De Nieuwe Stem. Jaargang 17
(1962)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 549]
| |||||||||||
[Nummer 9]
J.J. Buskes
| |||||||||||
Albert LuthuliAlbert John Luthuli werd in 1898 in de buurt van Bulawayo in Rhodesië geboren. Zijn vader, die afkomstig was uit Zoeloeland in Zuid-Afrika, werkte in Rhodesië een aantal jaren als evangelist van de Zevendedagsadventisten. In 1908 keerde het gezin naar Zuid-Afrika terug en vestigde zich in het noorden van Natal. Albert ontving zijn opleiding in Lovedale - ‘Adams College’ - een van de oudste Amerikaanse zendingsposten. Hij werd onderwijzer. In 1935 kwamen leden van de Abase-Makolweni-stam bij hem met het verzoek, of hij hun ‘chief’ wilde worden. Het kleine reservaat in de valei van Groutville was er slecht aan toe. De bodem was ziek en de opbrengst van de suikerplantages was gering. Gezag ontbrak en van het bestuur van de stam kwam niets terecht. | |||||||||||
[pagina 550]
| |||||||||||
Luthuli stond voor een moeilijke keus. Om stamhoofd te worden, moest hij een goed gesalarieerde betrekking opgeven, om terug te keren tot het primitieve leven van het oude stamverband. Hij werd stamhoofd en bleef dat zeventien jaar. Hij bracht de stam tot nieuw leven. De armoe maakte plaats voor welvaart. In 1948 nam Luthuli als afgevaardigde van de Christelijke Raad van Zuid-Afrika deel aan een conferentie in India en hield hij voor de Congregationalisten lezingen in Amerika. Toen hij in Zuid-Afrika terugkeerde, begon hij een rol te spelen in het werk van het African National Congress, de verzetsbeweging van de negers tegen de apartheidspolitiek in Zuid-Afrika. In 1952 werd hij voorzitter van de sectie in Natal. Het was het jaar, waarin een bovengewelddadige actie werd georganiseerd en een poging werd ondernomen zowel de negers als de Indiërs voor deze actie te interesseren. Toen de actie haar hoogtepunt bereikte, werd Luthuli door de secretaris van het ministerie van naturellenzaken naar Pretoria ontboden. Hem werd een ultimatum gesteld: aftreden als chief van zijn stam of aftreden als voorzitter van de sectie Natal van het African National Congress. Dat voorzitterschap werd door de regering beschouwd als een deloyale houding tegenover de staat. Luthuli kreeg twee weken bedenktijd. Zijn antwoord op het ultimatum was voor geen misverstand vatbaar: ‘Ik weiger. Ik beschouw geweldloos passief verzet als een niet-revolutionaire en daarom volstrekt legitieme en menselijk-politieke strijdmethode voor een volk, aan hetwelk alle effectieve vormen van strijd ontzegd worden. Daarom zie ik geen wezenlijke tegenstrijdigheid in het tweevoudig leiderschap van mijn volk’. Op 12 november 1952 werd Luthuli door de regering als stamhoofd ontslagen. In een pamflet van vier pagina's gaf hij rekenschap van het gebeurde. De titel van het pamflet was: ‘De weg naar de vrijheid loopt via het kruis’.Ga naar eind* Het was voluit een geloofsgetuigenis. Hij vertelde, dat hij dertig jaar getracht had, met grote ijver en groot geduld te werken voor | |||||||||||
[pagina 551]
| |||||||||||
het welzijn en de vooruitgang van zijn volk en voor vreedzame verhoudingen in de veelrassige Zuidafrikaanse samenleving. Wat is het resultaat van al die jaren van gematigdheid geweest? Is er een wederkerige verdraagzaamheid en gematigdheid gegroeid bij de regering? Neen! De laatste dertig jaren hebben het grootste getal wetten opgeleverd, die de rechten en de vooruitgang van de negers beperken. Nu zijn ze zo ver, dat ze vrijwel geen rechten meer hebben! Luthuli roept in dit pamflet zijn volk op tot de bovengewelddadige strijd tegen de rassendiscriminatie. Een maand later werd de veertigste