ongetwijfeld gepoogd hebben, de woestijnoorlog tegen het nieuwe Jemenitische regiem te stuiten door een kompromis: Saoedie-Arabië zal zijn steun aan de verdreven Imam onttrekken, op voorwaarde dat Jemen zal ophouden voor revolutionair centrum op het Arabische schiereiland te spelen en zich in zichzelf zal terugtrekken, - zo ongeveer zullen zijn vredesvoorstellen geluid hebben. Sukses heeft hij nog niet omdat de Jemenieten zich bedreigd blijven voelen door Saoedie-Arabië, en omgekeerd. Stabiliteit is daar nog ver te zoeken.
Van andere aard is het tweede probleem, dat der Koerden. De Koerden van Irak voerden een zeer suksesvolle vrijheidsoorlog, welke één van de voornaamste factoren werd bij de ondermijning van Kassems heerschappij. In de loop der jaren is de leiding van de Koerdische beweging overgegaan van feodale Koerdische hoofden op revolutionaire volksleiders, die in de bevrijde gebieden een agrarische hervorming van formaat hebben doorgevoerd en daarmee onverslaanbaar werden. Aref, Kassems rivaal en opvolger, moest in de eerste dagen van de omwenteling de strijd tegen de Koerden afgelasten, - waarna deze ook de steden in hun gebied bezetten. Zij hebben thans van Bagdad autonomie gekregen, - een autonomie die door het bestaan van het eigen Koerdische bevrijdingsleger ook werkelijke inhoud zal hebben, of het van Bagdad mag of niet.
Maar Koerden met nationale aspiraties leven ook op Syrisch, Turks en Iraans gebied; en boeren met aspiraties naar ingrijpende grondhervorming vindt men in al deze landen te over. De Koerdische overwinning in Irak zal een voorbode zijn van méér. Vooral ook, omdat de zwaar vervolgde Iraakse kommunisten (evenals hun partijgenoten in andere Arabische landen) nu wel verplicht zijn van tactiek te veranderen. Zij hebben tot hun ondergang op Kassem gewed, maar kunnen in geen geval op Aref of de andere ‘Nasseristische’ nieuwe machthebbers wedden. Zij moeten ondergronds een aansluiting zoeken bij het