De Nieuwe Stem. Jaargang 18
(1963)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
Fr. de Jong Edz.
| |
[pagina 95]
| |
Ik geloof, dat wij zowel ideeën moeten propageren, als pressie uitoefenen op regeringen. Daartoe moeten wij ons inlaten met de politiek van de staten ten opzichte van de vraagstukken van bewapening en ontwapening. Slechts wanneer deze organisatie weet wààr pressie uitgeoefend moet worden, kan pressie van haar kant succes hebben. Een zuiver demonstrerende kracht is niet voldoende. Tenminste niet in de huidige situatie, waarin de bewapeningsproblemen zwaar wegen in de handen van de politici. Zij leven onder een verschrikkelijke obsessie, zoals Walter Lipmann twaalf jaar geleden al schreef: ‘They have to strive for a worldwide settlement which will prevent two rival coalitions, between which there could be no mediator.’ Zoals wij weten zijn deze coalities toch tot stand gekomen, en wie is de bemiddelaar nu? Gelukkig hebben we de UNO en de neutrale landen. Laat ik een kort overzicht geven van de politieke ontwikkeling in de laatste fasen van de koude oorlog. De westelijke wereld, waar men leefde in de zekerheid superieur te zijn, wat wapens betreft, is sterk getroffen door twee klappen. De eerste kwam aan in '49 toen Rusland een eigen A-bom ontwikkelde, de tweede dateert van 1957, toen de eerste spoetnik om de aarde cirkelde. Desalniettemin bracht noch de Koreaanse oorlog, een jaar na de Russische bom, noch de Formosakwestie van '55 noch zelfs de situatie in Indo-China ons in een wereldoorlog. Integendeel - een direct gevolg van de Indo-Chinese conflictsituatie was de eerste top-conferentie. Na de tweede klap, die van de spoetnik, was er een vermindering merkbaar in het aantal gevaarlijke spanningen. Er was evenwel groeiend wantrouwen aan beide kanten. De moderne bewapeningsrace was begonnen. Een groot aantal satellietmanen omringt ons nu. Daarnaast vonden series proefexplosies plaats. Wij raakten gewend te leven onder de dreiging van raketten voor korte, middelbare en lange afstand. | |
[pagina 96]
| |
In deze periode zien we meer en meer politieke tussenkomst in militaire zaken. De totaliteit van het moderne oorlogvoeren, de financiële uitgaven en de geweldige gevaren maakten duidelijk, dat oorlogvoeren op deze wijze niet langer een politiek middel is, dat met succes gebruikt kan worden. Eisenhower antwoordde, in 1959, toen hij beticht werd van een onvoldoende voorbereid zijn op oorlog: ‘we are talking about the human race and what is going to happen to it’. De president sprak niet alleen ten behoeve van Amerika. Laat me een andere Amerikaanse generaal citeren, Spaatz, die al in 1949 waarschuwde tegen het gebruik van eenvoudige A-bommen: ‘We might win another war, but what sort of victory would it be, and what would be the rewards if it required the destruction of half of the world.’ Veertien jaar later, in onze dagen, worden generaals door dergelijke meningen veranderd in ondersteuners van ontwapening. Dat is iets geheel nieuws, maar we kunnen het begrijpen. De meer en meer groeiende capaciteit maakt het duidelijk, dat uit een gebruik van de zwaarste wapens over de gehele wereld een oorlog voortkomt zonder enige overwinning. Oorlogsuitgaven blijken dan ook meer en meer als ondoelmatig gezien te worden. Zo ze nut hebben, is dat eerder in economische zin: als een soort vliegwiel van de welvaart. Er komt voor het eerst in de geschiedenis de politieke noodzaak van ‘binding the war and banning the bombs’. Een noodzaak onderkennen is één ding, er naar leven een ander. De disharmonie tussen de landen maakte de bewapening noodzakelijk. En al leken wapens zelf niet te gebruiken als uiting van militaire kracht, zij konden gebruikt worden op een semi-militaire manier. Dat wil zeggen, dat hun effect niet in hun explosieve kracht zelve moest liggen, maar in de dreiging met de mogelijkheid van hun effect: het evenwicht in macht werd een evenwicht in terreur. Op deze manier, gebruikten wij, terwijl we het terrorisme willen bestrijden, in de eerste plaats de terreur: die van de vergelding. | |
[pagina 97]
| |
In de laatste jaren, na een militaire overwinning over politiek denken, koesterden wij daarnaast ook nog de theorie van de ‘first surprising blow’. En nu werken we aan de anti-raket-raket, welke de ‘first blow theory’ wegblaast - maar die de balans in evenwicht zou houden. Misschien is dat waar, maar het vergroot de terroristische effectiviteit.