jaarvergadering van het African National Congress in Johannesburg gehouden. Luthuli werd er tot voorzitter gekozen. Hij nam de benoeming aan en zei: ‘Wat mij in de toekomst te wachten staat, weet ik niet. Het kan zijn spot, gevangenis, concentratiekamp, stokslagen, verbanning of zelfs de dood. Ik kan de almachtige God slechts bidden, mijn beslissing te bekrachtigen, zodat geen van deze grimmige mogelijkheden mij ervan terughoudt, alles op alles te zetten om terwille van de zaak van de goede naam van mijn geliefd land dat land te maken tot een wezenlijke democratie.’ Op de vraag van een Zuidafrikaans weekblad, of hij verwachting voor Zuid-Afrika had, antwoordde hij: ‘Ja, ik ben er vast van overtuigd, dat de verschillende rassen in vrede met elkaar kunnen leven, maar zij moeten daartoe zelfzucht en vrees prijsgeven’. Luthuli is ervan overtuigd, dat de negers zelf hun rechten en vrijheden zullen moeten veroveren. Hij is dankbaar, wanneer bepaalde groepen van blanken meewerken, maar de strijd voor de bevrijding van de naturellen is zeer wezenlijk een naturellenstrijd. Deze strijd moet gestreden worden als een rechtsstrijd met geweldloze middelen. Op een massameeting zei Luthuli: ‘Laten wij ons nooit schuldig maken aan geweld, zelfs dan niet, wanneer wij te maken krijgen met extreme provocatie’. De geweldloosheid is voor hem niet enkel een techniek, maar ook en in de eerste plaats een levenshouding. Zijn verlangen is, de verzetsbeweging der negers bewust te maken van haar | |||||||||||
[pagina 552]
| |||||||||||
verantwoordelijkheid en haar toe te rusten tot een positieve en geweldloze actie. Hij is een overtuigd en toegewijd christen. Een eenvoudig welhaast kinderlijk geloof correspondeert op zijn ontwapenende humor en menselijkheid. In de grote steden van Zuid-Afrika mag Luthuli op voorschrift van de regering niet komen. Toen hij in 1955 ernstig ziek was, moest aan de regering toestemming worden gevraagd, voor zijn opname in een ziekenhuis te Durban. Het spreken in het openbaar is hem verboden. Verschillende malen werd hij gearresteerd en gevangen gezet. Toen ik hem in het ziekenhuis opzocht, vertelde hij mij met vreugde, dat overal in Zuid-Afrika bidstonden voor hem werden gehouden. Met nadruk vroeg hij mij, of wij in Nederland voor hem en de verzetsbeweging wilden bidden: geen verbittering, geen haat, geen geweld! Vooral moesten wij bidden, of God de negers in hun strijd voor haat bewaren wilde: ‘Het gevaar, dat Zuid-Afrika bedreigt is, dat, als de blanken eenmaal tot de liefde bekeerd worden, zij te laat tot de ontdekking zullen komen, dat de zwarten alleen nog maar kunnen haten’. Gandhi heeft op Luthuli vooral via zijn zoon Manilal, die in Phoenix, een Indiase nederzetting in de buurt van Durban, het werk van zijn vader voortzette, grote invloed gehad. Er is tussen deze twee - tot aan de dood van Manilal toe - een voortdurend en vruchtbaar contact geweest. Het is Gandhi geweest, die Luthuli de betekenis van de Bergrede heeft doen verstaan. Het was Luthuli, die samen met enkele andere leiders in 1952 het plan ontwierp tot een bovengewelddadige verzetsactie van negers, Indiërs en Kleurlingen. In december 1951 richtte men zich tot dr. Malan, de toenmalige eerste minister, en deelde hem mee, dat, indien bepaalde apartheidswetten, waarin rasdiscriminatie tot recht werd geproclameerd, niet voor februari 1952 herroepen werden, een verzetsactie zou beginnen. Malan gaf een uitvoerig antwoord. De regering dacht er niet over, wetten, die al lange tijd geldigheid | |||||||||||
[pagina 553]
| |||||||||||
