worden, de schrijvers van nu staan tegenover de oorlog als tegenover roken en drinken: we zijn er allemaal tegen omdat het slecht is, maar de vehemente aard van het beestje gaat ermee door tot de dood erop volgt. Een vertrouwde jeugdsituatie, zegt Claus. We produceren enorme hoeveelheden mensenvlees en ruimen die periodiek in concentratiekampen en door bombardementen op, om in de stijl der beide Hugo's te blijven. Zinloos. Strijd voor sociale verbetering hoeft in het West-Europa van vandaag niet meer geleverd te worden, ieder heeft z'n biertje, z'n t.v., z'n rijdend buitenhuis. Bij alle gesignaleerde overeenkomsten tussen Louis Paul Boon en Hugo Raes ligt hier het generatieverschil. Wij zijn vadsige koningen geworden, ‘dégénerés die slechts voor de voldoening hunner lusten leven.’
En toch! Het feit dat Hugo Raes c.s. het de moeite waard vinden dit op te schrijven, bewijst dat woorden voor hen (nog) niet zinloos zijn, voor die illusie zwichten zij nog wel, anders zouden zij als zekere Chinese wijsgeer blijven zwijgen. Achter hun onlust op de smalle basis van de drinken-neuken-braken-mentaliteit (en zij beoefenen het d.n.b bladzijden lang met volle overgave) ontwaakt een aarzelend protest tegen de nietswaardigheid, klinkt soms het onvervulde heimwee waaruit tenslotte alle literatuur geboren wordt. Er komen zinnen voor als: ‘Och, over de vriendschap wilde ik het eigenlijk hebben in dit boek, over de vrienden, de kinderen, de vrijheid’, ongewild aandoenlijk werken soms de passages over zijn Erik en Brigitte, en het boek eindigt met: ‘Tot de zon weer doorbreekt en een tijdje schijnt’.
Ellen Warmond in haar roman ‘Paspoort voor Niemandsland’ laat de hoofdpersoon tot het ‘normale’ leven terugkeren nàdat hij het nulpunt in zijn bestaan gepasseerd is, al komt ze ook dan nog niet veel verder dan een nieuwe wanhoop. Tenslotte vroeg Camus zich al af of de mens desondanks en zonder God een heilige kon worden. Immers, als alles en iedereen absurd bevonden wordt, ontstaat een situatie die uiterlijk niet zoveel van de vorige verschilt. Na het kotsen moet er weer gegeten en gedronken worden. Wij existeren (hoelang nog?), wij zijn allen geestelijk gestoord en lichamelijk aangetast, maar we moeten voorlopig verder leven in dit gekkenhuis, dat dan misschien niet helemaal zinloos is, maar evenmin zinvol. De Vadsige Koningen geeft hierop nog geen antwoord, wat mij na lezing van het boek bijbleef was niet veel, mijn geest bleef leeg op het klimaat, het sfeergevoel na. Dat kan aan mijn geest liggen, het kan zelfs paradoxalerwijs bewijzen dat het boek geslaagd is: ook het lezen is blijkbaar zinloos geweest. Maar waarom