De Nieuwe Stem. Jaargang 17(1962)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 515] [p. 515] Marc Braet [Gedichten] Nog mogelijk een zon te maken in de nacht koraalloos eiland van angst angstiger nog dan slechts een grijze lijn te zijn in wind. Nog mogelijk te denken aan een handgebaar zacht als vlinderblauw en zachter op de dorst van mijn gelaat van mijn kapot gelaat. Nog mogelijk een lied te dromen van een lied in de lichtboog van de dag de dwaze dag die men bezweert met een versteende hand. Als zij mij roept vertel haar dat ik stierf ergens tussen as en stilte. Zeg haar niet hoe ik schreiend de plaats zocht van haar afwezigheid de blinde vorm van haar lichaam. Als zij mij roept geef haar mijn ogen mijn grijze woorden traag en trager. Zeg haar dat ik me verloren heb. Dat ik een vogel werd duister op de oevers van vergetelheid steen bezijden alle wegen zuidzee om de wanhoop te verdrinken in een sterven zo tijdelijk en zo behoedzaam. Zeg haar dat ik haar mond wens te bewaren, te wonen in haar gelaat als in mijn eigen huis. [pagina 516] [p. 516] Als zij mij roept vertel haar alles wat je weet, wat je wist, wat je vermoedt. Eens een dag zullen ook de bomen van mij vertellen wanneer ik werd safraanoog van de maan nachtzwaluw van saturnus alles alles maar nooit dat wat zich bergt achter een masker van stro wat een dode vinger krast op muren van kerkhof en bordelen. Als zij mij roept vertel haar hoe ik leef of hoe ik sterf. Geef haar mijn ogen de verschroeide vleugels van mijn geluid mijn klankloze woorden als maden in het vergeeld portret van mijn gelaat. Vorige Volgende