Er is een vreemde onbillijkheid in deze theorie van het evenwicht. Wij dreigen, met ons wapen, opdat de ander hetzelfde soort wapen maar niet gebruiken zal. De ander dreigt, opdat wij er geen gebruik van zullen maken. Ik geloof dat deze hele theorie van evenwicht niets meer dan een theorie is. Het is een woord, dat gemakkelijk gebruikt kan worden voor een zeer ingewikkelde zaak, een zaak die men zelfs niet helemaal kent. Het is een fictie, maar laat ons goed bedenken, dat ficties een consoliderende rol spelen in het politieke denken. Ten minste zo lang ze door iederéén aanvaard worden. Maar waar men ‘evenwicht’ zegt en evenwicht bedoelt, hebben wij de taak zoveel als we kunnen de punten waar het echt om gaat te ontsluieren. Deel van de werkelijkheid vormt de Amerikaanse superioriteit op het gebied van de lange afstand raketten, de Russische superioriteit op dat van de middle range... tenminste op dit moment. De werkelijkheid is, dat het Russische systeem vergeleken met dat van het Westen, slechts over het minimum aan macht beschikt, nodig om af te schrikken. Tot aan de Berlijnse crisis van vorig jaar meenden de Russen, dat het voldoende zou zijn, de goedkopere medium-range raketten in massa te produceren, althans, dat zei één der Alsops in de New York Herald Tribune van 6-12-'62. Doch Undersecretary of State Gilpatric verklaarde ‘we Americans have at least the same capacity for a counterblow as the Russians have for a first one. So they will never start’. Als Alsop gelijk heeft, heeft Gilpatric het niet, zo te zien, maar beiden zijn het er kennelijk over eens, | |
[pagina 98]
| |
dat er geen werkelijk evenwicht is, maar een bijzondere Amerikaanse superioriteit, die hun voorkomt als een garantie voor de vrede. Op het ogenblik weten zelfs de officiële onderhandelaars dat er in de verschillende fasen van hun plannen niet altijd een machtsevenwicht kan bestaan - en zij durven dit zelfs aan het publiek te vertellen. Wat is de werkelijkheid achter de fictie van de balans? De werkelijkheid is deze: Wij leven aan de rand van de oorlog, wij leven in het voortdurende gevaar verpulverd of ontbonden te worden - wij en alles wat we hebben en waar we van houden en wat we haten. De politici kennen deze werkelijkheid, gelukkig genoeg - dàt is de reden, de politieke reden van de ontwapeningsconferenties en van instanties als het American Bureau of Arms Control. Terwijl zij het spel van evenwicht spelen, van halfronden en ‘containment’, weten zij het einde van hun weg slechts in de diepte van de totale dood. Daarom weten zij dat de werkelijke ‘containment’-politiek niet voor de vijand, maar voor henzelf geldt. Containment om niet de wapens te gebruiken. Daarom worden deskundigen gestuurd naar ontwapeningsconferenties. Maar juist terwijl zij het evenwicht spelen kunnen zij de tweedracht niet werkelijk beëindigen als politici. Deze tweedracht is immers een wezenlijk element in de evenwichtstheorie. Aan de andere kant - en dat maakt de zaak ingewikkeld - zolang er tweedracht is, heeft de fictie van het evenwicht houden een zekere preventieve functie. De zaak is hoe en waar te beginnen deze vicieuze cirkel te doorbreken. Dit is het wezenlijke probleem van unilaterale ontwapening. In het multilaterale veld, dat betekent in de UNO en in Genève, is er soms een duidelijk merkbare overeenstemming tussen de technici en soms zelfs ook tussen de politici, zoals blijkt uit de gemeenschappelijke verklaring van 20 september 1961, maar een | |
[pagina 99]
| |
onderhandelaar kan niet verder gaan dan de publieke opinie in zijn land toelaat. Publieke opinie als een georganiseerd medium bestaat alleen in de westelijke wereld. Daarom moet ik hier refereren aan het westelijk patroon van ontwapeingsonderhandelingen. Toen Dean, jongstleden juli, het in Genève met de Russen eens was over een manier waarop men ondergrondse proefexplosies kan ontdekken, kreeg hij order van het ministerie van buitenlandse zaken van een overeenkomst af te zien. Het politieke standpunt was en bleef: noodzaak tot persoonlijke controle op de plaats waar de wapens zich bevinden. U ziet: het publiek, dat opgegroeid is in een sfeer van tweedracht en in een veilig superioriteitsgevoel, moet met zorg behandeld worden. Ik voor mij geloof, dat een klein beetje shocktherapie niet vermeden behoeft te worden: laat de mensen maar eens schrikken. Dat is wellicht het heilzaamst effect van demonstratieve activiteit.
