De Nieuwe Stem. Jaargang 18
(1963)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
Th. van Tijn
| |
Kennedy en De Gaulle.Wat dit alles te betekenen heeft? Het gaat om pogingen tot een herschikking van de politieke verhoudingen binnen de ‘Atlantische wereld’. Kennedy heeft er reeds tijdens zijn verkiezingskampagne geen geheim van gemaakt, dat hij zich tegen een dergelijke herschikking - toen door Eisenhower overwogen vooral | |
[pagina 158]
| |
op aandrang van zijn generaal Norstad, NATO-bevelhebber te Parijs - zou verzetten. Kort en goed komt Kennedy's standpunt hierop neer: het atoomzwaard dient, wat het Westen betreft, in onze handen te blijven, - de bondgenoten zijn ondergeschikt en mogen slechts konventionele strijdkrachten bezitten. Eén vinger aan de trekker, zo zei hij, en dat moet de mijne zijn. Het standpunt heeft de verdienste van duidelijkheid, maar dat geldt niet minder van dat van president De Gaulle. Eerst wenste hij de NATO onder driehoofdige heerschappij te stellen - de V.S., Groot-Brittannië en Frankrijk. Die vlieger ging niet op. De Gaulle wist waarom: te weinig macht. De ontwikkeling van een eigen atoommacht, hoe ridikuul ook in vergelijking met de atoomwapenarsenalen der groten, moest dienen om Frankrijk een chantagemiddel in handen te geven tegenover de grote broer. En verder bouwde hij aan een kombinatie met andere Europese staten, om een ‘blok’ in de NATO te kunnen vormen teneinde de facto het Franse mede-leiderschap te vestigen. Hij heeft waarlijk geen doekjes gewonden om die intenties, noch heeft hij verbloemd dat een Frans-Westduits samengaan de kern was van die politiek. | |
De Gaulle en Macmillan.De vraag is nu, of hij werkelijk ook een tijdlang de mogelijkheid heeft willen openhouden, om in dit samengaan ook Groot-Brittannië te betrekken. Het lijkt onwaarschijnlijk, om de eenvoudige reden dat een Brits toetreden tot een binnen-Atlantische kombinatie er de zin van zou hebben gewijzigd: van een Frans leiderschap in een oppositie-kartel tegen de V.S. zou weinig zijn overgebleven. Ondertussen is het wel waarschijnlijk, dat De Gaulle, zonder ooit serieus te hebben gedacht aan een toelaten van Engeland tot zijn komplot, wèl heeft getracht Engeland zo lang als het zou gaan aan de lijn te houden, teneinde de V.S. grotere moeilijkheden te bereiden en zo mogelijk ook te kunnen profiteren van Engelands prestaties op het gebied van de produktie van atoomwapenen en hun transport- | |
[pagina 159]
| |
middelen. Hij meende de Brusselse onderhandelingen inzake het Britse toetreden tot het Verdrag van Rome lange tijd te kunnen rekken, daar de Britse regering in elk geval zou stuiten op voorwaarden, die voor haar moeilijk aanvaardbaar zouden zijn. Hangende die onderhandelingen zou Frankrijk voldoende vat op Engeland hebben om het in politiek opzicht althans een tijdlang halverwege mee te krijgen, - aldus ongeveer moet de Franse redenering geweest zijn ten aanzien van Groot-Brittannië. | |
Macmillan en Kennedy.Dit nu is mislukt. Macmillan aanvaardde praktisch alle Franse ekonomische eisen, waaronder vele die voor de bevolking van Groot-Brittannië en voor die van het Gemenebest onaanvaardbaar behoorden te zijn en tot voor kort ook nog waren. Vanwaar deze toegeeflijkheid ten aanzien van het Europese ekonomische protektionisme, dat, indien onverdund gehandhaafd, het Britse Gemenebest uit de voegen zou hebben gerukt en rampspoed voor de Britse konsument zou hebben betekend? Hij spekuleerde erop, dat dit protektionisme na Engelands toetreding tot de E.E.G. niet lang gehandhaafd zou kunnen blijven. Het enige wat hij in Brussel nog liet bepleiten was daarom een voldoende lange overgangstermijn voor de toepassing van het dreigende E.E.G.