Jef Last
Portugese volksliederen
De toerist, die Portugal bezoekt, vindt in iedere gids de adressen van een aantal kelders en nachtclubs, waar hij 's avonds de beroemde ‘fado’ kan horen. In deze gelegenheden is alles kitsch van kitsch, - de gekleurde foto's van beroemde fado-zangers aan de wand, gemonteerd in een soort van kooitjes, waarvan de deurtjes openstaan, maar die 's nachts waarschijnlijk gesloten kunnen worden, omdat men ze anders zou stelen, - het geschilderde patio op de wanden, - de klederdrachten van de bedienende meisjes, en ook de honingzoete fado zelf is de kitschige imitatie van het echte volkslied.
Slechts heel, heel in de verte doet ze aan de Spaanse flamenco's denken, maar mist hun puntigheid en hartstocht.
Wel is het al liefde, wat de klok slaat, maar een liefde die bij haar eeuwige herhaling aan het leeglopen van een ton stroop doet denken.
Mevrouw Fernandez Lopes-Graça schrijft dan ook: ‘De buitenlander is geneigd slechts de beroemde Fado als het eigenlijke Portugese volkslied te beschouwen. Maar de Fado kan het Portugese volkslied evenmin symboliseren als vertegenwoordigen. Ze heeft geen kenmerken der folkloristische liederen van het land, maar is een produkt van de stedelijke half-cultuur en reeds volkomen gecommercialiseerd en gestandariseerd.’
Over het echte volkslied echter zegt zij: ‘Het Portugese volk is een eenvoudig volk met nog voornamelijk patriarchale zeden; een beetje boerensluw volk, waarbij heidense betogingen vaak met Christelijke symbolen een merkwaardig mengsel vormen; een volk dat met geduld zijn zware, haast uitsluitend door