De Nieuwe Stem. Jaargang 17
(1962)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De–
[pagina 528]
| |
Pandélis Prewelákis
| |
[pagina 529]
| |
en de ontelbare handen van de zon.
In ons opende zich als een witte roos
goedheid en moed
en wij verdeelden onze vreugde als brood.
En zoals de jaren om de boom
de ringen van zijn leeftijd klemmen,
wikkelde de zonovergoten middag
om ons jonge lichaam
een gouden schors.
| |
Helleense kustZee, kust en zon,
naakte lichamen in de golven,
- alle elementen van een epos!
En daarboven de zijden hemel,
zuiver, die reikt tot God's troon
die de engelen bewaren.
Woorden die temidden der mensen
niemand zal verstaan
rijzen naar mijn lippen.
Zuiverheid, liefde en vlammen
springen helder op in mijn ziel
en mijn hart kreunt, alsof het breken zal.
De Dood verstarde om voor mijn deur te wachten.
Doe open! Doe hem open!
Waarom bewaar ik mijn ziel nog in mijn borst!
Vanmorgen leken bij 't voorbijgaan
de cypressen op wapens
en de natgeregende aarde haakte
naar mijn handvol stof.
Doe open en ontvang de Dood!
Vuur zullen wij maken uit zijn knoken,
waarom bewaar ik mijn ziel nog in mijn borst,
de rechte voren, die ik opende,
verwachten nog ditzelfde jaar mijn zaad!
|