De Nieuwe Stem. Jaargang 18(1963)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 539] [p. 539] W. de Vries Ik ben acht en dertig en nog steeds leef ik d.w.z. ik ben niet dood nog niet gestorven onder het puin van ingestorte luchtkastelen acht en dertig ben ik en bevrucht door een leugen om wat hoop te baren voor morgen op het puin van gisteren want moeders baren weer soldaten generaals zetten nauwkeurig slagvelden uit voor de vrede de absolute vrede de dood ik ben acht en dertig en nog steeds leef ik d.w.z. ik ben niet dood nog niet [pagina 540] [p. 540] elke morgen opstaan van herhalings oefening in het doodgaan en langzaam neerknielen in de startblokken van een nieuwe dag langzaam lopen we de dagen uit en herkauwen de herinneringen tot een minimaal verleden morgen is de toekomst en overmorgen als we maar hoop hebben als het dier dat in ons verstopt zit maar gestorven is toen de wereld in hirosjima verging [pagina 541] [p. 541] De stad kreunt een ongevoelige pijn uit onrust jaagt in stalen mantels woorden in m'n mond die ik niet had willen spreken vleesbomen woekeren en vertakken zich in stenen omhulsels tot een moderne kliniek waarin wij dansen op de wanhoop van de juke box schreeuwend om de grote operatie Ze hebben het ons voorgezegd drie maal drie is negen en we hebben het nagezegd tot we het wisten ze hebben het ons voorgelezen het sprookje van de dwergen in het bos en we hebben het nagelezen en we geloofden onvoorwaardelijk ze hebben het ons voorgelogen en we hebben het opgeschreven zeven klassen lang met de bajonet als waarheid op de griffel Vorige Volgende