-buitentarief, - een termijn namelijk die lang genoeg zou zijn om dat tarief af te breken vóór het voor Engeland effektief zou worden. Hij rekende daarbij op de Amerikaanse handelspolitiek. Kennedy immers had zich, juist met het oog op Britse toetreding tot de E.E.G., laten machtigen drastische wederzijdse tariefsverlagingen overeen te komen met de aldus uitgebreide Euromarkt. En de V.S. beheersen een zo groot deel van de wereldhandel, dat de uitgebreide Euromarkt onder zeer zware pressie gezet kon worden. Voorts zal ekonomische besluitvorming in de E.E.G. - als de eerste fasen van dat verdrag verstreken zijn - met een gequalificeerde meerderheid van stemmen tot stand komen, zodat Engeland Frankrijk binnen de E.E.G. in een minderheidspositie zou kunnen | |
[pagina 160]
| |
drijven met name ten aanzien van het buitentarief. Zó mochten de Britse en Amerikaanse regeringen hopen intijds de E.E.G. te kunnen openbreken in een gekombineerd offensief van binnenuit en van buitenaf, om te komen tot een soort van Atlantische vrijhandelszone: juist het tegendeel van een protektionistische E.E.G., door hoge buitentarieven van de overige wereld afgezonderd. Nog dreigde een kink in de trans-Atlantische kabel te komen door Kennedy's ‘harde’ politiek ten aanzien van zijn bondgenoten, Engeland niet uitgezonderd. Kennedy bereidde de Britse regering de onaangename verrassing van de stopzetting van het Skybolt-projekt, eertijds opgezet om raketten vanuit snelle vliegtuigen te kunnen lanceren, maar technisch alweer achterhaald door de Polaris-annex-atoomonderzeeër. De Skybolt, met zijn geringere draagwijdte, zou nog vanuit Europa gelanceerd moeten worden en een Britse bewapening met dit tuig (en eigen atoomkoppen erop) zou militair nog zin hebben, terwijl Engelands politieke pretentie van ‘onafhankelijke’ atoommogendheid via de beschikking over de Skybolts gehandhaafd kon blijven, althans kon lijken. Die schijn nu werd door Kennedy hardhandig vernietigd toen hij stopzetting van het Skybolt-projekt gelastte. Maar Macmillan toonde zich in een geïmproviseerde konferentie met Kennedy (te Nassau op de Bahama-eilanden) soepel genoeg. Hij stemde erin toe dat de overschakeling op Polaris-onderzeeërs zou plaatsvinden, mits Kennedy hem maar een vliesdun schaamdoekje tegen zijn eigen backbenchers zou verschaffen door de hoop op een ‘eigen’ Britse Polarismacht-in-de-toekomst voorlopig te laten bestaan. De Brits-Amerikaanse samenwerking werd erdoor gered. Daarmee was voor De Gaulle de kous natuurlijk af. Het was een aardig spel geweest Engeland aan de lijn te houden en te zien in hoeverre men het tegen de V.S. kon uitspelen; maar Engeland toelaten tot de Euromarkt waar het onmiddellijk als Amerika's stormram tegen het buitentarief zou fungeren, terwijl de nagestreefde Franse leiding in de E.E.G. zou kunnen | |
[pagina 161]
| |
worden vervangen door een Franse minderheidspositie-zonder-veto, - dát was de bedoeling niet. Het akkoord van Nassau, dat de hoop op een Brits-Amerikaanse ruzie de bodem insloeg, deed voor De Gaulle de deur dicht. Restte hem, als hij een kombinatie wilde maken die Amerika onder druk zou moeten zetten, maar één mogelijkheid: de Britten openlijk bruskeren. Inzake de toelating van nieuwe leden tot de E.E.G. heeft hij immers wél een veto, - en dat gebruikte hij. | |