Al doende mogen we echter niet het contact met het politiek gebeuren verliezen. Daarbij behoort de praktische behandeling van de spanningen welke disharmonie voortbrengen. De Cubaanse en de Berlijnse en de Oost-Aziatische zaken hebben alle hun betekenis voor de handhaving van de wereldvrede. Zij kunnen nooit de vernietiging van een groot deel van de mensheid waard zijn. Maar betekent dat, dat de problemen moeten worden opgelost op de manier van hem, die de grootste buurman is? Hebben zij alle niet hun eigen aspecten? Is er niet het probleem van Castro's revolutie? Van de prinsen van Laos? Van de unieke positie van Berlijn? Is het mogelijk hun problemen te behandelen zonder een sneeuwval van politieke problemen te ontketenen in verband met het bekende en onzekere evenwicht? U ziet, ik probeer de mogelijkheid om de probleempunten te neutraliseren voor te stellen. In feite was, wat tot nu toe gedaan is door de regeringen van de- | |
[pagina 100]
| |
zelfde intentie. Zij waren het altijd eens over een zekere vorm van neutralisering na een tijd van spanning, na de vrees voor een grote botsing. Zij slaagden er inderdaad in, de wereldvrede te handhaven, op deze wijze; aan de andere kant moeten we duidelijk vaststellen, dat het gevaarlijke karakter van alle mogelijkheden tot conflict bleef omdat men de zaken nauwelijks op hun eigen mérites en vooral op die van het machtsevenwicht bekeek. Ja, dat gevaarlijke karakter nam nog toe met de ontwikkeling van mechanische wapens. Een eenvoudige menselijke fout kan gemakkelijk gemaakt worden in een tijd van spanning. Een eenvoudige menselijke fout in reactie op een vals alarm kan ons van de rand waarop we lopen doen vallen. We moeten ons bewust zijn dat men zich van verschillende zijden in de wereld met deze problemen bezig houdt. Er is wat dit betreft geen enkel monopolie van welk comité, welke organisatie of regering ook. Een bijzondere taak van een vredesbeweging kan gezien worden in een critische analyse van alle soorten voorstellen: bedoelen zij werkelijk een vreedzame oplossing te brengen, of voldoen zij aan de eisen van nationale of andere belangen, onder de dekmantel van een schikking? In concreto: waarom is het wel mogelijk om het eens te worden over zaken betreffende de Zuidpool en niet wanneer het over een midden-Europese kwestie gaat, zoals voorgesteld in het Rapacki-plan? Het is duidelijk dat daar politieke verwikkelingen zijn. Deze kunnen niet opgelost worden zonder dat men zich met het evenwichtsprobleem bezighoudt, welk, zoals we dus gezien hebben, weer in verband staat met militaire sterkte, zowel als met politiek massa-gevoel. Op enige afstand van deze gevoelens omtrent de zaak liggen de strategische problemen, zoals besproken in Nato-hoofdkwartier en Pentagon. Laat mij één van hen eens nader bekijken. ‘Fearing the great war, we must try to wage only little wars.’ Hiermee heeft men de zaak in een paar woorden gevat. Geen strategisch en terroristisch bombarderen van steden, | |
[pagina 101]
| |
