| |
| |
| |
P. Valkenburgh
Amerikaans dagboek
I
In de volgende aantekeningen heb ik een aantal impressies van, reacties op en reflexies over de Amerikaanse samenleving bijeengebracht. Het zijn notities van een socioloog, doch waar juist in de menswetenschappen persoon en beroep vaak nauwelijks te scheiden zijn, dragen de meeste aantekeningen een sterk subjectief karakter. Enige wetenschappelijke pretentie bezitten ze dan ook niet.
Ik heb de notities weergegeven zoals ik ze - dikwijls haastig - heb opgeschreven, zonder enige inhoudelijke wijziging dus. Wel zijn ze hier en daar stilistisch wat bijgeschaafd.
De oude, in 1789 gebouwde Georgetown University, ligt vrij hoog op de heuvels. Vanuit mijn kamer heb ik een wijds uitzicht over dat deel van de stad dat zich naar het Zuiden uitstrekt, over de Potomac River, het Roosevelt-eiland en verder over het vele groen dat Washington omringt.
Vooral 's avonds, als de lichtreklame's branden, is het alles bij elkaar een speels schouwspel.
Het is wel een wat vreemde combinatie: daar op een afstand in de diepte de kleurig verlichte stad met daarboven de zeer heldere zomersterrenhemel, terwijl als muzikale begeleiding het getsjirp van de duizenden krekels in de bomen en het hoge gras is te horen. Zij produceren een geluid dat sterk doet denken aan het lawaai van tientallen ratels.
De heuvels waarop en waartussen Washington is gebouwd, vormen uitlopers van het Allegheny gebergte. Wie niet opziet tegen een tocht van enkele uren
| |
| |
per trein of bus, zit al gauw temidden van de grijsrode rotsen van dit berglandschap.
Op zo'n tocht kom je nog indiaans aandoende namen tegen, zoals bijvoorbeeld Shenandoah, de naam van een vriendelijk en schilderachtig plaatsje dat nog huizen heeft in de oude ‘colonial style’. In zekere zin is zo'n bustocht een uitkomst om de bijkans ondragelijke hitte te ontlopen. De temperatuur is hier al enkele dagen zo om en nabij de 100 graden Fahrenheit.
En voor een dergelijke hitte kun je het beste maar in de air conditioned bussen vluchten. Je kunt natuurlijk ook in de stad blijven om daar dan wat per bus rond te rijden. De wonderlijkste ervaring daarbij is wel dat je zo vaak, op de chauffeur na, de enige blanke inzittende bent. De overige passagiers zijn negers. Washington is een doorlaatpost; het vervult min of meer een sluisfunctie voor de negers die van het Zuiden komend, naar het Noorden of Noordoosten trekken naar Baltimore, Philadelphia, New York en Boston. Er gaat nog voortdurend een stroom van (goedkope!) arbeidskrachten van het Zuiden uit naar deze en andere steden, waar men toch al een zeer sterke concentratie vindt van de Amerikaanse bevolking en het industriële apparaat. Een soort randstad probleem in Amerika dus.
*
Een persconferentie van Kennedy. De zaal is nauwelijks voor de helft vol: ik schat het aantal aanwezigen op 80 à 100. De president geeft een korte uiteenzetting, waarna dan vragen gesteld mogen worden. Er is formeel geen voorzitter die tussen spreker en vragenstellers bemiddelt, zodat de president dus onmiddellijk met zijn publiek in contact kan treden.
Kennedy maakt hier in werkelijkheid beslist een veel oudere en vooral vermoeider indruk dan op de foto's in onze kranten. Zijn optreden doet bijzonder sympathiek aan: kundig, eenvoudig, en vooral beheerst - dit laatste bijna bij het Britse af.
Die beheerstheid is ook wel nodig, gezien de waan- | |
| |
zinnige opjutterij van de kranten in de kwestie-Cuba. Kennedy's persconferentie kan de gemoederen wellicht wat kalmeren.
Op alle vragen, zelfs op de onbenulligste en kwaadaardigste, geeft hij een hoffelijk antwoord. Als de tijd om is, blijkt Kennedy nog niet uitgesproken te zijn. Met een verontschuldigend gebaar maakt hij z'n zin af en verlaat de zaal. Alles bij elkaar genomen gaat het hier heel gewoontjes en zonder enige gewichtige rompslomp.
*
Mrs. J., mijn gastvrouw, moet naar de tandarts. ‘Dat zal wel weer een rekening van honderdvijftig dollars worden’, klaagt ze. ‘Maar’, voegt ze er onmiddellijk triomfantelijk aan toe: ‘als hij me pijn doet, doe ik hem een proces aan van tweehonderd dollars. Vijftig voor m'n advocaat en hondervijftig voor mij. Dan heb ik m'n behandeling lekker gratis’.
