De Nieuwe Stem. Jaargang 18
(1963)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
S. Na'aman
| |
[pagina 34]
| |
heit’ aan als uit de geest van het communisme voortgekomen. Hij hing de meest verschillende en tegenstrijdige wereldbeschouwingen aan, steeds met dezelfde communistische overtuiging. Hij bediende zich van de merkwaardigste methoden van politieke taktiek om het communisme de weg te bereiden. Hij heeft zelf geprobeerd onderaardse wegen naar Napoleon III te vinden. Hij heeft het Jodendom ruw afgewezen en haar zending op het Christendom overgedragen en sinds 1861 opnieuw de wereldhistorische missie van een geregenereerd Jodendom verdedigd. Vanaf de publicatie van ‘Rom und Jerusalem’ lijkt het alsof zijn leven langs twee van elkaar onafhankelijke banen verloopt. De socialist Hess wijdt zich eerst aan de jonge Duitse arbeidersbeweging onder leiding van Lasalle en later werkt hij voor de eerste Internationale, die zoals bekend, onder de invloed van Marx stond. De zionist Moses Hess onderhoudt tegelijkertijd een levendige correspondentie met de geestelijke leiders van het Jodendom, onder wie de Amsterdammer Josef Hirsch Dünner een belangrijke plaats inneemt. Hij zoekt contact met Joodse organisaties, in 't bijzonder met de ‘Alliance Israélite’; hij publiceert zelfstandige studies op het gebied van het Joodse cultuuronderzoek. Er schijnen twee verschillende persoonlijkheden te spreken uit zijn socialistische en uit zijn Joodse geschriften. Tussen de brieven, die met het godgevallig ‘in Gods naam’ beginnen en die, welke aan de socialistische beweging zijn gewijd gaapt als het ware een afgrond. Het gaat hier om werkelijke biografische en ideologische problemen, die voor het grootste deel nog onderzocht moeten worden. Met de eenvoudige formulering van Zlocisti: ‘voorvechter van socialisme en zionisme’, wiens pionierswerk in beide kampen nog niet naar waarde geschat wordt, komen we er niet. In dit verband is het interessant vast te stellen, dat zowel de persoon als de gedachtenwereld van Moses Hess juist de laatste jaren de onderzoekers vrij sterk bezighouden, hoewel zij nu bepaald niet van actueel belang zijn. | |
[pagina 35]
| |
Terwijl zijn jongere tijdgenoot Lasalle, die toch veel boeiender is, zowel intellectueel gezien als ook wat de actuele politiek betreft, zijn bestaan in de vakliteratuur als bladvulling rekt, zijn van Moses Hess nog onlangs in Den Haag de verzamelde brieven in een voorbeeldige uitgave verschenenGa naar eindnoot1, heeft dezelfde onderzoeker een omvangrijke inventaris van de geschriften van Hess opnieuw uitgegevenGa naar eindnoot2, zijn zowel in Engeland als in Duitsland opstellen en monografieën gepubliceerdGa naar eindnoot3, en dat schijnt alleen nog maar een begin te zijn. Het werkelijke probleem in 't leven van Moses Hess kan nu met vrij grote zekerheid aangepakt worden. Uit de overvloed van brieven en geschriften blijkt nu wel ondubbelzinnig, dat Hess' bewering over de eenheid van zijn socialistische en Joodse gedachtenwereld geen inbeelding is. Zij bestaat uit een gedachtenreeks, die tegen het eind van zijn leven steeds vaster vormen aannamen: de strijd van het moderne proletariaat is maar een episode in de strijd voor het socialisme, die reeds bij het begin van de menselijke geschiedenis een aanvang nam. De geest van de semietische volkeren was van de aanvang af gericht op sociale gerechtigheid en solidariteit. In de zin van deze historische zending schiep het Joodse volk vóór-socialistische instellingen, wetten en maatschappijvormen, die zich wisten te handhaven door oudheid en middeleeuwen heen, tot in de moderne tijd. Het bewijs hiervoor leveren de verschillende messiaanse en chassidische gemeenschappen. Het is de continuïteit van het Joodse volk, die de garantie biedt dat de nieuwe instellingen, die een geregenereerd Joods volk op vaderlandse bodem tot stand zal brengen, op z'n minst tot die van de oudheid in een verhouding zullen staan als van vrucht tot wortel. Hoe echter, kan het Joodse volk zijn wedergeboorte bewerkstelligen? Hess geeft een ondubbelzinnig antwoord op deze vraag. Het regeneratieproces van alle volken was ten tijde van de Franse revolutie begonnen. Met behulp van de Franse revolutie zou het ten einde gebracht worden. | |
