| |
| |
| |
J.J. Buskes
Bovengewelddadige weerbaarheid Gandhi
Gandhi heeft in de eerste helft van deze eeuw de meest opzienbarende poging der wereldgeschiedenis ondernomen, om de Bergrede op het terrein van de politiek in praktijk te brengen, nog liever: de politiek door de Bergrede te laten bepalen.
Deze poging van Gandhi noemen wij de meest opzienbarende der wereldgeschiedenis niet alleen vanwege haar resultaten, maar ook vanwege het voor het christendom beschamende feit, dat zij ondernomen werd door een hindoe.
Ds. Niemöller, de man van de Belijdende Kerk in Duitsland, nam in 1953 op verzoek van de regering van India deel aan een studieconferentie over de bruikbaarheid van de principes en methoden van Gandhi in het leven der volken. Deze conferentie werd in New-Delhi gehouden. De leer van Gandhi, schreef Niemöller in zijn artikel ‘Eindrücke aus Indien’, is naar het oordeel van Gandhi zelf de leer van Jezus. Wanneer Gandhi over geweldloosheid spreekt, bedoelt hij hetzelfde als Jezus in de Bergrede en als Paulus, wanneer deze in zijn Brief aan de Romeinen zegt: ‘Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede’. De hindoe heeft naar het oordeel van Gandhi het gehele christendom, ook Christus zelf. Zo werd het Niemöller duidelijk, dat Gandhi ons voor de vraag stelt, wie of de leer van Jezus eigenlijk meer in praktijk brengt, de zogenaamde christenheid, die duizend verontschuldigingen zoekt, om zich aan Jezus' geboden te onttrekken, of de hindoe, die Jezus niet als Zoon van God erkent, maar alles op alles zet om zijn geboden te gehoorzamen: ‘Zo is mijn diepste en duur- | |
| |
zaamste indruk, die ik in India ontvangen heb, deze, dat God door Gandhi de christenheid tot bekering roept en ons de vraag voorlegt, of wij slechts Heer Heer zeggen zonder den Heer werkelijk te volgen’.
Naast dit getuigenis van Niemöller plaats ik dat van prof. J. de Graaf, die in Utrecht als theoloog ethiek doceert. Hij zegt, er diep van overtuigd te zijn, dat het opleven in de twintigste eeuw van de gedachte en de praktijk van de bovengewelddadige strijdmethoden tot de tekenen der tijden behoort, waaraan de westerse christenheid meer aandacht moet schenken dan zij doorgaans doet: ‘Wij mogen immers twee dingen niet willen. We mogen de oorlog niet willen en we mogen niet berusten in onrecht en onmenselijkheid. Daarom zal de strijd voor recht en menselijkheid gevoerd moeten worden met middelen die zelf in verbinding blijven met recht en menselijkheid. Wie geen collectieve zelfmoord en geen sovjetisering van Europa wil, moet de geestelijke weerstand en zijn bronnen aanboren’. Ook prof. De Graaf noemt, zo sprekende, de naam van Gandhi.
De grootste betekenis van Gandhi voor India en in India voor de wereld, is niet, dat Gandhi het volk van India politiek zelfbewustzijn bijbracht en het tot de strijd voor de vrijheid organiseerde, maar dat hij het een bepaalde methode leerde, om op het terrein van de politiek het kwaad te bestrijden: de weg van satyagraha en ahimsa, volgens Gandhi de enige verantwoorde methode en tegelijkertijd de verstandigste politiek.
Satyagraha betekent: waarheids- en liefdekracht, ahimsa: geweldloosheid. In Gandhi's acties van burgerlijke ongehoorzaamheid waren satyagraha en ahimsa de dominanten.
Men kan de vraag stellen, hoe Gandhi de weg tot deze unieke methode gevonden heeft.
De antwoorden, die de Gandhi-kenners op de vraag geven, spreken elkaar nog al eens tegen. Het is, meen ik, onjuist één enkele bron als de enige bron aan te wijzen. Behalve door het hindoeïsme is Gandhi
| |
| |
door het christendom beïnvloed, terwijl verschillende figuren genoemd moeten worden, aan wie hij bepaalde gedachten te danken heeft of die zijn eigen gedachten verdiept en verhelderd hebben. Wanneer wij op Gandhi's getuigenis afgaan, kunnen wij al evenmin een eenvoudig antwoord geven op de vraag naar de historische herkomst van zijn overtuigingen, omdat zijn getuigenis in de ene tijd nog al eens verschilt van dat in een andere tijd. Wanneer ik tracht weer te geven, wat ik bij Gandhi zelf gevonden heb, kan ik, in aansluiting aan B. de Ligt, slechts een veelvoudig antwoord geven.
Gandhi heeft de weg tot zijn unieke methode van satyagraha en ahimsa gevonden, beïnvloed door:
1. bepaalde godsdienstige tradities van het hindoeisme, i.z. het jainisme; 2. de Bergrede; 3. de ideeën van John Ruskin; 4. de gedachten van Leo Tolstoi; 5. de woorden en daden van Henry David Thoreau.