hadden, te herroepen. De verschillen tussen blanken en niet-blanken waren niet door mensen gemaakt. Zij konden niet worden opgeheven. Gelijkstelling van blanken en niet-blanken zou voor alle groepen noodlottig zijn. Dat de genoemde wetten onderdrukking van de niet-blanken zou betekenen, ontkende Malan. Hij waarschuwde fel tegen het organiseren van verzet. Oorspronkelijk was men van plan, de actie te starten op 6 april, de grote dag van de Van Riebeeck-herdenking, met een massademonstratie. De leiders waren echter bevreesd, dat dit al te provocerend zou zijn, en maakten die dag tot een dag van gebed. De eigenlijke actie begon op 26 juni. Voor die datum werden demonstraties in verschillende steden gehouden en ontvingen de deelnemers een zekere training. Men gaf hun les in de geschiedenis van de verzetsbeweging en leerde hen de inhoud van de apartheidswetten. Ze werden ook geschoold in de toepassing van algehele geweldloosheid. De beweging droeg van het begin af een religieus karakter. Overal werden bidstonden gehouden. Zo stonden in Port Elizabeth op de zondag, voordat de actie begon, tweeduizend negers in de stromende regen enkele uren voor de actie te bidden. De vrijwilligers droegen de kleuren van het African National Congress: zwart, groen en geel. De negers zijn zwart, het land is groen en het goud van Zuid-Afrika is geel. Zij zongen altijd weer het naturellenlied: God behoede Afrika! Zij balden de vuist met de duim omhoog. De gebalde vuist is het symbool van wilskracht, de omhooggestoken duim het symbool van de vrijheid. Zij riepen: Afrika, Afrika! De opzet was, de actie zes maanden te laten duren. En het eigenlijke verzet bestond in het overtreden van bepaalde apartheidswetten door enkele duizenden vrijwilligers. Zij gingen zitten op banken en in treincoupé's, die uitsluitend voor blanken bestemd waren. Zij lieten zich bekeuren en gevangen zetten en zaten hun straf uit. In de kortst mogelijke tijd zaten de gevangenissen vol. De regering liet op zeer korte ter- | |||||||||||
[pagina 554]
| |||||||||||
mijn enkele wetten aannemen, die het mogelijk maakten, de overtreders van de apartheidswetten zeer streng te straffen: vele jaren gevangenis en stokslagen. Het bleek onmogelijk, de actie tot een permanente te maken. Directe resultaten werden niet bereikt. Het enige indirecte resultaat was, dat de niet-blanken zich van hun potentiële macht bewust werden en de blanken ontdekten, wat er onder de niet-blanken gaande was. De actie heeft bij de blanken de vrees en bij de niet-blanken de hoop versterkt. In dit opzicht was de actie een evenement in de politieke ontwikkeling van de negers, dat overal diepe indruk maakte. Enkele blanken namen aan de actie deel, o.a. Patrick Duncan, de zoon van een vroegere gouverneur-generaal van Zuid-Afrika. Tegelijkertijd heeft de actie bewezen, hoeveel risico's aan zulke massabewegingen verbonden zijn. In Oost-Londen en Port-Elizabeth kwam het tot gewelddadige uitbarstingen. Hoewel de verzetsbeweging voor deze uitbarstingen niet verantwoordelijk kan worden gesteld - de leiders spraken er zonder reserve hun afkeuring over uit - is het toch wel zeker, dat de emotionele atmosfeer, die zich in deze uitbarstingen ontlaadde, voor een deel het resultaat was van de massameetings. De relletjes bewezen, dat het niet eenvoudig is een geweldloze actie van negers te organiseren, die nog zoveel primitiever van aard en bovendien zoveel meer verproletariseerd zijn dan de Indiërs en de Kleurlingen. Daarom besloot de leiding na verloop van tijd de actie stop te zetten. Het aantal niet-blanken, dat aan de verzetsbeweging deelnam was achtduizend. Men denke er aan, dat er in 1952 al negen millioen negers in Zuid-Afrika woonden. Het is ook zeer de vraag, of de grote massa der negers begrip voor een bovengewelddadige actie heeft. In Natal was de beweging het sterkst. Daar vindt nu eenmaal de bovengewelddadige actie in Zuid-Afrika haar oorsprong. Daar leeft nog altijd de geest van Gandhi. Manilal Gandhi, de zoon van Gandhi, aarzelde | |||||||||||
