om de stilte van God te overschreeuwen, en dat hij de bevelen, die hij beweert te ontvangen, zelf geeft, is Goetz bereid, dit toe te geven: ‘De hemel kent zelfs mijn naam niet. Ik heb mij iedere minuut afgevraagd, wat ik in Gods ogen kon zijn. Nu weet ik het antwoord: niets. God ziet me niet, God hoort me niet, God kent me niet... Als God bestaat, is de mens niets; als de mens bestaat...’. Even later volgt dan de Nietzscheaanse uitlating: ‘God is dood’. Vergist u zich niet. Goetz constateert niet het feit, dat God niet bestaat. Hij doet een levenskeuze en neemt een levensbeslissing. Het is Goetz zelf, die God doodt. En evenals Nietzsche beseft Goetz er iets van, wat het betekent, deze zon gedoofd en deze zee leeggeschept te hebben: ‘Ik heb God gedood omdat Hij me van de mensen afzonderde. En kijk, nu isoleert Zijn dood me nog sterker... Als God niet bestaat, waarom ben ik, die met allen zou willen leven, dan alleen?... Ik zal met die lege hemel boven mijn hoofd alleen blijven, omdat ik geen andere manier heb om bij allen te zijn’.
Atheïsme is niet zo'n onschuldige zaak. Men kan God niet loochenen en doen alsof er verder niets verandert. Als Sartre ons iets doet beseffen dan dit, dat als God dood is, alles verandert.
Nochtans voelt Goetz het als een bevrijding, wanneer hij tot de beslissing komt, dat God niet bestaat. Hij zegt tot Heinrich: ‘God bestaat niet. Vreugde, tranen van vreugde! Halleluja. Ik bevrijd ons. Geen hemel meer, geen hel meer: niets anders dan de aarde... Er zijn alleen maar mensen’. Bij deze woorden heeft Sartre stellig aan Pascal gedacht.
Pascal is het exempel van een existentiëel geloof, Sartre dat van een existentiëel ongeloof.
Pascal belijdt, nee, niet: God bestaat - dat is geen belijdenis - maar: God van Abraham, God van Izaäk, God van Jacob, niet der wijsgeren en geleerden, God van Jezus Christus, dat ik nimmer van Hem gescheiden moge worden!
Goetz - Sartre - belijdt: God is dood, er zijn alleen maar mensen, ik zal met die lege hemel boven mijn hoofd alleen blijven!