Er is een korte episode in het leven van Gandhi geweest, waarin hij zichzelf de vraag stelde, of hij christen moest worden. Hij heeft zeer bepaald voor het hindoeïsme gekozen en is tot aan zijn dood toe hindoe gebleven: ‘Er is een tijd geweest, dat ik tussen hindoeïsme en christendom aarzelde. Toen ik evenwel mijn geestelijk evenwicht teruggevonden had, werd het mij duidelijk, dat ik zelf slechts door het hindoeïsme verlost kon worden en het geloof van de godsdienst van mijn vaderen werd steeds dieper en klaarder’.
De Bhagavad-Gita was voor Gandhi het belangrijkste boek voor de kennis der waarheid. De Bergrede heeft grote betekenis voor hem gehad, maar zij werd toch op de duur door de Bhagavad-Gita opzij gedrongen. Deze bevatte volgens Gandhi de meest volmaakte uiteenzettingen over ahimsa. Toch schreef hij: ‘Ik kan geen verschil ontdekken tussen de Bhagavad-Gita en de Bergrede. Wat de Bergrede op aanschouwelijke wijze voordraagt, is in de Bhagavad-Gita tot een wetenschappelijke formule herleid. Het heeft het evangelie der liefde op een wetenschappelijke wijze behandeld, terwijl de Bergrede ditzelfde evangelie in
| |
| |
wonderschone beeldspraak geeft. Het Nieuwe Testament was mij een vertroosting en schonk mij, vooral na de tegenzin, die ik bij sommige gedeelten van het Oude Testament voelde, een grenzeloos geluk. Verondersteld, dat ik beroofd zou zijn van de Gita en de inhoud vergeten zou hebben, maar dat ik de Bergrede wel zou bezitten, dan zou ik uit haar hetzelfde goud puren als nu uit de Gita’.
Vincent Sheean, die Gandhi persoonlijk gekend en veel gesprekken met hem gevoerd heeft, zegt in zijn boek ‘Lead, kindly Light’, dat de Gita en de Bergrede voor Gandhi's gevoel zozeer met elkaar verweven waren, dat hij er waarschijnlijk nooit zeker van was, welke van beiden in moeilijke tijden het meest voor hem betekende. Er waren tijden, dat de Bergrede zijn gehele wezen vervulde. Op andere ogenblikken heerste de Gita weer oppermachtig over hem.
Met Sheean meen ik - op grond ook van gesprekken met twee van Gandhi's secretarissen - dat de Bergrede hem in zijn jonge jaren zeer sterk heeft beïnvloed en dat de Gita pas later gezag over hem kreeg met als gevolg, dat zijn exegese van de Gita voor een groot deel bepaald werd door de Bergrede. Gandhi heeft de leer van de Bergrede getransporteerd in het klassieke Sanskrit-gedicht. Men zou kunnen spreken over een ‘hinein’-interpretatie. De zo door de Bergrede geïnterpreteerde Gita stelde hij hoger dan de Bergrede.
Het staat vast, dat Gandhi's interpretatie van de Gita historisch onhoudbaar is. Hij vergeestelijkte de gewelddadige en bloedige veldslag van Kurukshetra tot de strijd in het hart van de mens en zei: ‘Al zou er geen enkel boek zijn dat mijn interpretatie van de Gita steunde en al zou bewezen kunnen worden, dat mijn opvatting verkeerd is, dan zou ik haar nog handhaven’.
Toen de zendeling dr. S.W. Clemes hem vroeg, welke boeken en mensen hem het meest hadden beinvloed, antwoordde Gandhi: ‘De bijbel, Ruskin en Tolstoi’. In later jaren zou hij ook de Gita hebben genoemd.
| |
| |
Het begrip ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’, waarmee Gandhi zijn strijdmethode aanduidt, is te danken aan de Amerikaan Thoreau, de man van het permanente protest van de vrije mens.
Thoreau heeft Gandhi het meest beïnvloed door zijn opstel ‘Civil Disobedience’ van 1849, waarin hij zijn inzichten inzake individuele en collectieve dienst-, arbeids- en belastingweigering uiteenzet. Als de mens en de menselijkheid op het spel staan, behoren alle verantwoordelijke burgers hun regering te verhinderen, kwaad te doen door coöperatie in het goede en non-coöperatie in het kwade. De beste regering is die, welke het minst regeert. Het eigenlijke ideaal van Thoreau is: geen regering. Nooit mag de uitspraak van het individuele geweten aan het gezag van de overheid ondergschikt worden gemaakt. Wij zijn in de eerste plaats mensen en pas in de tweede plaats burgers. Thoreau is de man van de vrije gedachte en het libertaire socialisme.