[pagina 555]
| |||||||||||
eerst. Hij was bang voor communistische invloed in de beweging. Hij meende bovendien, dat bovengewelddadige actie een veel langduriger en serieuzer training vereist. Ook Luthuli gaf achteraf toe, dat de scholing in de toepassing van de algehele geweldloosheid het zwakste punt in de voorbereiding was. De negers weten er nog zo weinig van. Alles wat zij ervan weten, hebben ze gehoord van hun Indiase collega's. Toch overwon Gandhi zijn aarzeling en nam hij na korte tijd actief aan de actie deel. Hij werd gearresteerd en gevangen gezet. Zijn voornaamste bijdrage bestond overigens in bidden en vasten. Luthuli is tot op het ogenblik de leider van het African National Congress gebleven. De beweging is intussen een illegale ondergrondse geworden, omdat zij door de regering verboden werd. Vele malen is Luthuli gevangen gezet. Hij was één van de slachtoffers in het beruchte Hoogverraad-proces, waarin de door de regering aangewezen aanklager - Pirow - een volslagen nazi was en alle aangeklaagden tenslotte werden vrijgesproken. Luthuli was ook één van de eersten, die op grond van de antisabotagewet in de zomer van 1962 op de zogenaamde ‘lijst’ werden geplaatst. Hij mag aan geen enkele vergadering deelnemen en geen enkel boek of blad mag meningen van hem publiceren. Het aantal negers, dat op geweld aandringt, omdat de bovengewelddadige actie volgens hen uitzichtloos is, wordt steeds groter. Maar Luthuli blijft getuigen - een letterlijk citaat uit zijn autobiografie -: ‘Wij strijden niet met geweren en geweld en de gewapende macht van de supremacisten is machteloos tegenover de geest’. | |||||||||||
Martin Luther KingIn het diepe zuiden van de Verenigde Staten voeren de negers de laatste jaren een bovengewelddadige actie, om een einde te maken aan de rassenscheiding. In 1960 deden zij dat in de restaurants. Zij gingen zit- | |||||||||||
[pagina 556]
| |||||||||||
ten in snackbars, waar zij naar gewoonte alleen geholpen werden, als ze bleven staan, of ze gingen zitten in lunchrooms, waar zij helemaal niet mochten komen. Aan de deelnemers aan deze acties werden tien richtlijnen verstrekt, o.a.: Sla niet terug en scheld niet terug, als je geslagen of uitgescholden wordt! De tiende richtlijn - bijna had ik gezegd: het tiende gebod - luidde: Herinner je wat je geleerd werd door Jezus Christus, Mahatma Gandhi en Martin Luther King! Een waarschijnlijk voor velen vreemde drieëenheid. Toch minder vreemd dan zij denken. Deze drie namen, in deze volgorde genoemd, karakteriseren de verzetsactie. En voor wie het nog niet weten, zegt het handboek van de sit-down-actie: ‘Mahatma Gandhi verwierf India's onafhankelijkheid en Martin Luther King maakte een einde aan de segregatie in de bussen van Montgomery’. Martin Luther King heeft het verhaal van de geweldloze opstand in Montgomery verteld in zijn ‘Stride towards freedom’, in het Nederlands op voortreffelijke wijze vertaald door Margit de Sabloniëre en gepubliceerd onder de titel ‘Rosa stond niet op....’. Het is inderdaad een verhaal met in het midden een godsdienstige beschouwing en eindigend met een oproep aan blanken en zwarten en een belijdenis van het geloof in de geweldloosheid. Dr. J.W. Schulte Nordholt, die erkent: ‘Wat ik niet weet en waar ik altijd over aarzel en mee rondloop: hoe konsekwent is het christendom op aarde?’, beveelt dit boek aan alle christenen aan: ‘Het is een teken’. ‘De geschiedenis’, zo zegt hij, ‘kent zo nu en dan die merkwaardige hoogtepunten, crisisperioden, waarin alle lijnen op eenmaal samenkomen, en in dat knooppunt van gebeurtenissen vallen beslissingen, die van het grootste belang blijven’. Van zo'n dramatisch stuk historie geeft dit boek het boeiende verhaal, geschreven als het is door een ooggetuige, die zelf als leider betrokken was bij het gebeuren en wiens verhaal in wezen een verantwoording van zijn werk is. Het verhaal begint op 1 december 1955. | |||||||||||