De Gaulle en Adenauer.Hiermee is de Brits-Amerikaanse politiek ten aanzien van het openbreken van de E.E.G. voorlopig mislukt. Overigens is er vooralsnog evenmin sprake van Franse politieke winst; de noodzaak om plomp een einde te maken aan de Brusselse onderhandelingen sproot immers voort uit een politieke tegenslag voor de Fransen: dat zij er niet in slaagden Engeland aan het lijntje te houden en enigszins tegen Amerika uit te spelen. Nee, de enige partners in de lieflijke Atlantische familie die zonder meer kunnen spreken van politieke winst (maar zij zwijgen wijselijk) zijn de Westduitsers. Voor Adenauer betekent het Frans-Westduitse verdrag zelfs min of meer de kroon op het werk van zijn oude dag. Dat werk was: Duits machtsherstel te verkrijgen na de volkomen nederlaag en verknipping van het Reich van de Nazi's in 1945. Hij begreep van meet af aan dat de Duitse kans tot machtsherstel gelegen was in de onenigheid der overwinnaars uit de tweede wereldoorlog. Op deze zeer eenvoudige gedachte was zijn politiek gebaseerd: hoe meer koude oorlog, waarin wij frontgebied zijn, hoe meer de Amerikanen ons nodig zullen hebben. Zo verkreeg West-Duitsland eerst zijn staatsorganisatie en vervolgens zijn legerorganisatie, zij het ook ‘onschadelijk’ gehouden doordat deze zou zijn ingevoegd in de NATO en er een verbod van A.B.C.-wapenen werd afgekondigd. Desondanks werd het Westduitse leger volgens de nieuwste militaire principes opgebouwd, dat wil zeggen alsof het over tenminste taktische atoomwapenen beschikte. Die zijn | |
[pagina 162]
| |
ook in West-Duitsland aanwezig, maar in Amerikaanse handen. Eenmaal zover gekomen werd West-Duitsland de stuwende kracht achter het plan uit de nadagen van Eisenhower, om een Atlantische atoommacht op te richten (de NATO als ‘vierde atoommacht’) onder gemeenschappelijk bevel. Kennedy borg dit plan in de la, wat binnen de NATO nogal tot scènes leidde. Maar was de medezeggenschap over atoomwapenen voor de Westduitsers niet ‘Atlantisch’ te verkrijgen, dan was er altijd nog een andere kans: Frankrijks ‘force de frappe’-in-opbouw kon heus wel een steuntje in de rug gebruiken. West-Duitsland mag geen atoomwapenen en raketten produceren, maar wat let de Westduitsers om hun kennis en hulpmiddelen ter beschikking van Frankrijk te stellen? Om vervolgens een vér-gaande samenwerking tussen beide legers te entameren? Het is het voor-laatste stadium voor het volledige machtsherstel van Duitsland: alleen zal nog maar nodig zijn hetzij in het Frans-Westduitse verdrag te domineren, hetzij zich eraan te onttrekken als de Westduitse atoombewapening, heimelijk in Frankrijk opgezet, openlijk kan worden bekendgemaakt als uitdaging aan de wereld.Ga naar eindnoot*) | |
Adenauer, De Gaulle en wij.Zó boos waren sommige trouwe ‘Atlantisten’ op De Gaulle na zijn dubbele ‘neen’, dat zij hem ervan verdenken eenzijdige regelingen met Rusland te zoeken. De ergste beschuldiging die mogelijk is, in hun ogen. Maar zolang Frankrijk vasthoudt aan de samenwerking met West-Duitsland - en daartoe is het gedwongen, zolang het niet wil inbinden tegenover de V.S. - zolang is daarvan uiteraard geen sprake: de Westduitse politiek blijft als altijd gebaseerd op het uitbuiten van de koude oorlog, en dus op het verscherpen daarvan als ontspanning dreigt. Door dit eenvoudige middel kan Adenauer ervoor zorgen dat de V.S. West-Duitsland moeten blijven bijvallen, terwijl het bovendien voor Frankrijk een onmisbare bondgenoot is. Heerlijke positie! Uiteraard is de grote verliezer bij dit alles de Euro- | |
[pagina 163]
| |
pese demokratie, meer in het bijzonder de Europese arbeidersbeweging. Die hebben al veel geleden onder de koude oorlog; zij komen nu onder de hoge bescherming van Adenauer, De Gaulle en Franco. Zouden de demokraten en vooral de socialistische leiders onder hen eindelijk begrijpen, dat slechts een positieve aktie tot ontspanning in de koude oorlog, vooral in Midden-Europa, een ommekeer mogelijk kan maken in dit griezelige proces van opbouw van Westduitse macht en van autoritaire heerschappij in West-Europa? |
|