Toen Gandhi in 1908 in Zuid-Afrika gevangen zat, las hij het genoemde opstel van Thoreau, dat zich merkwaardigerwijs in de gevangenisbibliotheek bevond. Ik zei, dat Gandhi de idee van de burgerlijke ongehoorzaamheid aan Thoreau te danken had. Daarmee zeg ik iets te veel. Gandhi zelf immers ontkende dit in een brief van 10 september 1935. De actie was in Zuid-Afrika al aan de gang, toen hij het opstel van Thoreau in handen kreeg. De actie was bekend geworden als een beweging van ‘lijdelijk verzet’. Gandhi zelf gebruikte het woord ‘satyagraha’, omdat de geweldloze weerstand door grote innerlijke kracht gedragen wordt. Nadat Gandhi Thoreau gelezen had, gebruikte hij de titel van diens opstel, wanneer hij het karakter van zijn actie aan Engelsen trachtte duidelijk te maken. Maar ook ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ bevredigde Gandhi niet. Hij sprak nog liever over ‘burgerlijk verzet’. Men moet de invloed van Thoreau dus niet overschatten. Men kan het beste zeggen, dat hij bepaalde gedachten, die bij Gandhi leefden, verhelderd en gepreciseerd heeft, waarbij men niet mag vergeten, dat Thoreau zelf zeer onder
| |
| |
de invloed stond van de Bhagavad-Gita en de Upanishads.
In 1903 kwam Gandhi met Ruskin in aanraking. Een Engelse vriend, Henry S.L. Polak, gaf hem Ruskin's ‘Unto this Last’. Veertig jaar later zei Gandhi, dat dit boek met bloed en tranen geschreven was. De lezing van dit boek werd een keerpunt in zijn leven. Het vervulde hem met weerzin tegen het materialisme van de Europese beschaving en deed hem besluiten tot een heel eenvoudig, sober ascetisch leven op een boerderij.
De invloed van Tolstoi op Gandhi is bijzonder groot geweest. Het zou de moeite waard zijn, er een afzonderlijke studie aan te wijden.
Het was de Bergrede, waaraan Gandhi zijn ideeën van satyagraha en ahimsa te danken had. De Bhagavad-Gita bevestigde deze ideeën van de Bergrede. En het was Tolstoi's ‘Het Koninkrijk Gods is binnen u’, dat aan deze ideeën een duurzame vorm gaf.
In zijn ‘Hind Swaray’ noemt Gandhi zes geschriften van Tolstoi, die hij ter lezing en overdenking aanbeveelt.
Tolstoi had in 1908 aan de Indiase leider C.R. Das een open brief geschreven, waarin hij India opriep zijn bijgeloof in geweld en gezag in te ruilen voor geloof in universele saamhorigheid en liefde. Deze brief werd aanleiding tot een correspondentie tussen Tolstoi en Gandhi.
Gandhi schreef Tolstoi op 1 oktober 1909 over de strijd, die de Indiërs onder zijn leiding al een paar jaren streden, en verklaarde een overtuigd aanhanger te zijn van de leer van het niet wederstaan van het kwaad. Hij dankte Tolstoi voor het vele, dat hij aan zijn geschriften te danken had. Tolstoi antwoordde dat Gandhi's brief hem zeer verheugde: ‘God zij met onze trouwe broeders en medewerkers in Transvaal’. Hij geeft Gandhi toestemming zijn brief ‘Aan een Indiër’ in 20.000 exemplaren in Zuid-Afrika te verspreiden.
| |
| |
In het voorjaar van 1910 schreef Gandhi opnieuw een brief aan Tolstoi, waarin hij hem zei, zijn meest toegewijde aanhanger te zijn. Tolstoi antwoordde, dat het lijdelijk verzet niet slechts voor India, maar voor de hele wereld van de grootste betekenis was.
De meest bekende brief van Tolstoi aan Gandhi is die van 7 september 1910. Het gaat er in het leven om, zo schrijft hij, de grote wet der liefde toe te passen, de wet der universele eenheid, die zowel door oosterse als westerse wijzen ontdekt en verkondigd is. Deze wet, vooral sinds Christus bekend, werd door het officiële christendom eindeloos geschonden. Het officiële christendom stelde zijn vertrouwen vooral in geweld, regeringen, gerechtshoven en militaire bewapeningen. Thans nadert de grote crisis: er zal gekozen moeten worden. Het werk van Gandhi in Transvaal, die uithoek der aarde, staat in het centrum der belangstelling en is voor alle volken der aarde van de grootste betekenis. Alle regeringen beseffen, dat een dergelijke actie het grootste gevaar voor de staat betekent. In deze richting moet verder worden gestreden, want het gaat thans om alles of niets.
