Nach Razel - sieben kilometer
Maar 't karrespoor door veen en gras
loopt, zegt men, dood in het moeras.
Het kan wel zijn. Ik weet het beter;
er moet een weg naar Razel leiden.
We zien de richting en de naam
wel ergens aan een dwarsweg staan -
en jij moet mee naar Razel rijden.
Tussen Itterbeck en Emlichheim staat op de topografische kaart te midden van uitgestrekte bossen een plaatsje aangeduid dat Razel heet. Als men de aldus gespelde naam, zoals het in die streek officieel behoort (hoewel de mensen er gewoon Twents praten), op zijn Hoogduits uitspreekt, zal men begrijpen dat dit aanleiding kan zijn tot het vervaardigen van een gedicht.
Daarvoor is nòg een reden: Razel is niet te bereiken. Ik heb het meer dan eens geprobeerd. Op zeker wel zes of zeven punten van de uitermate slechte puin- en keiwegen van de Kreis Bentheim - het deel van Twente dat toevallig over de grens is terechtgekomen - staan wegwijzers met NACH RAZEL 5 km of NACH RAZEL 3 km, maar al die zijwegen eindigen al na een paar honderd meter in zompen en moerassen, of er zijn berkjes en gagelstruiken opgeschoten tussen de karresporen, of een overgelopen beek heeft bezit van de Landstrasse genomen.
Het bos, waarin Razel toch wel zal moeten liggen, al kan niemand er blijkbaar in of uit, is uitgestrekt, somber, onoverzichtelijk, en vooral op de tumuslusachtige heuveltjes zeer griezelig: een bos voor Böcklin's eenhoorn uit ‘Schweigen im Walde’, of voor een koffer-