Ons Dorp
Drie en twintig uur televisie maken en kijken is wel vermoeiend geweest. Gelukkig zijn er voldoende lauweren binnengehaald waarop Nederland tevreden kan gaan rusten en dromen over de grootheid van het kleine volk, daar ook Jan met de Pet weet wat geven is, zoals de burgemeester van Arnhem treffend opmerkte.
De golven van negentiende eeuwse liefdadigheidszin zijn hoog gekomen. Het was een verheffend schouwspel: het Nederlandse volk, bewerkt door de modernste media, kwam massaal tot goed doen. (Het is goddank nog een vraag of het met dezelfde middelen tot massaal kwaad doen gebracht kan worden.)
Wat is er mooier dan een grote, nationale bedelactie voor een goed doel met de gelegenheid voor het afkopen van schuldgevoelens, hoogconjunctuurfrustraties en verantwoordelijkheidsbesef met een tientje of een ton, naar draagkracht.
Als het een beetje wil hebben we er bovendien binnenkort nog een toeristische bezienswaardigheid bij, met slagboompjes en een tol. Maar de tolbetalers zijn de grote groep van half- of nog minder-validen die tot voorwerp gemaakt worden van vernederende bedelpartijen, waarvan ze gedeeltelijk afhankelijk zijn. Van hen zal maar een klein percentage van het dorp kunnen en willen profiteren.
Deze en soortgelijke beschamende èn incidentele acties zouden volkomen overbodig zijn als het recht van deze mensen op zo groot mogelijke steun wettelijk vastgelegd zou zijn. Onze minister van maatschappelijk werk is blijkbaar nog niet tot dat inzicht gekomen. Zij toonde zich alleen maar verheugd dat er in het Nederlandse volk iets ‘losgeslagen’ was, waardoor er begrip was gekomen voor de moeilijke situatie van sommige Nederlanders. Een merkwaardige minister van een merkwaardige regering die het volk komt bedanken voor eigen falen.
A.M.