Gandhi noemde Tolstoi meerdere malen zijn grote leermeester en de schitterende vertolker van Jezus' leer. Tolstoi's politieke inzichten heeft hij intussen nooit aanvaard. Tolstoi was een religieus anarchist, terwijl Gandhi, al noemde hij zich een enkele keer een anarchist, het in wezen niet was. Tolstoi was, wat zijn principes betreft, trouwens veel radicaler dan Gandhi. Hij ging tot het uiterste. Zijn opvattingen hebben daardoor iets krampachtigs: ze zijn wettisch-dogmatisch. Gandhi was, wat de ideee der geweldloosheid betreft, een bezield apostel, maar geen star dogmaticus. De geweldloosheid is voor hem nooit een dogma geworden. Zij was geen absolute wet voor hem. Hij volgde zijn innerlijk licht. Hij trok ergens een grens, maar nooit doctrinair. Hij was zelfs niet vrij van een zeker opportunisme. Tolstoi was een universeler geest dan Gandhi, die toch eigenlijk altijd een fel nationalist is gebleven. Een vrij India was zijn eerste en liefste droom. Hij bleef bovendien tot het einde toe een
| |
| |
orthodox hindoe. Zijn indrukwekkende strijd voor de paria's, de onaanraakbaren, heeft hem er nooit toe gebracht, het kastenstelsel, dat zozeer met het orthodoxe hindoeïsme verbonden is, te verwerpen. Zijn conservatieve religie en zijn nationalisme versterkten elkaar wederkerig. De Ligt gaat zover, dat hij zegt, dat alle internationalisme, voor Tolstoi zo karakteristiek, Gandhi vreemd bleef. In ieder geval heeft Gandhi het universele, dat Tolstoi nooit prijsgaf, enkele malen in zijn leven aan het nationale opgeofferd. Wat India en het Oosten betreft, kan men bij hem telkens een geestelijk imperialisme ontdekken.
Men kan ook zeggen, dat Gandhi, anders dan Tolstoi, een politieke strijd gestreden heeft en daarom in bepaalde situaties tot compromissen bereid was. Iemand verweet hem eens, dat hij gezegd had, zo nodig bereid te zijn, zijn vaderland voor de waarheid op te offeren. Gandhi reageerde: ‘Dat heb ik gezegd, maar ik heb er aan toegevoegd, dat deze mogelijkheid zich nooit zal voordoen’. Hij bedoelde, dat de waarheid in ons leven zo zeer met ons vaderland verbonden is, dat het opofferen van het vaderland voor de waarheid feitelijk ondenkbaar is. Tolstoi zou zo iets nooit gezegd hebben.
Omdat Gandhi een politieke strijd voerde, kon hij niet met principes werken op de wijze van Tolstoi: ‘Het leven wordt door velerlei krachten geregeerd. Het zou gemakkelijk sturen wezen, als wij de loop onzer handelingen slechts door een algemeen beginsel konden bepalen, welks toepassing op een gegeven ogenblik te duidelijk zou zijn, om zelfs een ogenblik nadenken te vereisen. Ik herinner mij echter geen enkele daad, waartoe ik zo gemakkelijk besluiten kon.’ Geweldloosheid is voor mij geen zuiver wijsgerig beginsel. Ze is de wet en de adem van mijn bestaan.’ Ondanks de sterkste poging los te komen van de invloed van zijn omgeving en opvoeding, kan niemand die geheel ongedaan maken. Geweldloosheid van twee mensen in verschillende situaties zal daarom nooit dezelfde vormen aannemen’.
Gandhi kende ook zijn eigen zwakheid: ‘Zonder
| |
| |
twijfel heeft ieder niet alle konsekwenties, die uit de geweldloosheid voortvloeien, gevolgd. Wie zou dat kunnen? Ofschoon ik er mij op beroem, de waarheid der geweldloosheid te kennen, en tracht haar tot het uiterste toe te passen, gebeurt het meermalen, dat ik de logische gevolgtrekkingen van de leer niet tot het laatste toe volg. De werkingen van de natuur in 's mensen hart zijn geheimzinnig en beschamen tenslotte iedere verklaring’. ‘Het is geen kwestie van verstand, maar van hart. De ware leiding komt door voortdurend wachten op God in uiterste nederigheid en verloochenen van zichzelf, altijd gereed, zich te offeren. De toepassing van dit alles vereist onbevreesdheid en moed in de hoogste zin van het woord. Ik ben mij mijn tekortkomingen pijnlijk bewust. Maar het Licht in mij is helder en vast.’
Gandhi wist bovendien, dat oorlog niet uitgebannen wordt door individuele dienstweigering: ‘Ik herhaal, dat alle actie om de oorlog te doen eindigen, waardeloos zal blijven, zolang men de werkelijke oorzaken van de oorlog niet begrepen en hem niet tot in zijn wortels aangetast zal hebben. En is de eerste oorzaak der moderne oorlogen niet de onmenselijke wedijver om de zogenaamde rassen der aarde uit te buiten?’