[pagina 557]
| |||||||||||
De achtentwintig-jarige King is dominee van de Dexter Baptist Church in Montgomery, de hoofdstad van Alabama. Vrijwillig is hij naar het zuiden getrokken, hoewel hij een zeer aantrekkelijk aanbod had, om in het noorden te blijven. Zijn vader was dominee en zijn moeder de dochter van een dominee. King komt uit een negermilieu, waarin de rassenscheiding zeer sterk als onrecht doorleefd werd. Op 1 december 1955 weigert mevrouw Rosa Parks, in een bus op te staan voor een blanke. Met haar weigering gaf Rosa Parks onversaagd te kennen, dat zij het beu was. Het was een individuele uiting van een menselijk verlangen naar waardigheid en vrijheid. Mevrouw Parks werd gearresteerd. Met dat nee van Rosa Parks begint het zuiden op zijn grondvesten te schudden. De negers komen in beweging en maken plannen voor een tegenactie. En dan is daar dr. Martin Luther King, die de leider van de negers in hun boycot van de busonderneming wordt gedurende een heel jaar van strijd en dan daarna de leider van alle negers in het zuiden in hun strijd tegen de rassenscheiding. Ik ga het verhaal van King niet navertellen. Ieder kan het lezen. Het is bovenmate boeiend en ontroerend. King is een man van een sterke geloofsovertuiging en bovendien een goed organisator. Hij moest een jaar lang zorgen voor het vervoer van bijna achtienduizend negers naar en van hun werk. Hij werd gearresteerd en weer vrijgelaten. Hij kreeg steeds meer dreigbrieven. Eind januari 1956 ontplofte een bom in het portiek van zijn pastorie. Het lukte King om de negers van gewelddadige tegenmaatregelen terug te houden. Was het hem niet gelukt, dan zou de actie op een bloedbad zijn uitgelopen. In Montgomery wonen 70.000 blanken en 50.000 negers. Op 20 december 1956 werd de overwinning behaald. Het Opperste Gerechtshof verklaarde toen in hoogste instantie de rassenscheiding in de bussen onwettig. Ook daarna kwam er geen einde aan de gewelddadigheden der blanken. Er werd vanuit rijdende | |||||||||||
[pagina 558]
| |||||||||||
wagens op de negers en hun huizen geschoten. Er werden bomaanslagen gepleegd, vooral op negerkerken, die de vuurhaarden waren van de actie. Maar de geweldloosheid bleef de richtlijn: Jezus Christus, Mahatma Gandhi en Martin Luther King! Dr. Schulte Nordholt spreekt over drie lijnen, die in de busboycot samenkwamen. Allereerst de strijd tegen de segregatie, een strijd met wettige middelen en gesteund door de hoogste rechterlijke macht, toch een strijd, die heel lang duurt, want Amerika kent geen dictatuur. De actie van King is een brok van deze langdurige strijd tegen de rassenscheiding. Die strijd heeft hij gewonnen. Hij is de man van de geweldloosheid. Zijn pacifisme is echter geen lafheid, maar weerbaarheid. Zijn parool is: weerloos te wapen, want het kwade moet overwonnen worden, niet door geweld - dan overwint het kwade - maar door het goede. In de tweede plaats de rol van de kerk in de wereld en de geschiedenis. De rasdiscriminatie heeft de negers murw en onderworpen gemaakt. Zij zoeken hun toevlucht bij Jezus en in het hiernamaals: ‘Nimmermeer willen wij slaven