Iedereen schijnt hier maar dadelijk een advocaat of een paar advocaten tot z'n beschikking te hebben. Is het een teken van fundamenteel wantrouwen tussen de mensen? Een uiting van permanente onzekerheid en dus bedreigdheid in een samenleving waar free competition de sociale geloofsbelijdenis is?
Overigens hoor ik ook dat zeventig procent van de bevolking niet in staat schijnt te zijn de doktersrekeningen te betalen.
*
Typerend: je spreekt hier niet meer van Nederland maar van Europa. Ik kom uit Europa; ik ga weer naar Europa; je vergelijkt met Europa, je beoordeelt naar Europese maatstaven, etc. Pas in tweede instantie, als er nadrukkelijk om wordt gevraagd, geef je een nadere aanduiding van je land van herkomst.
*
| |
| |
Wat is de beste methode om een ander land te leren kennen? Het meest bevredigend vind ik nog altijd om zomaar wat rond te dwalen. Van erkende reisgidsen en officiële aanbevelingen moet je je niets aantrekken. Gewoon wat rondlopen en kijken waar je terecht komt. Intussen dan nog wat met de mensen in de parken, de bussen en de restaurants zien te praten. Dan krijg je misschien nog het beste een representatief beeld van de Amerikaanse maatschappij. Over dat praten gesproken: men heeft het vrijwel over niets anders dan over Cuba. Als je de kranten leest, lijkt het wel of elk ogenblik de oorlog verklaard kan worden. Er heerst compleet een anti-Cuba hysterie. Zelfs bladen als de New York Times en de New York Herald Tribune, geven opgewonden artikelen.
Het is een ongekende weelde om hier dagelijks voor enkele centen deze beide bladen te kunnen kopen, zeker voor een krantenliefhebber als ik.
*
De politiek van vandaag en dus de geschiedenis van morgen, wordt hier in Amerika gemaakt. Daaraan is geen twijfel mogelijk, dunkt mij. Zoals vroeger de historische ontwikkeling werd beschreven aan de hand van lotgevallen van vorstenhuizen, dynastieën, kabinetten en veldheren, zo zou men de jongste geschiedenis kunnen schrijven aan de hand van vergaderingen, besprekingen en beslissingen van commissie's. Eén van de voornaamste commissie's daarbij is wel de Atomic Energy Commission, waarvan het gebouw staat aan de Constitution Avenue, dicht bij de Virginia Ave. Ik heb juist vanochtend het eerste deel gekocht van de geschiedenis van de AEC: ‘The New World, 1939-1946’, en er al even in zitten bladeren. De inhoud lijkt veelbelovend en moeten we de inleiding geloven, dan is dit boek onmisbaar voor al diegenen die inzicht willen krijgen in de Amerikaanse atoompolitiek tijdens en kort na de tweede wereldoorlog.
Een ander historisch gebouw is het Pentagon dat gelegen is tusssen de Potomac River en de Arlington
| |
| |
National Cemetery. Vanmiddag heb ik daar meer dan anderhalf uur gedwaald tussen de tientallen barakken, kazernes, kantoren en huizen die rondom het Pentagon zijn gelegen. Ik heb er zelfs een bioscoop ontdekt en enkele bars waar je ijskoffie kon krijgen.
Het Pentagon zelf, één massieve steenklomp, viel me tegen. Waarschijnlijk omdat het binnen dit gehele complex niet eens zo opvalt. Regelmatig stegen en daalden helicopters en Sykorsky's - dat zal wel iedere dag zo gaan bij dit tweede staatsbedrijf ter wereld dat jaarlijks de beschikking heeft over een budget van zo'n kleine 70 milliard dollars.
*
Eén van de afschuwelijkste dingen in Amerika is dat je geacht wordt altijd met iets bezig te zijn. Nietsdoen - evenals trouwens alleen zijn - wordt hier kennelijk als een groot kwaad beschouwd. Je behoort wat te doen; dat wil zeggen je moet iets doen wat voor anderen goed zichtbaar en begrijpelijk is, zoals je scheren, vastberaden op iets afstappen, autorijden, knutselen, je auto herstellen (of nee, dat toch eigenlijk niet. Je rijdt net zolang in je wagen tot hij op is en dan koop je een nieuwe; repareren is veel te duur) of TV kijken of gewoon maar praten. Is er één land op aarde waar meer gepraat en gebabbeld wordt dan in de VS?
Zo maar wat zitten mijmeren is iets wat in het Amerikaanse levenspatroon niet past. Bovendien, en dat is ook iets waaraan je even moet wennen, dien je alles zoveel mogelijk lachend te doen. Ernstig kijken, heb ik gemerkt, past niet. Althans niet in gezelschap. Je wordt voortdurend bezig gehouden en als je even stilzit, wordt er onmiddellijk iets bedacht dat je aandacht weer opeist. Het is wel vermoeiend allemaal.
