Creatief citeren in romankunst
(Prof.) Herman Meyer, Das Zitat in der Erzählkunst. Zur Geschichte und Poetik des europäischen Romans. (Metzler-Verlag, Stuttgart, 1961)
De ondertitel geeft te verstaan, dat de plaats of beter de functie van het citaat in de kunst van het verhalen een onderwerp van grotere draagkracht uitmaakt dan wij aanvankelijk beseffen. Wat een smalle uitvalsbasis voor een literair-historische beschouwing leek te zijn, blijkt een veel bredere en vooral dieper gelegen grondslag voor een belangrijk literatuurwetenschappelijk onderzoek te vormen, dat zowel bijdraagt tot de karakteristiek van een aantal, niet alleen duitse, romanciers van europees belang waaronder Rabelais, Cervantes en Sterne, als tot een verdiept begrip van verscheidene aspecten der verhaalkunst zelf en van de compositiewijze van wat Th. Mann in een trots en verantwoord beeld ‘de partituren’ geliefde te noemen. De rol van het citaat blijkt in de gekozen, beschreven voorbeelden, in het bijzonder bij de ‘humoristen’, veel meer dan een uitwendige bijkomstigheid, detail of ornament, maar met name een ware citeerkunst en als zodanig weer daar boven uitgaand een der belangrijkste middelen van de verhaalkunst zelf. Natuurlijk onderscheidt de schrijver hogere en lagere vormen van citeren (maar ook de laatste kunnen, demonstreert hij, geraffineerd meewerken aan de persoonstypering); hij geeft voorbeelden van de personages zelf onbewuste citaten die onthullend over hen werken en van kryptische citaten die de erudiete citeerkunst van personage of auteur (en waarnemer!) doen zien. Hij weet ook waar te maken, wat men niet zo licht voor mogelijk hield, dat soms een auteur, met name een Thomas Mann, citaten op