[pagina 36]
| |
De bevrijding van Italië door het Franse leger vormde de aanloop tot de oplossing van de ‘laatste nationaliteitenkwestie’, ook tot die van het Joodse volk. Frankrijk zou ze tegelijk met die van de andere volken rondom de Middellandse Zee ter hand nemen. Geen volk kan zich onttrekken aan de invloed van de Franse revolutie. Het Duitse volk echter heeft zich steeds meer tegenover de Franse revolutie gesteld. Daardoor verloor het zijn plaats in de geschiedenis. Met de opkomst van Bismarck en de eenwording in het teken van de oorlog met Frankrijk is de reactionaire ontwikkeling van Duitsland afgesloten. Ook het Duitse proletariaat heeft er zijn socialistische perspectieven bij ingeboet. Het is verworden tot niet meer dan een kliek meelopers van de Duitse rassenwaanverdedigers. Wanneer nu de eenheid van de socialistische en de zionistische gedachten geen moeilijke problemen meer oplevert, dan zitten we toch nog met de tweespalt in het optreden naar buiten, die zich laat terugbrengen tot de vraag: waarom vond Hess niet het contact met de Joodse massa's, van wie hij toch zelf de kolonisatie-activiteiten verwachtte; waarom bleef hij altijd steken in de kring van geleerden, rabbijnen en politieke persoonlijkheden, terwijl het contact met de arbeidersbeweging hem toch zo makkelijk afging? Ook hier geeft de opnieuw ontsloten correspondentie ons de vermoedelijke oplossing. Hess heeft het contact gezocht en hij maakte zich vertrouwd met de problemen van de Joodse massa's. Dat blijkt wel heel bijzonder uit de briefwisseling met Dünner; maar hij schrok terug voor een werkelijke nauwe omgang met de Joodse massa's. Hij stond verder van ze af dan van het Franse en zelfs dan van het Duitse proletariaat. Doordat hij zich heeft geïsoleerd heeft hij zijn historische rol ten opzichte van het Joodse volk teruggebracht tot die van alleen maar ‘voorvechter’, zodat hij bij het begin van de zionistische beweging herontdekt moest worden. De socialistische beweging heeft zich in werkelijkheid voor de zionist Moses Hess geschaamd. Zijn na- | |
[pagina 37]
| |
tionaal Jodendom scheen de uitdrukking te zijn van zijn ideologische achterlijkheid en werd vergoelijkt als ‘subjectieve oprechtheid’. Daarom werd hij ook daar tot enkel maar ‘voorvechter’ gedegradeerd, die weliswaar voor Marx en Engels de weg geëffend heeft, maar wier wetenschappelijke betekenis hij niet ten volle begreep. Dat hij de rol van de moderne klassenstrijd en van het proletariaat erkende was natuurlijk prijzenswaardig, dat hij echter nationale bevrijding (bij Hess aangeduid als ‘rassenstrijd’) primair stelde was ronduit schandalig. Het beste was dan nog zulke hersenspinsels eenvoudig dood te zwijgen. Men deed alles om het werk van zionistische onderzoekers te bemoeilijken. In de klassieke sociaal-democratie toonde men buitengewoon veel piëteit ten opzichte van Weitling en Hess; maar hun ideeën mat men uitsluitend af aan die van Marx. Daarom heeft men nooit geprobeerd, de socialistische en zionistische gedachten van Hess in hun onderling verband te zien. Dat is echter noodzakelijk wil men de eigen waarde van Hess in een juist daglicht plaatsen. De poging om Hess' gedachtenwereld in zijn werkelijke betekenis te laten zien was voor de zionistische beweging veel gemakkelijker dan voor de socialistische. Tegen het socialisme had men minder vooroordelen dan het socialisme koesterde tegen het zionisme, ja, in het hart van de zionistische beweging bevond zich zelfs een socialistische stroming. Wat voor het klassieke socialisme een tekortkoming was, betekende voor de socialistische zionisten juist een voordeel: de onafhankelijkheid van Hess ten opzichte van Marx en ten opzichte van het proletarisch vooroordeel. Het Joodse volk kende geen noemenswaardig proletariaat en men dacht slechts aan kolonisatie en niet aan het scheppen van een industrieproletariaat. Daarentegen waren Hess' verwijzingen naar de bijbelse en na-bijbelse sociale verworvenheden en instellingen een kolossale versterking van zowel het nationale als sociale zelfbewustzijn. Voor Nachman Sirkin en zijn leerling Berl Kazenelson waren de ideeën | |