Daarom kan ook geen mens zich geheel aan het oorlogsbedrijf onttrekken: ‘Als de natie ten oorlog gaat, gaan wij allen, of wij willen of niet, mee. Velen onzer ontdekten dat in 1917, toen elke postzegel, die wij kochten, ieder pond voedsel, dat wij aten, iedere belasting die wij betaalden, een bijdrage insloot tot bevordering van het moordwerk. Er was geen mogelijkheid behalve zelfmoord, waardoor wij deze persoonlijke deelname aan de oorlog konden vermijden. Het enige wat wij doen konden, was ergens een grens trekken en aldus tegen het kwaad getuigen en wat dit “ergens” betreft verschillen de mensen onderling. Ik heb reeds vroeger opgemerkt, dat de oorlogsbestrijders in het Westen zelfs in vredestijd in zoverre aan de oorlog deelnemen, als zij belastingen betalen voor de oorlogsvoorbereiding en op andere wijze re- | |
| |
geringen steunen, wier voornaamste bezigheid dergelijke voorbereidingen zijn’.
Al deze citaten zijn ontleend aan antwoorden van Gandhi aan B. de Ligt, die hem op allerlei inkonsekwenties in zijn optreden in de loop der jaren gewezen had en tot wie Gandhi zei: ‘Een zuiver akademische gedachtenwisseling kan de tegenwoordige voortgang der geweldloosheid slechts schaden’. Deze antwoorden maken het verschil tussen Tolstoi en Gandhi duidelijk.
De gehele ethiek van Tolstoi ligt besloten in één enkel woord van Jezus: ‘Gij zult de boze niet wederstaan’, door Tolstoi verstaan als: ‘Gij zult de boze niet met geweld wederstaan’. Gandhi is in dit opzicht aan Tolstoi verwant. Ook hij reduceert de vrije zin van het evangelie tot een nieuwe wet, maar het wettische wordt bij hem telkens door de vrije zin van de Bergrede doorbroken. Hij is veel meer dan Tolstoi de man van de daad, hetgeen ook telkens weer betekent: de man van het compromis. Tolstoi heeft het principe zuiverder gehouden dan Gandhi, maar hij heeft nooit aan een volksmassa leiding gegeven. Hij bleef de individualist en de anarchist. Gandhi, minder zuiver van principe, heeft ons laten zien, wat Tolstoi ons nooit heeft laten zien, van welke geweldige betekenis de geweldloze strijd is, als ze door een volksmassa, geleid door een sterke, met die volksmassa verbonden, persoonlijkheid, toegepast wordt. Gandhi heeft aanvaard, wat Tolstoi nooit heeft willen aanvaarden, dat men ook in een bovengewelddadige strijd nooit het volmaakte bereikt. Hij heeft geweten van vuile handen. Zijn pacifisme draagt daarom volgens De Ligt een onstandvastig karakter. Gandhi was er ook niet in de eerste plaats op uit, vast te staan. Hij wist, dat hij slechts op weg was. Tolstoi, die zijn principe tot het uiterste toe zuiver hield, heeft politiek nooit iets bereikt. Gandhi, die van het ontoereikende van alle menselijk handelen weet had, heeft politiek heel veel bereikt.
Er is voor ons geen enkele reden, om Gandhi te veridealiseren tot een Indiase Christus. Hij was een
| |
| |
vrij conservatieve hindoe en een fel nationalist. Wie meent, dat Gandhi een zeer radicaal antimilitarist is geweest, zal er goed aan doen ‘Een wereldomvattend vraagstuk’ van De Ligt te lezen, een zeer instructieve studie over Gandhi en de oorlog. De Ligt laat zien, hoe Gandhi ondanks zijn haast eenzijdige verheerlijking van Tolstoi en zijn grote bewondering van de Bergrede tot drie maal toe aan Britse oorlogen heeft deelgenomen. Wie kennis neemt van de discussie tussen De Ligt en Gandhi, zal moeten erkennen, dat Gandhi veel minder principiëel is dan De Ligt. Ik ben er zeker van, dat het lezen van het boek van De Ligt voor velen een schaduw zal werpen over een figuur, die ze tot nog toe als een heilige bewonderden. Ik ken antimilitaristen, die, toen ze dit boek gelezen hadden, geschokt waren, teleurgesteld in een man, die ze als een Messias vereerd hadden. Ik ben niet geschokt en al evenmin teleurgesteld. Ik voel mij niet recht thuis in de wereld van absolute en abstracte beginselen. Ik houd van echte, levende mensen, wien niets menselijks vreemd is. Tolstoi is evenals De Ligt principiëler dan Gandhi. Maar in de buurt van Tolstoi krijg ik het benauwd. Bij Gandhi voel ik mij in dit opzicht veel meer thuis. Tolstoi was universeler, maar in zijn liefde voor de mensheid verloor hij het contact met de concrete mens en het einde van zijn leven was een vlucht. Gandhi vocht niet voor de mensheid als abstracte idee, maar voor zijn ontrechte, armoe en gebrek lijdende Indiërs. Tolstoi kwam met zijn ethisch en individualistisch absolutisme tenslotte buiten het leven te staan. Gandhi heeft nooit het contact met zijn volk en zijn medemensen verloren. De welhaast tragische keuze schijnt hier zuiverheid met geringe invloed of expansie met verlies van mogelijke zuiverheid te zijn. Het laatste was in bepaalde situaties Gandhi's lot. Zijn falen verhinderde hem intussen niet bij de voortduur satyagraha en ahimsa te prediken.
