede daardoor) een zich scherper dan ooit afzetten tegen het communisme - dat laatste weer vooral toen dit onder Stalin zijn terreur-trekken scherp kreeg ingegrift. Wie zich keerde tegen dit ingroeien, omdat hij het tegenstuk: de socialisering van de maatschappij, bleef wantrouwen zolang het privaatbezit der produktiemiddelen in funktie was, en wie dan tevens nog zich tegen terreurmethoden kantte, werd weldra deelgenoot van het bondgenootschap, dat zich om kleine intellectuelenblaadjes verzamelde: ‘die Heimatlose Linke’.
Deze groep geestelijke ballingen vinden we in de afsplitsingen uit de C.P.N., in de P.S.P. en onder de minderheidsmensen in de P.v.d.A. Ik suggereerde al, dat ze een zekere aanvulling soms schijnen te kunnen krijgen uit de rijen van wie rechts van hen staan. Het gaat om diegenen binnen de Partij van de Arbeid of in haar directe omgeving, die zien hoe het volkskapitalisme van na 1950 tot een ondemocratische gelijkschakeling op commerciële basis dreigt uit te lopen - een vorm van staat en maatschappij, waarin de apparaten heersen, hetzij in de menselijke vorm van ano-
nieme bestuursorganen, hetzij in de technische vorm: enquêtes, automatiseringen en atoomwapens. Het zijn dezelfde punten van aanstoot, die ook voor radicaal gezinden in de confessionele groepen gelden. Hun belangstelling voor Marx is daaruit mede te verklaren, al speelt ook het gevoel, dat men het communisme moet begrijpen een grote rol. Kunnen zij samen, deze Heimatlose Linke en deze rebelse rechtsen een nieuwe eenheid vormen? Een partij? Een pressiegroep? Een lezerskring van De Nieuwe Stem?
Voorlopig geloof ik alleen: het laatste.
II. Europa
Het bovenstaande is nogal op Nederland toegesneden - men zou met enig recht kunnen zeggen: hou je mond maar, want wat is voor ons in de huidige grote wereld, dat verouderd Europese landje nog? Het heeft daarom zin de grenzen wijder te trekken. Wij gaan dus enige stappen verder: Europa dient zich aan als volgende grote leefeenheid. Europa? Maar wat is dat? Een verzameling landen en volken van de Oeral tot de Atlantische Oceaan, of van de Oder-Neisse tot de Pacific?
Het is altijd mooi om bij de gedachte te beginnen. Het Rijk van de Geest - van de Europese Geest in casu. Dat strekt zich per traditie (per westerse traditie....) toch wel langs de kusten uit en over de kolossale volksplanting bewesten de Atlantische wateren. Er zijn enkele uitlopers naar Rusland. Welnu in het Rijk van de Europese Geest heeft zich de wereldbeschouwelijke botsing links-rechts in de vorige eeuw danig doen gevoelen. De botsing van kerk en staat was er een verschijningsvorm van; ze deed zich in diverse vaderlanden voor. In schoolstrijden spitste zij zich toe. De gevolgen daarvan voor Nederland toonde ik boven. Maar de wezenlijke geestelijke achtergrond is van ruimer strekking dan kwesties van staat en school en kerk. Die raken aan de geloofsleer en aan de wetenschappelijke beschouwingswijs, die daar tegenover kwam te staan.
De politieke vormen van deze strijd kabbelen in dogmatische landen als het onze nog wat door - zin hebben ze nauwelijks meer. En hoe staat het met geloof en natuurwetenschap? De fronten zijn afgebrokkeld en iets van een
wederzijdse doordringing laat zich proeven - neen, niet in de sfeer van beider dogmata, als ik het zo mag uitdrukken - wel in die van beider begrip van de menselijke kennis en menselijke mogelijkheden. Zie ik het fout, als ik meen, dat in het theologisch denken de uitzichtloosheid van het menselijk handelen en de onvermijdelijkheid van berusting in een kwade aardse wereld aan effectiviteit hebben ingeboet? Is dat niet gebeurd tegelijk met een open staan voor de wereld en haar menselijke en maatschappelijke problemen? Is er daarnaast nog een moderne bijbelexegese mogelijk die niet met wetenschappelijke explicaties rekent?