maar het beperkte gebruik van kernwapens als een tactisch wapen. Dat betekent dat de oppervlakte van geheel en al weggevaagd land met mensen en huizen slechts enkele vierkante kilometers behoeft te zijn. Toegeslagen zal worden op militaire doelen en zoals we weten bevinden die zich nu niet bepaald in onbevolkte gebieden.... Desalniettemin zal het aantal doden klein zijn - zeggen ze - hoewel vergeleken met Hiroshima heel groot. Mijns inziens heeft het geen zin de mensen te doen geloven dat een beperking van de kernoorlog metterdaad acceptabel is. Ik geloof zelfs dat het noodzakelijk is de mensen ervan te overtuigen dat alle soorten oorlog gevaarlijk zijn. In onze tijd kan iedere ‘kleine oorlog’ - technisch gesproken was de derde wereldoorlog zo'n kleine oorlog - gemakkelijk zijn ‘escalation’ hebben. Uit een geweerschot, per ongeluk gelost in Cuba, of in Berlijn of in Laos kan een conventionele oorlog groeien. En uit een conventionele oorlog kan een strijd met strategische wapens voortkomen en militaire noodzaak kan ons dan zonder dat wij enig protest kunnen inbrengen naar de ‘global doomsday’ voeren. Zonder enig protest. In tijd van oorlog hebben alle staten een totalitaire trek en de mensen kunnen gemakkelijk meegesleept worden in een verschrikkelijke angst. Daarom is het, mijns inziens, nu de tijd om te protesteren. Niet om het van de daken te schreeuwen, maar om alle praktijken die proberen oorlog acceptabel te maken aan te klagen, of dat nu gebeurt door het ware karakter van de oorlog te verbergen, of door valse verwachtingen te wekken omtrent schuilmogelijkheden, of zelfs door wetenschappelijke strategische boeken als dat van Herman Kahn over de thermonucleaire oorlog. Als het aantal doden 160 miljoen bedraagt, zal men een eeuw nodig hebben om de Verenigde Staten weer tot hun huidige staat op te bouwen. Maar als er een uitgebreid systeem van schuilplaatsen gebouwd kan worden, zal het aantal doden niet meer dan 20 miljoen bedragen - technici noemen dit een | |
[pagina 102]
| |
20 megacorpse, - een megacorpse is 1 miljoen dode mannen, vrouwen, kinderen. De auteur suggereert dat in geval van 20 megacorpse de overlevenden in tijd van twee jaar weer in hun oude staat zullen leven. Deze begoocheling van zogenaamde veiligheid moet gebroken worden evenals de begoocheling van vijandschap. Ideologische vijandschap leidt tot de wens naar complete overwinning. Militair denken heden ten dage poogt de oorlog te beperken, los te maken van de ideologisch noodzakelijke complete overwinning. Een beperkte oorlog - hoe gevaarlijk ook - heeft dan zijn specifieke functie: die van de pressie. Pressie gebruik je niet om de ander onder de voet te lopen, maar om hem te overtuigen met behulp van geweld. Men kan een dergelijke vorm van overtuigen wantrouwen, maar dat is niet onze zaak. Hoe dan ook, het belangrijkste feit is dit: het ideologische sentiment van het vernietigen van de vijand moet thans ruimte laten aan het politieke element, dat een manier zoekt om beide te laten leven. Hier kunnen politiek denken en vredesbeweging elkaar ontmoeten. Wij leven aan de rand van de vernietiging. Wij weten het. Niet alle mensen weten het. Wij moeten het hun vertellen. We hebben verschillende crises doorstaan. Tot nu toe ontsnapten we aan de afschuwelijke mogelijkheden die zij mee brachten. We leven nog. Maar met dezelfde menselijke wetenschap, die ons de bommen gaf, en de biochemische oorlogvoering, weten wij, dat eens de worp van de zo herhaaldelijk opgegooide dobbelstenen het teken des doods moet tonen. Laten wij al onze energie aanwenden om dit spel te doen ophouden. |
|