De Nieuwe Stem. Jaargang 17(1962)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 454] [p. 454] E.J. Spliethoff De meester Zondagmiddag. regen museum. jas af gegeven, zaal in, zaal uit. Zondagmiddag. tot ik de zaal gevonden heb die mij wat zegt. het gaat om ‘een doek’. kenmerkend voor de stijl van negentien-honderd. vrouw in groen, rieten stoel en dit alles tegen violet. een tegemoet treding als uit een fabel. het groen van de jurk is als het groen van de ogen. trouwens, bedroefd of verveeld kijken de ogen. het onwezenlijk groen aandoende, steekt fel af bij het gezicht. de meest sprekende delen van een gezicht zijn de ogen. zij zien de niet grote-zaal in. afvragende ogen. [pagina 455] [p. 455] ze cijferen je weg. ze vragen je, streel me met je levende ogen. ik denk na. maar onderwijl geef ik toe en streel haar. dankbaar maar verveeld. zij is niet mooi. ze wacht en daar kan een vrouw niet tegen. zie nu verder het doek. er is leven. zij is nu gaan staan. volkomen naakt. geen kleding, niets. een mooie volle naakte vrouw. van haar busten straalt verwachting. haar venus is groen. haar benen zijn gesloten. zwervend over het lichaam van deze godin, voel ik een verlangen. ik ga zitten. haar hoofd heeft zij met haar armen omstrengeld. haar handen ineen gebonden. er staat druk op de handen. dan kijkt zij mij aan. haar hoofd omstrengelt. haar intensiviteit is haar trots. daar zit ze weer. rieten stoel. kenmerk van de tijd. het is een houding. want in werkelijkheid is ze naakt en dan leeft ze. dit doek is werkelijkheid. ik herken deze blik, she is still a life. nu heb ik geleerd. deze zittende naakte vrouw. in de wereld is veel verlangen. het grootste verlangen is naar elkaar. in de rieten stoel verwacht zij niemand. naakt staat zij voor de spiegel. ik ben haar spiegelbeeld. wij verlangen beiden. de meester. Vorige Volgende