zijn, willen liever begraven zijn, Gods hart zal onze haven zijn’. Zo werd het evangelie hemeltroost, maar de bijbelse boodschap van gerechtigheid en liefde geraakte op de achtergrond. Het hiervoormaals kwam niet meer in zicht. Wanneer de kerk echter het evangelie verstaat - en King verstaat het evangelie - staat zij naast de ontrechten en de verworpenen der aarde en geeft zij hun haar zegen in hun strijd tegen het onrecht en voor het recht. Zo gebeurde het in Montgomery. De beweging droeg een godsdienstig karakter. Zij werd gedragen door het geloof in Christus. Het gehele jaar door kwamen de strijders samen in de kerk. Daar baden ze en zongen ze hun liederen van bevrijding. Daar hoorden zij de boodschap van het Koninkrijks Gods voor deze aarde. In de derde plaats de ontwikkeling van Amerika. De strijd werd gestreden in volle vrijheid. Dr. Schulte Nordholt zegt: het goede en het kwade kregen beide hun kans. Men kan niemand dwingen tot het goede. | |||||||||||
[pagina 559]
| |||||||||||
Men moet een beroep doen op het geweten en ieder doen verstaan, dat het gaat om de mens en de menselijkheid. Dat hebben de negers begrepen. Een oude vrouw, op weg van haar werk, naar huis lopend de lange weg, doodmoe - de bus wordt geboycot - krijgt van een neger het aanbod, mee te rijden in zijn auto. Zij antwoordt, dat hij door kan rijden zonder haar: ‘Ik loop niet voor mij zelf, ik loop voor mijn kinderen en kleinkinderen’. En verder ging zij, te voet naar huis. Hoe is King tot zijn overtuigingen gekomen? Hij was een christen, zoals de meeste christenen, maar hij had Thoreau's ‘Essay on civil disobedience’ gelezen en in dat beslissende jaar 1955-1956 ging hij verstaan, dat christenen hun medewerking aan een verfoeilijk systeem moeten ontzeggen, willen ze trouw blijven aan God en het eigen geweten. Als de actie begint en King de meest beslissende toespraak van zijn leven houdt - een toespraak van ruim een kwartier - weet hij wat hij wil: een toespraak strijdvaardig genoeg, om zijn rasgenoten in staat van daadkracht, en gematigd genoeg, om deze daadkracht binnen de christelijke grenzen te houden. Hij sprak tot vierduizend mensen over de strijd voor het recht, gestreden vanuit het christelijk geloof en in de geest der christelijke liefde: ‘Laat niemand u zo omlaag halen, dat u hem gaat haten’. Het slot luidde: ‘Indien jullie moedig wilt protesteren en toch met waardigheid en christelijke liefde, dan zullen, wanneer door de volgende generaties het boek der geschiedenis zal worden bijgeschreven, de geschiedschrijvers een ogenblik de pen laten rusten en zeggen: toen leefde er een groot volk, een zwart volk, dat een nieuwe gezindheid en waardigheid inbracht in de aderen der menselijke beschaving! Dit is de uitdaging en de geweldige verantwoordelijkheid, waarvoor wij staan’. Volgens King zelf kunnen de busboycot en de hele actie niet verklaard worden zonder een godsdienstige dimensie. Het grondbeginsel werd later geweldloos verzet, lijdelijk verzet of non-coöperatie genoemd. In | |||||||||||
[pagina 560]
| |||||||||||
het begin spraken de negers alleen over christelijke naastenliefde. Het was de Bergrede, die King en de negers inspireerde. Het was Jezus, die hen aanspoorde tot verzet met het creatieve wapen der liefde. Het was de geest van Christus, die de beweging bezielde, maar het was Gandhi, die zorgde voor de techniek en de strijdmethoden. Het ging om het christelijk gebod der liefde, ten uitvoer gebracht met Gandhi's methoden van satyagraha en ahimsa. Het brute geweld moest worden weerstaan met waarheidskracht en geweldloosheid. Het wapen van de geest tegen de geest van het wapen! King had Marx en Nietzsche