Wie zijn hart zo slordig beheert
vindt een nooit meer te delgen schuld.
Verlangen en schuldgevoel gaven hem een geringe dunk van zichzelf, de slotstrofe van een klein gedicht luidt:
Te erkennen te hebben gefaald,
niet eens meeslepend en groot,
is alle winst die ik heb behaald.
Wie weet slaag ik in de dood.
Wie weet slaag ik in de dood: die regel werd als titel meegegeven aan deze bundel, in het besef hoe betekeniszwaar deze regel posthuum is geworden, zoals ook sommige regels van Marsman na zijn dood een veel verderstrekkende, voorzeggende betekenis kregen.
Maar de romantische dichter Campert op zijn best valt niet te onderschatten, hij bezat een eigen toon, een eigen houding, ook een eigen (verwilderd) landschap dat in zijn verzen verschijnt, een landschap van duinen en strand, een uitzicht naar de verte op een grauwe zee en grauwe wolkenlagen, dichterbij op duindoorn en vlier. Het Poetisch journaal, van zomer 1936 tot januari '37 is van dat landschap doortrokken, in verzen over De grauwe wolkenlagen - en over De bedekte hemel over lage huizen -.
Die verzen spreken in gedempte toon, van zilte lucht doortrokken, omhuld door mistflarden en smakend naar het zout der eenzaamheid, van het onvervreemdbare.
Maar niet een kan mij dit ontnemen:
het uitzicht op wolken, duin,
deze avond het witte scheemren
der vlier achter in de tuin.
Eigen aan zijn vers is ook de grote warmte, de deernis met medemensen, voor het lot van wie hij een scherp en mild oog had, de deernis die hem later in