Tolstoi, door zijn doctrinair ethisch absolutisme tot wanhoop gedreven en voortgejaagd door een steeds meer verontrust geweten, was in wezen een rampzalig mens. Gandhi geloofde, dat zijn eigen leven en dat
| |
| |
van anderen veranderen kon en hij deed het. Het maakte hem gelukkig. Bij Tolstoi bleef het beginsel zuiver, maar het bleef beginsel. Gandhi was het niet om de leer maar om het leven te doen. Hij wilde niet het principe van satyagraha en ahimsa zuiver houden. Hij wilde door satyagraha en ahimsa het leven van zijn volk veranderen. Waar Tolstoi nooit aan toe is gekomen, daar kwam Gandhi aan toe: hij ondernam de poging, de politiek door de Bergrede te laten bepalen. Hoe zou hij, die poging wagend, niet telkens gefaald hebben? Maar hij waagde de poging en de wereld, vooral de christelijke wereld van het Westen, zag met verbazing en beschaamdheid van welk een betekenis waarheidskracht en geweldloosheid waren, wanneer ze werden toegepast op het terrein van het politieke leven.
De strijdmethode van Gandhi berust op de overtuiging, dat de regering van een volk slechts zolang bestaansmogelijkheid heeft, als het volk aan die regering zijn steun geeft.
Over zijn strijd in Zuid-Afrika schrijft Gandhi: ‘Wij wilden ons voor de wet voor de Indiërs van 1907 niet buigen en dus moest die wet voor onze kracht wijken. Twee wegen stonden voor ons open: geweld gebruiken, toen men van ons eiste, de wet te gehoorzamen, of de straffen, die de wet voorschreef, op ons nemen, waardoor de zielskracht in ons werkzaam moest worden, en dat zó lang, totdat wij het geweten van de regering raakten. Wij waren overtuigd, dat men haat door liefde, leugen door waarheid, geweld door lijden overwinnen kan’. Satyagraha en ahimsa waren voor Gandhi nieuwe namen voor de oude wet van het lijden.
Degenen, die satyagraha toepasten, noemde hij satyagrahi. Zij, die probeerden de satyagrahi er onder te krijgen, bezitten macht over hun lichamen en hun stoffelijke bezittingen, niet over hun zielen. De zielskracht van de satyagrahi is uit God. Zonder de hulp en de leiding van God zijn de satyagrahi machteloos. De satyagrahi weigeren deel te nemen aan wat ver- | |
| |
keerd is: non-coöperatie in het kwade als keerzij van coöperatie in het goede. Een onderdeel van de non-coöperatie is de burgerlijke ongehoorzaamheid, ongehoorzaamheid aan de slechte wetten van een slechte staat.
Gandhi gaf eens de volgende regels voor de satyagrahi: zij moeten een levend geloof in God bezitten, want God is de enige rots; zij moeten waarheid en geweldloosheid aanvaarden en geloven in de aangeboren goedheid van de menselijke natuur, een goedheid, die zij tot leven wekken door liefde, tot openbaring gebracht in hun lijden; zij moeten het leven van vervolgden leven en bereid zijn voor hun overtuiging hun leven en hun bezittingen prijs te geven.
Satyagraha kan slechts worden toegepast door hen, die het geweld radicaal afwijzen. Een langdurige training is daartoe onmisbaar. Wie het lijdelijk verzet volkomen wil toepassen, moet een bijna, ja eigenlijk geheel volmaakt mens zijn. Wie zich zwak gevoelt, kan niet tot de satyagrahi behoren. Alleen hij, die volstrekt gelooft, dat er iets in de mens is, dat de geweldsdrift in hem te boven gaat, kan met succes lijdelijk verzet bieden.
Tegelijkertijd zei Gandhi: ‘Ik ben geen dromer, ik ben een praktisch idealist, de religie der geweldloosheid is niet slechts voor heiligen, zij is ook voor heel gewone mensen’.
