De Nieuwe Stem. Jaargang 17(1962)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 456] [p. 456] Rein Bloem Queeste voor tristouse Vervlakt liggen de velden achter ons, kinderlijk kadaster zonder perspectief. Kapten het struikgewas, lieten de weg de weg, wij: baanderheren naar Tintaguel. Eindweegs verder, nog bij verrassing snijdt het kasteel zich uit het hout. Zo staat het voor ogen: vooringenomen, verloren zonder slag of tegenzet. Wij binden onze paarden in, zwijgend, grootmeesters in geen leven maken. Kom veroveraars, hartsvangers klaar, het slot nabij: de dame zal geschaakt. Zonder weerstand sluipen wij binnen, geen beweging in de lusteloze voorhof. De inval wordt ons in de schoot geworpen, maar kou en stilte alleen halen ons in. Zalen, friezen jachttaferelen, kelders van ijs, tot evenbeeld ontbonden leven. Gelijkvloers is niemand, niemand in de verste verte is geen mens. Houden wij ons in de hand, als wanhoop zo onwaardig is, en gaan wij verder. De wenteltrap komt sneller aan het licht dan onze bangste dromen het voorspelden. De burcht te boven, wordt onze opdracht naar hetzelfde rijk der fabelen verwezen: Het meisje met de kleine mouwen, nooit heeft zij in dit leeg domein gespeeld. Hoog van de toren blazen wij de aftocht; de velden, wit en zwart, zweven voor ogen. Vorige Volgende