*
Wie wel aan zichzelf worden overgelaten, dat zijn de duizenden verslonsde en vereenzaamde oude vrouw- | |
| |
tjes die je hier met een hondje, poesje of aapje door de parken ziet dwalen. En als ze geen dier hebben om voor te zorgen, dan voeren ze de talloze duiven en tamme eekhoorns die zich zelfs tot aan de drukke avenues wagen. Het zou geloof ik niet moeilijk zijn een film te vervaardigen, waaruit Amerika ons tegemoet treedt als het land van de lelijke, verwaarloosde en in zichzelf gekeerde oude vrouwtjes.
Zijn die vrouwtjes werkelijk vereenzaamd en op een of andere wijze uitgestoten uit de levende maatschappij? Het lijkt me zeker niet onmogelijk in dit land waar pijn, leed, ouderdom en tragiek verboden dingen zijn. Deze dingen schijnen eenvoudig niet te bestaan, je praat er althans niet over. Ze zijn taboe. Het leven kan altijd weer opnieuw beginnen: bij twintig, bij veertig (‘trouw jong dan zijn je kinderen op je veertigste de deur uit en dan kun je opnieuw beginnen,’ las ik op verschillende reklameplaten), terwijl je op je zestigste nogmaals opnieuw kunt beginnen (gelezen op een reklame in de New Yorkse subway).
Zeker, overspannen koestering van leed en tragiek zoals dat in sommige filosofische kringen in Europa tot de goede toon behoort, is verwerpelijk. Uitbannen echter van tragiek, ouderdom en leed is verminking van het leven. Het tragische levensbesef ontbreekt hier, het wordt in elk geval naar de achtergrond gedrongen. Zijdelings komt het dan misschien weer tot uitdrukking in de Amerikaanse sentimentaliteit; een sentimentaliteit die kinderlijk naïef aandoet en daarom bij volwassenen een trek van onwaarachtigheid heeft.
Gebrek aan tragisch levensbesef - en dat in een land dat de tragische rol kan en mogelijk nogeens zal vervullen van de Simson van de wereldgeschiedenis.
Waarom worden leed en tragiek als dysfunctioneel beschouwd en waarom die raad telkens weer opnieuw te beginnen? Is dit iets wat bij een industriële samenleving past waar men de productie en de productiemiddelen ook geregeld kan vernieuwen? In een agrarische samenleving is men met het biologische proces
| |
| |
van geboorte, groei, ontwikkeling en verval natuurlijk vertrouwd en dit proces wordt dan ook als normaal aanvaard. Men weet het begin en kent het einde. Bij een industrieel proces echter zijn begin en einde veel vager. Leven wij in Europa nog sterk (te sterk?) onder de invloed van het biologische proces dat eens onze agrarische samenleving determineerde en zijn we nog niet gewend aan het ritme - zonder begin en zonder einde, altijd maar voortgaand - van het machinale proces dat de industriële samenleving beheerst?
*
's Zondags ga je de gehele dag autorijden of aan bermtoerisme doen. Langs de brede Highways zitten tientallen familie's rondom de tafel. Rokend, snoepend, etend en luisterend naar de meegebrachte transistorradio'tjes, kijken ze naar de voortjagende verkeersstroom. 's Avonds rijden ze weer in hun car terug naar huis, om al kijkend naar de TV, de avondmaaltijd te gebruiken.
*
De grootste kwalen van de Amerikaanse samenleving zijn alcoholisme, jeugdcriminaliteit en het angstwekkend hoge percentage geestelijk gestoorden. Dr. S., een sociologisch geïnteresseerde psychiater, geeft me een tabel die, naar hij toelicht, de situatie van 1955 aangeeft.
psychotic cases: |
plm. 1,0% |
mental deficient: |
8,0% |
psychoneurotic: |
3,8% |
epileptic: |
0,5% |
emotional deficient: |
2,0% |
Alles tezamen dus ruim 15% van de totale bevolking.
Zijn de mensen hier gelukkig? Nog nergens heb ik
| |
| |
zoveel boeken en brochures aangetroffen waaruit je kunt leren hoe je gelukkig leven moet.
*
De La Démocratie en Amérique - De Tocqueville's werk dat ik las vóór ik hierheen ging, is naar mijn gevoel toch nog steeds het indrukwekkendste en gaafste boek dat van Europese zijde ooit over het negentiende eeuwse Amerika werd geschreven. In Washington moet je aan De Tocqueville denken, omdat zovele dingen nog echt negentiende eeuws aandoen, vooral de buitenwijken. Je waant je wel niet in het Amerika van De Tocqueville, maar toch bepaald wel in het Amerika van zeg 1870/1880.
