anders kunnen treffen, namelijk door te spreken van het terugzien, op werk en leven, en dat wel voornamelijk door tijdgenoten en medewerkers in het eerste gedeelte terwijl in het tweede deel meest een jongeren-generatie aan het woord is. Het is de generatie, waartoe ook zij behoren, die door zijn hand gevormd werden, bij wie hij school gemaakt heeft al formeerde hij hen niet tot een school. En al is het ongetwijfeld juist, dat de occupatie met de historische beeldvorming en de daarmee verbonden objectiviteitsvraag het woord ‘school’ op de lippen brengt - te divers, te critisch doorwerkend soms ook, zijn de schrijvers van na zijn tijd om onder één hoek alleen bekeken te worden, de hoek van de meester zelf. Wat zou hij, die zijn eerste bundel het motto van Pirenne meegaf: ‘l'essentiel est de faire réfléchir’ anders gewenst hebben?
Dialectiek, potentiëring, wisselend beeld en polyinterpretabiliteit, wat zijn zij anders dan denkwijzen omtrent die menselijke veelheid en veelduidigheid, die ‘slechts’ twee dingen behoeft om zich te doen gelden: vrijheid en critische drang naar verbetering?
Wat zijn zij anders dan delen van een wetenschappelijk apparaat, dat zijn waarde en zijn levensspanning ontleent aan een meta-historische, doch slechts uit de historie te kennen zin? En wat is die zin anders dan de ondergrond voor het strijdbare en humanistische socialisme, dat Romein in zich om- en uitgedragen heeft, ook daar, juist daar waar hij uit naam van objectiviteit het objectivisme keren wilde?
Veel conclusies kan men uit zijn werk trekken - en die zijn niet eensluidend. Opvallend is het echter te bemerken, dat in veel van de navolgende bijdragen de elementen van spanning, van zin, van objectiviteit en dus saamgevat van geestelijke worsteling naar voren komen. Zij verklaren het wisselend beeld, dat Romein heeft opgeroepen: dat van de verguisde én dat van de inspirator, die zich zo heel bewust wist te staan op dat hypothetische punt, dat wij als ‘heden’ kennen en dat ligt ingebed tussen verleden en toekomst.