[pagina 38]
| |
van Hess als een licht dat hun opging. Zij vormden een stuk wapenrusting in de strijd tegen een economische opvatting die voor Joods nationalisme geen ruimte liet. Hess, de erkende socialist werd zeer juist gezien als socialistisch zionist, dat wil zeggen als iemand, wiens zionisme socialisme betekende, niet als een zionist, die daarnaast ook nog socialist was. En toch moest men de socialistisch-zionistische ideeën van Hess behoorlijk wijzigen, voor zij als gids voor de jonge arbeidersbeweging in Palestina konden dienen. Hess beschouwde de topprestaties van ieder volk als de authentieke expressie van zijn geest. De ‘Joodse volksmannen’, die in instituten en in profetieën de sociale geest van de semietische volkeren gestalte gaven, vormden de belichaming van het Joodse volk en hun daden legden het hele Joodse volk verplichtingen op, zoals het werk van Bismarck het Duitse volk verplichtingen oplegde, socialisten en democraten daarbij inbegrepen. Dat lag voor Sirkin en Kazenelson totaal anders. Voor hen was de klassenstrijd een levenskwestie en ervaringsfeit, geen aanpassing aan een vreemde ideologie. De ontbinding van het Joodse stadje ging nu wel zover, dat een werkelijk klasse-antagonisme zichtbaar werd. Emigratieproblemen maakten het sociale onderscheid tussen arm en rijk, tussen uitbuiters en uitgebuiten, nog duidelijker. Zou men dit klassebewustzijn projecteren op de Joodse geschiedenis, dan zouden deze ‘volksmannen’ niet de uitdrukking van een neutrale ‘volksgeest’ blijken te zijn, maar: klassestrijders. Voor werkers en uitgebuiten werd beslag gelegd op de volksgeest; het messianisme werd zaak van de onderdrukten, het socialisme: een taak voor de arbeiders binnen de natie en binnen elke natie. Toen de zionistische organisatie na de dood van Herzl haar eerste praktische stappen deed, werd het duidelijk dat ook de nieuwe nationale gedachte volgens klassen verdeeld was. Ook in de nationale beweging onderscheidde men ‘twee soorten ratten, de hongerige en de zatte’; er waren geheel verschillende standpunten t.a.v. de problematiek van de emigratie | |
[pagina 39]
| |
naar Palestina, en van de kolonisatie, maar ook t.a.v. de politieke problemen in de landen van de diaspora: het was heel gemakkelijk te zien hoe bij zulke waardebepalingen het klassebewustzijn een rol speelde. Sirkin zowel als Kazenelson verwerkten alle opvattingen van Moses Hess in hun geschriften, maar zij verklaarden ze overeenkomstig hun inzichten ten aanzien van de klassen. ‘Werkers van alle naties, verenigt U’, was de nieuwe leus; met marxisme heeft dat nu niet veel meer te maken, zoals reeds blijkt uit de gewijzigde woorden van het oude socialistische parool, des te meer echter met de objectieve werkelijkheid van de Joodse massa's en met de problemen van Joodse kolonisatie. Zou Hess het eens geweest zijn met een zodanige ombuiging van zijn leer? De crisis tijdens zijn laatste levensjaren doet ons vermoeden, dat op deze vraag slechts een positief antwoord mogelijk is. Tijdens de oorlog tegen Frankrijk in 1870 kwamen Hess' voorspellingen uit wat de anti-revolutionaire rassenheerschappij van Duitsland betrof en ook de houding van de Duitse democratie en sociaal-democratie was wat hij ervan verwacht had. Dat was erg genoeg. Erger nog was het, dat Frankrijk zijn historische zending als inspirator van de revolutie kwijt scheen te zijn. Indien Hess in Napoleon III nog een laatste rest van revolutionaire traditie kon zien, zij het dan ook slechts in verwrongen vorm, dan moest hij de onderdrukkers van de Commune, die het in Frankrijk nu voor het zeggen hadden, wel als de absolute contra-revolutie beschouwen. Moest nu ook niet Hess de volksgeest gaan zien als erfdeel van de onderdrukten? En de volksgeest zelf van het klassestandpunt uit gaan interpreteren zoals enkele jaren later Sirkin deed? Wat het jodendom betreft: Had de Alliance israélite niet ondubbelzinnig zijn nationale ideeën afgewezen? Werd het geen tijd de grote bourgeoisie onder de Franse joden op één lijn te stellen met de Duitse en Russische en in haar de vijand van de nationale ver- | |