Gandhi heeft zijn methode voor het eerst toegepast in Zuid-Afrika, toen hij de daar wonende Indiërs organiseerde in een gemeenschappelijk verzet tegen de zogenaamde uitzonderingswetten. Ik denk aan de wet, die voorschreef, dat de Indiërs zich bij de politie moesten melden, om een vingerafdruk te laten registreren. Op advies van Gandhi besloten enige duizenden Indiërs de wet te negeren en daarvoor zo nodig straf te ondergaan. Zij bleven hun tegenstanders als medemensen erkenen en deden voortdurend een beroep op hen. Hun verzet bracht hen in de gevangenis. Later, toen nieuwe dwangmaatregelen genomen werden, gingen ze over tot algehele non-coöperatie en
| |
| |
algemene staking. Gandhi organiseerde een demonstratietocht dwars door Transvaal. Hij werd gearresteerd, maar het geweldloze leger trok zonder zijn leider verder. Alle demonstranten werden gearresteerd, gevangen gezet en per spoor naar hun woonplaatsen teruggebracht. Maar het doel werd bereikt: de publieke opinie kwam in beweging. Gandhi was juist voor de derde maal gearresteerd en tot vijftien maanden gevangenisstraf veroordeeld, toen de regering toegaf.
Teruggekeerd in India heeft hij zijn methoden vele malen bij verschillende gelegenheden toegepast: in zijn verzet tegen onrechtvaardige belastingen, o.a. tegen de voor India zo rampzalige zoutbelasting, en vooral in zijn actie voor de vrijwording van India. Het einde was een georganiseerd nationaal burgerlijk verzet: boycot van Engelse goederen, non-coöperatie, belastingweigering, staking. Straffen en mishandelingen ondergingen de strijders gelaten. Het Britse imperialisme kon niet tegen hen op. Er is een uitgebreide literatuur over ‘Indië en de strijd tegen het Westen’ (de titel van een boek van de zendeling C.F. Andrews, een van Gandhi's beste en trouwste vrienden, over deze strijd).
Het merkwaardigste is, dat Gandhi in zijn strijd volkomen open kaart speelde. Hij kondigde zijn acties tevoren aan. En wanneer bleek, dat het volk de geestelijke kracht niet opbracht, om satyagraha en ahimsa trouw te blijven en tot onverantwoordelijke gewelddaden zijn toevlucht nam, zette Gandhi, tot verontwaardiging van vele ongeduldige nationalisten, zijn actie stop en deed boete voor zijn volk door een tijd lang te bidden en te vasten: ‘Ik begeer niet minder dan het Britse volk door geweldloosheid te bekeren en hen zo het kwaad te doen inzien, dat zij India hebben aangedaan’.
De Britse autoriteiten zijn op gruwelijke wijze tegen de satyagrahi opgetreden. Moordpartijen, mishandelingen, arrestaties, zware gevangenisstraffen, hoge boeten waren aan de orde van de dag. Maar Gandhi hield vol en zijn parool bleef: ‘Behandel uw vijanden
| |
| |
altijd zo, alsof zij eenmaal uw vrienden zullen zijn’. Het einde is geweest, dat Engeland de nederlaag leed en Gandhi de overwinning behaalde.
Andrews zegt: ‘De ontwaking der massa's onder Gandhi's aanvoering heeft een nieuw India geschapen’.
Gandhi is sterk beïnvloed door de Bergrede, juist dat gedeelte van de bijbel, waarmee kerk en christendom in de loop der eeuwen weinig raad hebben geweten en dat op kerk en christendom een minimale invloed heeft geoefend.
Terecht kunnen wij tegen Gandhi zeggen: gij negeert welhaast de hele bijbel, de Bergrede zonder meer is het evangelie niet, door haar van de rest van het evangelie te isoleren vermoraliseert en verhumaniseert gij haar op een ontoelaatbare wijze!
Gandhi kan echter op zijn beurt tegen kerk en christendom zeggen: gij aanvaardt de hele bijbel, maar één gedeelte hebt gij op non-actief gezet en krachteloos gemaakt en juist dat éne gedeelte heeft mij gegrepen!
Prof. Heerling zegt: ‘Gandhi heeft ons een christelijke waarheid getoond, die wij bij duizenden vooraanstaande christenen missen: het volstrekte geloof in dat deel van Gods Woord, dat de Bergrede heet’.
In de Bergrede heeft Jezus beschreven, wat het betekent naar Gods wil in deze wereld te leven: ‘Wie deze hoofdstukken op zich laat inwerken, voelt de adem van een zo volstrekte revolutie, dat daarbij alle revoluties, die wij op touw kunnen zetten, nog maar kinderspel worden. Jezus beschrijft hier een wijze van leven, die al onze menselijke voorstellingen te boven gaat en waarbij al onze morele onderscheidingen niet meer als zwak en voorlopig, doch zelfs als huichelachtig en gevaarlijk uiteenvallen’ (ds. K.H. Kroon). Het leven van Gandhi is inderdaad naar het woord van Leonard Ragaz de grootste tot nog toe ondernomen poging, om de Bergrede in het politieke en sociale leven een plaats te geven.
