en enkele andere punten. Na toezending van het betreffende artikel aan B. antwoordde deze letterlijk: ‘Een aanval op mij houdt de bedoelde passage niet in. U bestrijdt immers mijn uitspraken niet, doch qualificeert ze alleen.’ (Ik had ze semi-fascistisch genoemd.)
Wáár uit de contekst blijkt eigenlijk, dat B. geen eigen mening geeft? Dat hij zichzelf even verder gedeeltelijk weer tegenspreekt, pleit voor hem (maar niet voor zijn intelligentie). Dat B. zijn woorden wat verzachtte heb ik vermeld, maar een zo ontstellende uitspraak kan feitelijk door niets meer worden goedgepraat.
3. ‘... de onbegrensde vrijheid van denken werd daarom de inleiding tot de felste aanval op het denken zelf, die de geschiedenis der wijsbegeerte ooit kende. Het begon met de Reformatie, toen men het vrije onderzoek verheerlijkte,...’ schreef B. Ik heb de zin niet na ‘Reformatie’ afgebroken. Wel is door een fout mijnerzijds na ‘verheerlijkte’ een komma door een punt vervangen. Wat daarachter komt, maakt dat B.'s toenmalige aanval op de vrijheid van denken ongedaan? Omdat B. als gevolg van die vrijheid de opkomst vermeldt van een paar protestantse geloofspunten die hem niet aanstaan?
Ik heb vermeld, dat B. zich van zijn betreffende geschrift (pas kort geleden nota bene!) heeft gedistantiëerd; eveneens, waarom ik hem toch citeerde.
Durft U te zweren, waarde Delfgaauw, dat 't alleen maar een redenering van Chesterton was, die B. weergaf? De lezer controlere: p. 21.
4. Wel heel wonderlijk wordt het wanneer D. beweert, dat B. in zijn ‘Voorproef in Spanje’ het nazi-‘Rotbuch über Spanien’ alleen met een soort binnenpret zou hebben geciteerd, en dat de betreffende passage een illegaal blad niet zou hebben misstaan.
In deze ‘Voorproef’, één lange aanval op de democratische partij in de Spaanse burgeroorlog, wordt het ‘Rotbuch’ op p. 127 als volgt gebruikt: ‘Met andere woorden, men (de republikeinen) had het vermoorden van weerloze gevangenen nodig. Bei der sorgfältigen...’ En dan volgt, met bronvermelding, de door D. aangehaalde passage, waarna de alinea eindigt. Beschuldiging aan de Spaanse republikeinen, dus een kracht bijzetten aan B.'s overige argumenten, precies zoals ik stelde. Op p. 160 volgt de door D. geciteerde zin op de bewering, dat de afgevaardigden van de rechtse Spaanse partijen ‘bijna zonder uitzondering waren vermoord.’