De Nieuwe Stem. Jaargang 17
(1962)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 378]
| |
ik speel koning Oidipoestederheid heeft mij mijn moeder nooit bewezen
nauwelijks herinner ik mij een kus
maar vóór haar sterven zei ze
dat zij van mij hield
omdat ik op mijn vader leek
| |
op het balkonik spiegel in het water
op de bodem van de omgekeerde emmer
de zon verdampt mij snel tot zink
| |
[pagina 379]
| |
instinctde meeuwen staan
met hun koppen naar de stormwind
ik denk ze omgekeerd
en verwonder mij
dat ik nog armen heb
en benen
| |
buspassagierde mongool
houdt zijn dikke hand
om de leuning van de stoel geklemd
het horloge op zijn pols staat stil
waarom het voor hem op te winden
| |
woordeneen schip op zee
als niemand ooit gehoord had van
een zee
of van een schip
ik schreef
tot iedereen dat schip kon lezen
op deze zee
| |
[pagina 380]
| |
projectieop het vensterglas
loopt een vlieg
over de wolken
| |
bergwandelingonze stappen kraken in de sneeuw
zou ook de bergen iets verbinden
| |
mistde vissersboot vaart in de hemel
nog vliegt een meeuw over hem heen
| |
regenop alles ligt regen
behalve op zee
het regent
ook op de zee
|
|