en vele Amerikaanse theologen gelezen. Hij had veel van hen geleerd. Maar Gandhi deed hem meer. Hij hoorde over Gandhi van dr. Mordecaih Johnson van Philadelphia. Deze had een reis naar India gemaakt. Ik ontmoette deze beminnelijke blanke neger, van wie een electriserende kracht uitgaat, in India, in Shantiniketan en Sevagram, twee vuurhaarden van het godsdienstige en culturele leven in India. Tagore en Gandhi leefden en werkten er. In mijn itinerarium schreef Johnson, zes jaar voordat de busboycot in Montgomery begon: ‘De grootste vreugde is in het leven verbonden met het grootste verdriet. Dat blijkt duidelijk in de liederen van de Amerikaanse negers, die zo geleden hebben, maar wier liederen, vervuld van verdriet, tegelijkertijd vervuld zijn van een bruisende vreugde, die aan het wonderbaarlijke grenst. Zij schijnen op de bodem van de beker met verdriet een bron van vreugde te hebben gevonden, welke het verdriet niet opheft, maar hun een kracht geeft, om het met grote blijdschap te dragen. Deze combinatie van verdriet en vreugde openbaart zich het rijkste in het leven van de heiligen. Dat wordt ons duidelijk in het leven van Jezus. En in het leven van Gandhi, die zoveel geleden heeft, horen wij de melodie van een niet aflatend lachen en een speelse vreugde van kinderen, die het diepste levensgeheim openbaart’. Deze synthese van verdriet en vreugde is er ook in | |||||||||||
[pagina 561]
| |||||||||||
het leven van King. Hij bestudeerde de geschriften van Gandhi en zijn conclusie was: ‘Gandhi is waarschijnlijk de eerste in de geschiedenis, die Jezus' leer van naastenliefde heeft weten uit te heffen boven de individuele verhoudingen tot een machtige en doeltreffende kracht op grote schaal. Voor Gandhi was de naastenliefde een krachtig instrument voor sociale en collectieve hervormingen’. Voordat King Gandhi had gelezen, meende hij, dat de geboden van Jezus alleen iets betekenden in persoonlijke verhoudingen. Na het lezen van Gandhi zag hij in, hoezeer hij zich had vergist. Zij betekenden niet alleen iets in persoonlijke verhoudingen, maar ook in conflicten tussen rassen en volken. King ging verstaan, dat de methode van Gandhi de enige principiëel en practisch verantwoorde methode is voor onderdrukte volken in hun strijd voor de vrijheid. Het ware bijbelse pacifisme is niet: het kwade niet weerstaan, maar: het kwade geweldloos weerstaan. Daarom is de geweldloosheid meer dan een beginsel, het is een levenshouding, die gekarakteriseerd wordt door het woord: als er bloed moet vloeien, laten wij dan zorgen, dat het ons bloed is! King noemt in zijn boek zes aspecten van de geweldloosheid als strijdmethode:
| |||||||||||
[pagina 562]
| |||||||||||
King besluit zijn boek met deze woorden: ‘Arnold Toynbee zegt, dat het wel eens de neger zou kunnen zijn, die aan de westerse beschaving de nieuwe geestelijke dynamiek zal verlenen, waaraan zij zo dringend behoefte heeft, om zich te kunnen handhaven. Het is zelfs niet onmogelijk, dat de neger in zijn trouw aan de geweldloosheid een uitdaging zal zijn voor de volken der aarde, om ernstig te zoeken naar een alternatief voor oorlog en vernietiging... In deze tijd is het alternatief niet langer: geweldloosheid of geweld. Het gaat om geweldloosheid of non-existentie. Misschien doet God in de neger een beroep op deze eeuw, een eeuw, die snel haar noodlot tegemoet gaat. Het beroep neemt de vorm aan van een waarschuwing: allen, die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan’. Tot op de dag van vandaag is King aan de bovengewelddadige strijdmethode trouw gebleven. En tegen de verwachting van velen in wordt zijn strijd met succes bekroond. |
|