Opvallend is nu, dat van de andere zijde de afbraak van het ‘dogma’ veel verdergaand is. Als er zo iets bestaat als een moderne natuurwetenschappelijke wereldbeschouwing, dan is daar toch wel het hemelbestormende effect geheel uit verdwenen. De ontwikkeling van het wereldbeeld (in letterlijke zin) is gegaan van deterministisch tot ‘probabilistisch’, tot het besef van ‘natures statistical tendency to disorder’ (zin 1, hoofdst. II Wiener, Cybernatics). De mens heeft een incompleteness die organisch is, en die als ‘zonde’ geduid zou kunnen worden. Het aards levensgebied is een voorlopig eiland, waar vrijheid en orde verdedigd moeten worden. De voortgang is geen vooruitgang meer, maar een steeds dichter benaderen van ordeloze gelijkheid. Het leven heeft iets van een anti-natuur, iets van een ‘bij gratie’.
Kunnen wij zo tegenover het naar ‘links’ draaien van de geloofssfeer een naar rechts draaien van het natuurwetenschappelijke zien? Is hier een synthese na de antithese op komst? In ieder geval is er reden genoeg om aan te nemen, dat deze negentiende eeuwse links-rechts scheiding zijn functie verloren heeft. Dat hier eerst recht een mogelijkheid tot ‘doorbraak’ geboden wordt. Wie daarbij schoorvoetend volgen, zijn de hangers aan het oude, in dit geval aan de oude tegenstelling links-rechts.
Er treedt op wat we zouden kunnen noemen een probleemverschuiving. Zoals bij al zulke verschuivingen (de historie is er vol van voor wie ze zien wil) is ook hier niet de oude stelling op een bepaalde dag totaal verlaten en zijn de partijen van dan af gehergroepeerd. In zekere zin, zit daar het gelijk van de conservatieven in. Wie echter de
nieuwe vormen ziet doet er goed aan niet te veel op de oude terug te vallen.
Nog alleen de áchtergrond van ‘Europa’ vormt het nu gesignaleerde. Het heeft een in wezen veel wijdere strekking dan het alleen Europese. Dat toch is een kwestie van de huidige vraagstukken van dat werelddeel - vraagstukken, die met haar afstand van de wereldhegemonie verband houden en die dus ook al weer van wijdere betekenis zijn. Laat ons niet weer afdwalen en bij het kernland blijven. De strijd, die zich daar afspeelt, is een strijd om de eigen vorm. Politiek komt dat in de eenheidswrijvingen naar voren. De tegenstellingen van politieke aard, die zich daarbij doen gevoelen zijn nauwelijks onder links en rechts onder te brengen. In heel ouderwetse zin valt er natuurlijk wel te denken aan de R.K. kerk als centraliserend machtsapparaat en in moderne zin valt er te denken aan kwesties betreffende de macht van de Hoge Autoriteit om bij kartelovereenkomsten in te grijpen en ook - en dan in klassieke zin - aan de werkelijke macht van de diverse vertegenwoordigende lichamen. ‘De waarde van het Verenigd Europa schuilt in het karakter van kartelgemeenschap’, wist enkele maanden geleden een correspondent van het Algemeen Handelsblad te melden. De vraag is dus niet meer: mag men hier ingrijpen en de souvereiniteit der staten - voor kort nog een inzetting Gods! - aantasten en mag men het economisch leven vrijlaten - voor kort nog een ‘wet’ der ‘linkse’ liberalen - maar: hoe voegen zich delen in het geheel zonder dat wezenlijke vrijheidsrechten worden te niet gedaan, hoe wordt er geordend, zonder dat de werkelijke macht in handen van supermagnaten - onpersoonlijke massale beslissingsorganisaties - valt? Hoe keren wij hier de ordeloze gelijkheid van allen in een bezielde gelijkwaardigheid?
Door de hele Europese zaak rechts te laten liggen? Dat heeft iets van een donquichotterige boycot; dat is eigenlijk het afwijzen van nieuwe probleemstellingen omdat ze niet in het eigen denkstraatje passen. Het lijkt me nodig eens duidelijk de gronden te inventariseren, waarop men gemeenschap met de gemeenschap der Europeanen wil mijden. Dat is dan alvast negatief een program voor.... een anders
geaard Europa. Engels keerde zich tegen Liebknecht, toen hij, bij het dreigen der Pruisische hegemonie over het nog maar kortelings verenigde Duitsland, zich bereid toonde met reactionaire groepen samen Pruisen te bestrijden. Men moet zijn strijdwijze aanpassen aan de nieuwe macht en de vorm daarvan als bruikbaar voor het eigen werk leren zien.