De gedachte alleen reeds, dat iemand dit mogelijk acht, vinden wij in het Westen onbegrijpelijk. Ook de
| |
| |
westerse wereld rekent tot haar bitterste ervaringswijsheid het spreekwoord: wie zichzelf tot schaap maakt, wordt door de wolf verslonden! De leer van Jezus, die de zijnen zendt als schapen onder de wolven, is bepaald niet van deze wereld.
Natuurlijk, we kunnen ons zelf misleiden. Dat deed Truman, die als president van de Verenigde Staten in het Witte Huis eens zei: ‘Wij geven leiding aan de morele krachten der wereld. Wij zijn leiders, die geloven, dat de wet, waaronder wij leven, een van God gegeven wet is en dat al onze tradities afkomstig zijn van Mozes en van Jezus, toen Hij de Bergrede uitsprak. Wij trachten te leven en te handelen naar deze wet’. Bij een andere gelegenheid zei Truman: ‘De Bergrede geeft richting aan het handelen der Verenigde Staten’.
Deze uitlatingen kan ik niet anders waarderen dan als een symptoom van geestelijke blindheid. Men vraagt zich af, hoe lang geleden het mag zijn, dat Truman de woorden van de Bergrede gelezen heeft, en men zou willen, dat iemand de ex-president uitlegde, wat de Bergrede wezenlijk betekent. De politiek, zoals ze in het Westen bedreven wordt, onttrekt zich volkomen aan de Bergrede. Wij hebben de Bergrede aangepast aan de moraal van het Westen. Of: wij overspannen haar uitspraken zo, dat ze voor de doorsnee-mens onbruikbaar worden. Of: wij zeggen, dat ze alleen voor enkelen gelden. Of: wij beweren, dat de Bergrede niet bestemd is voor deze wereld, maar voor het Koninkrijk Gods.
De vraag van Gandhi aan kerk en christendom is: wat doet gij met de Bergrede?
Op deze vraag hebben kerk en christendom tot nog toe geen antwoord gegeven dan alleen in een levenspraktijk, die met de Bergrede vloekt.
Immers, wat betekent de Bergrede?
In verband met ons onderwerp zeggen wij, dat zij negatief de prijsgave van het geweld en positief het geloof in God betekent. Paulus heeft haar inhoud samengevat in zijn woord: ‘Word van het kwade niet overwonnen, maar overwin het kwade door het goe- | |
| |
de’. Treed het boze niet tegemoet in zijn eigen sfeer, maar vanuit de wereld van het goede. Niet: leugen tegenover leugen, haat tegenover haat, geweld tegenover geweld, maar: waarheid tegenover leugen, liefde tegenover haat, het wapen van de geest tegenover de geest van het wapen! Dat is de Bergrede!
Zo heeft Gandhi het gezien. Ook al heeft hij door de Bergrede te isoleren haar vermoraliseerd, toch was zij voor hem allerminst een codex van het publieke recht, ook niet het geheel van een aantal regels, die linea recta in het politieke leven kunnen worden toegepast. Hij was geen absoluut pacifist en geen fanaticus van de geweldloosheid. Te goed wist hij, dat een volk niet tot geweldloosheid gedwongen kan worden. Maar wel betekende de Bergrede voor hem dynamiet onder de wereld van de gangbare politiek en een oproep tot een radicale en totale vernieuwing van deze politiek.
Vast was hij ervan overtuigd, dat zij slechts onder één voorwaarde haar taak kon vervullen: dat God er is en wij onvoorwaardelijk in God geloven.
Henriëtte Roland Holst noemt Gandhi een religieus politicus. Religie en politiek zijn bij hem niet te scheiden. Zijn politiek is de toepassing van zijn geloof in het leven van elke dag. Geloof en leven zijn voor hem één.
Men kan vragen, hoe het Gandhi gelukt is de Bergrede tot een kracht in het politieke leven te maken.
Zijn volk heeft zijn geloof niet onvoorwaardelijk gedeeld, maar het boog zich voor de macht van zijn geest.
Daartoe heeft zeker medegewerkt, dat India een onderdrukt volk was en Gandhi al zijn kracht inzette voor de bevrijding van India.
De voornaamste reden is echter, dat India als geheel een religieus volk is. Niet de staat, maar de religie is in India centraal. Het is niet zo verwereldlijkt als het Westen, al is het gevaar acuut, dat ook India aan de verwereldlijking ten prooi valt.
In het Westen is de saecularisatie tot het einde toe
| |
| |
voortgeschreden. Daarom is bij ons de staat en het geweld van de staat centraal. Vanwege deze saecularisatie is een algemeen beroep op de Bergrede bij ons niet zinvol, daar de Bergrede geheel aan God en het geloof in God is georiënteerd. Daarom kan de Bergrede in het politieke leven bij ons slechts kracht oefenen via stoottroepen, die een geestelijk revolutionair karakter dragen en voor welke de Bergrede werkzaam en actueel wordt in heel het leven, ook het politieke en sociale leven hier en nu.
|
|