[pagina 40]
| |
nieuwing te leren zien, zoals Sirkin dit onbewimpeld deed? Slechts zij zijn vandaag de dag nog vertrouwd met de gedachten van Hess, die de school van de klassieke sociaal-democratie en van het klassieke zionisme hebben doorlopen en ook zij kennen Hess slechts in die tegenstrijdige uitleg, die zijn werkelijke ideeën geen recht laat wedervaren. Een moderne Hess-synthese schijnt op komst te zijn: een werkelijke Hess-renaissance hoeft echter daarmee niet samen te gaan. Het ontbreekt Hess nu eenmaal aan de buitengewone intellectuele aantrekkingskracht van een Marx, die altijd weer vriend en vijand geboeid houdt. Hess' manier van zeggen is voor onze generatie moeilijk te verteren en zij geeft gemakkeijlk aanleiding tot misverstand; zijn manier van denken lijkt onnauwkeurig en willekeurig. En toch zijn er objectief gezien wel aanknopingspunten voor een Hess-renaissance. In de klassieke sociaal-democratie gold het als onfeilbaar kenmerk van de ‘wetenschappelijkheid’ van een denker, als hij het moderne industrieproletariaat het monopolie voor historische actie gaf. De moderne socialistische beweging kon zich, na onze recente ervaringen, niet meer binden, zoals ook Hess in feite niet gebonden was. In de klassieke zionistische beweging gold op dezelfde wijze het uitgangspunt van het moderne antisemitisme en van de ‘nood der Joden’ van ouds als kenmerk van ideologische rijpheid. Nu wordt dit uitgangspunt steeds meer aangevochten en helt men er toe over in positief Joods-historische waarden de basis van een vernieuwd zionisme te zien, alweer precies zoals Hess dat deed. In feite is de dynamiek van zulke ‘renaissancen’ van historische persoonlijkheden verstandelijk veel minder te begrijpen, dan dat men uit zulke schijnbaar objectief gegeven onderstellingen een prognose kan opstellen. Een vernieuwd, op humanistische grondslag gevestigd socialisme hoeft zich even weinig om Hess te bekommeren, als een vernieuwde zionistische beweging, | |
[pagina 41]
| |
die zichzelf zou afleiden uit de continuïteit van de Joodse geschiedenis, of uit een herlevende zionistisch-socialistische pioniersbeweging. Aan de andere kant is het mogelijk dat een zgn. Hess-renaissance, net als vroegere Kant- of Hegel-renaissancen, er slechts toe zal dienen moderne stromingen een geschiedkundig tintje te geven zonder iets bij te dragen tot een beter begrip van de historische persoonlijkheid en zijn ideeën. Als de nu vooruitgang boekende studie van Hess er in slagen zou een scherp omlijnd beeld te vormen van Hess' gedachten en leven, dan is het niet van beslissend belang voor een Hess-renaissance in hoeverre de moderne maatschappelijke stromingen zich van hun geestelijke afhankelijkheid bewust zijn; toch zou het reeds een daad van gerechtigheid betekenen als een nieuw gewonnen Hess-beeld ook bekend zou worden. Nergens is men hierop beter voorbereid dan in het socialistische Israël, waar men hoezeer zich bewust van de crisis van het socialistische willen, tevens nog een sterke binding bewaart met de pioniers Sirkin en Kazenelson. Om van Sirkin en Kazenelson naar Hess te komen, dat is nu echt niet zo moeilijk. Zou de overbrenging van het stoffelijk overschot van Moses Hess naar de onmiddellijke nabijheid van Sirkin en Kazenelson niet de stoot kunnen geven tot de bewustwording van de geestelijke nabijheid? De collectieve nederzettingen in Israël vormen wel de grootste toenadering die een ideaal van de werkelijkheid kan verwachten; is het teveel te hopen dat zulk een toenadering zich ook bewust voltrekt? Laten wij het hopen; misschien bestaat er een gerechtigheid. |
|