ook al dikwijls is gevallen. Hij zet zijn mensen neer in een décor, ontdaan van alle goedkope romantiek, zodat ‘banaal’ naast ‘provinciaals, kleinburgerlijk’ etcetera, in dit verband volkomen misbruikte adjektieven, ook regelmatig gehoord worden. De lezers die zich afgestoten voelen door entourage en belichting, leggen zijn boeken na de eerste bladzijden weg en beroven zichzelf daardoor van de kans op de grandioze ervaring: dat de mens die van een afstand wordt geschetst, een overweldigende authenticiteit verkrijgt; dat de schijnbaar verstandelijke doorlichting van het zieleleven tot bescherming van de nerveuze overgevoeligheid van de schrijver de weg vrijmaakt voor het meebeleven van de meest hartverscheurende emoties - en dat de gewoonste Hollandse straat op den duur de werking krijgt van een surrealistisch décor (ook te beleven bij Bordewijk en Willem Brakman).
Niet alleen de hoeveelheid (de regel van Roland Holst dat Vestdijk sneller schrijft dan God kan lezen is wel overbekend) maar ook de veelzijdigheid van onderwerpen en de gevariëerdheid in benaderingswijze maken het ondoenlijk, in kort bestek ook maar een tiende van Vestdijks werk te belichten. Uit de overvloed kies ik dus een betrekkelijk willekeurig voorbeeld waaraan we duidelijk kunnen zien hoe Vestdijk speelt, met zijn stof, met al het menselijke, en met dimensies: een tegenstelling tussen het in 1961 verschenen Een Alpenroman en het recente De held van Temesa. De Alpenroman is het verhaal van de lesbische hartstocht van een getrouwde, rijpe vrouw, voor een Duitse kellnerin. Dit éne motief van de allesomverwerpende passie wordt zo ‘groot’ weergegeven, dat het de hele roman van ruim 400 bladzijden vervult. Dit allesomverwerpende is letterlijk te nemen, de vrouw die door deze hartstocht wordt beheerst antwoordt op een aanmerking dat oud-SS-ers haar wel niets zullen kunnen schelen: ‘Niets, wanneer Hitler nog leefde, en hij gaf mij Anna Brandner terug, dan zou ik hem een bedankbriefje schrijven.’ In deze roman komen natuurlijk ook wel, min of meer geslaagde, bijfiguren voor, maar het hoofdthema van de éne fundamentele hartstocht is op ware grootte, volgens sommigen waarschijnlijk overgroot, uitgewerkt.
In De held van Temesa gebeurt precies het omgekeerde. Daar wordt een onpeilbare rijkdom van motieven samengevat in, curieuze ontdekking, een boek van slechts 367 bladzijden. Als men èrgens de term ‘poly-interpretabel’ zou kunnen gebruiken, dan is het wel voor deze grootse roman, die als ‘historische roman’ maar zeer ontoereikend gekenschetst is.