Zonder twijfel zijn er veel reactionairen, die uit de Europese band willen springen. Ze worden op een gevaarlijke manier daar toch nog binnen gehouden. De leus is dan: het moet: de Russen bedreigen ons - de Amerikanen willen het. En zo, naarmate kartellering en welvaart toenemen zal ook de american way of life een european way worden. Het gaat hier om meer dan een snel verteren en veel kopen - het gaat hier om een economisch systeem, waarin de militaire dreiging grotendeels als vliegwiel dienst doet.
Hoe ontkomen wij aan de bizarre combinatie van Europa, de bom en de welvaart? Door een Europa voor te staan, dat een eigen politiek kan voeren, binnen- en buitenlands - meer nog door de groeiende machten te steunen, die zich tegen het oude Europa moeten afzetten: de exkoloniale gebieden. Puur politiek gezien ligt daar voor links een hefboom, ook op het noodzakelijk werkterrein, dat Europa heet.
De grote tegenstelling
Zonder tegenspraak kan gezegd worden, dat de koude oorlog de wereld angstig verdeeld houdt. Het is meer dan angst voor oorlog, het is angst voor de existentie zelf. Men kan haar ontlopen, deze angst. Men kan flink doen en op zijn wapens vertrouwen. Ook kan men naar een andere tegenstelling dan de beangstigende uitkijken en die tot albeheersend verklaren, al is het maar tijdelijk. De populaire pers probeert dat met voetbalwedstrijden, de T.V. met songfestivals, de partijen met verkiezingen. Ik ben bereid het nut daarvan te aanvaarden als 't nut van een duinwandeling: om te ontkomen aan de totalitaire greep van één alles beheersend probleem.
Het lijkt heel wat efficienter om aan die tegenstelling te ontkomen door op economische, geografische en politieke gronden zijn land te onttrekken aan de allesbeheersende
tegenstelling. Twee zaken maken dat wat moeilijk. Ten eerste valt er zo moeilijk te kiezen in staatsburgerschap, ten tweede kan niemand geheel uncommitted zijn. Daarvoor zijn de belangen der landen te zeer verweven, is de aarde te klein geworden. Anderzijds zal juist de onmiskenbare drang aller belangen om te blijven leven noodzaken tot minder uitgesproken identificatie met één der machten van de diarchie.
Localisering van plaatselijke conflicten, ontwapening van gevarenzones, vernietiging van vernietigingswapens: het is vlot geschreven en moeilijk uitgevoerd. Wederzijds wantrouwen zit in de weg.
Is dat wantrouwen te overwinnen? Is op neutralisering waar mogelijk aan te dringen? Ziehier elementen van directe politieke betekenis, die in al hun vaagheid concreet genoeg zijn om tot die ware doorbraak te voeren - de tweede, de echte - die juist bij alle somberte tot ingrijpen dwingt - ingrijpen niet zonder de analytische critiek van Heimatlose Linke en Rebelse Rechtse samen.
Er blijft een zekere paradox over: om de vrede te bewaren moeten we de pluriformiteit tot een te waarderen goed maken, doch om in te grijpen moeten we onze eigen vorm tegenover die der anderen stellen, omdat wij een heilloos afdwalen in het vormeloze vrezen. De juiste maat wordt niet gevonden door er voor te vluchten in het dagelijks blunderen der politiek - al is ook dat een nutte plicht - noch ook door er zich op dood te staren. Wel door critisch onderscheid te maken naar fase en plaats in de ontwikkeling der mensheid, waaraan we ons nader kunnen oriënteren.
Kunnen we ons op deze doorbraak richten en kan De Nieuwe Stem mee dienen om die koers te bepalen?
- eindnoot*)
- Dat deze gegevens veranderd zijn bewijst slechts de autenticiteit van dit artikel. Trouwens sedert de verkiezingen zetelt de Staatkundig Gereformeerde Partij links!