Ook de woninginrichting van de meeste huizen heeft iets 19e eeuws. Onze grootouders of overgrootouders zouden er zó in passen.
Ik word ook deels aan De Tocqueville herinnerd door het boek van Theodore White (‘On the bestseller list for more than 40 weeks!’) The Making of the President 1960. Het is een journalistiek werk, maar van hoog niveau en het geeft een aardige indruk van de Amerikaanse democratie anno 1960.
*
Je speurt in deze maatschappij naar samenhangen, tracht er structuur in te ontdekken. Je probeert je zoveel mogelijk in te leven in de denk- en gevoelswereld van de mensen. Wat denken ze en wat willen ze? Kortom, je tracht even Amerikaan te zijn onder de Amerikanen. Dat betekent dat je moet pogen afstand te doen van de Europese maatstaven. Vele dingen hier schijnen op het eerste gezicht en beoordeeld naar Europese normen, zo geen tegenstellingen dan toch in ieder geval uitersten te zijn. Amerikanen echter vinden deze dingen heel gewoon - dus begin je ze ook gewoon te vinden. Met het gevolg dat nu Europa een wonderlijke en onbegrijpelijk wereldje lijkt!
*
| |
| |
De negerwijken en -straten zijn ook in sociaal opzicht, duidelijk en zelfs vrij scherp begrensd. Vroeger waren naar men zegt deze grenzen nog scherper afgebakend.
De rassenproblematiek blijkt in Washington wat beter bespeurbaar dan in New York of Boston; tenminste dat is mijn indruk. Je merkt het eigenlijk aan honderd-en-een gevoeligheden waarin zwart en blank elkander angstvallig ontzien, maar waar je als vreemdeling soms middenin plonst en dan iets van het conflict tussen beide bevolkingsgroepen ervaart.
Een paar voorbeelden: als blanke ga je niet eten in een restaurant in de negerwijk. Doe je het toch, dan merk je aan de houding van de zwarte bedienden dat je niet welkom bent. Je wordt wel geholpen maar ze laten je lang wachten en de bediening heeft iets stroefs en dreigends. Ze zien je misschien voor een provocateur aan of iets dergelijks. Als blanke ga je evenmin kijken naar een schoonheidswedstrijd voor negermeisjes. Je wordt er met grote achterdocht aangekeken! Toch is het typerend dat de maatstaven waarmee op die schoonheidswedstrijden de negermeisjes beoordeeld worden, ontleend zijn aan de wereld van de blanke. De zwarten conformeren zich aan de schoonheidsidealen van de blanke vrouw! Blanke negerinnetjes hebben de voorkeur en krijgen meer prijzen dan zwarte meisjes.
Om minder ‘neger’ te lijken, verven vele negermeisjes hun vlezige onderlip slechts aan de binnenkant rood. Ook verven sommigen hun haren blond of kastanjerood.
In een conflictsituatie tussen twee sociaal ongelijkwaardige groepen, imiteert de sociaal lagere groep de sociaal hogere groep. In Europa bootst de arbeidersklasse de burgerklasse na; in Amerika doen de zwarten het t.o.v. de blanken.
*
De temperatuur in Washington is nog altijd zo'n 95 graden Fahrenheit. Behalve wat rondrijden in de
| |
| |
bussen en ontelbare glazen ijskoffie drinken, kun je nog het beste gaan winkelen in de air conditioned zaken. Het meeste trekken mij de vele boekenhalletjes waar je uitsluitend paperbacks kunt kopen. De meeste van deze halletjes hebben het zo te oordelen vrij druk. Ik vraag bij verscheidene halletjes aan de man achter de kassa wat voor boeken nu het meest gekocht worden. Dat blijken vooral boeken te zijn over de Tweede Wereldoorlog, het nationaal-socialisme, het communisme en de Amerikaanse geschiedenis. Vooral de jongste geschiedenis van de crisisjaren en de Roosevelttijd is erg in trek. Ook de Europese literatuur wordt veel gelezen. Men kan thans praktisch de volledige werken van Huxley, Thomas Mann en Kafka in paperback-editie krijgen.
Ook voor het werk van Toynbee bestaat een groeiende belangstelling. Naar men zegt - een of andere opiniepeiling wordt als bewijs aangevoerd - heeft vooral de TV het lezen aangemoedigd. Films, toneelstukken en documentaires hebben de mensen ertoe gebracht de oorspronkelijke boeken te gaan lezen. Als een bepaald werk op enigerlei wijze voor de TV ter sprake is gebracht, stijgt de omzet ervan op indrukwekkende wijze. Een effect waarvan de cultuur pessimisten nooit hadden durven dromen!
(wordt vervolgd)
|
|